Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Postumus
Postumus (260-269) | ||
Munt met afbeelding van Postumus | ||
Munt met afbeelding van Postumus | ||
Tijdvak | Crisis van de derde eeuw | |
Voorganger | Valerianus I & Gallienus | |
Opvolger | Marcus Aurelius Marius | |
Staatsvorm | Gallische keizerrijk | |
Imperator | 260–269 (enige maanden) | |
Persoonlijke gegevens | ||
Naam bij geboorte | Postumus | |
Naam als keizer | Marcus Cassianius Latinius Postumus | |
Romeinse keizers |
Marcus Cassianius Latinius Postumus (? - 269) was een Romeins keizer van de zomer van 260 tot begin 269. Hij was heerser over het Gallische keizerrijk in oppositie tegen keizer Gallienus en Claudius II 'Gothicus' en dus een usurpator. Postumus wordt door de meeste bronnen over hem beschreven als een goede keizer. Hij wist met succesvolle veldtochten de Germanen buiten te houden en zo de westelijke provincies bij elkaar te houden. Zijn geboorteplaats Deusone zou volgens sommigen het huidige Diessen geweest kunnen zijn.[1]
Leider van het Gallische keizerrijk
Er is niet veel bekend over het vroege leven van Postumus, maar men gelooft dat hij een Bataaf[2] van eenvoudige komaf was, die door eigen bekwaamheid door de rangen van het leger opklom. Uiteindelijk werd hij door keizer Valerianus I in de positie van keizerlijk legaat van Germania Inferior benoemd.[3]
Rond 259 voerde Valerianus I een militaire campagne in het oosten tegen de Perzen, terwijl zijn zoon en mede-keizer Gallienus werd afgeleid door de situatie aan de Donau-grens[4] Bijgevolg liet Gallienus zijn zoon, Saloninus, en militaire bevelhebbers, waaronder Postumus, om de Rijngrens te beschermen.[5] Te midden van de chaos van een invasie door de Alemannen en Franken en aangespoord door het nieuws van de nederlaag en gevangenneming van Valerianus I[4] kwam het leger in Gallië in opstand en riep het Postumus tot keizer uit.[6]
De aanleiding voor deze gebeurtenissen was een overwinning in 260 tegen een Juthungi-leger (de Juthungi waren een Germaans volk, dat toen ten noorden van de Donau leefde) dat met vele gevangenen op de terugweg was van een plundertocht naar Italia, dit hoewel ze door Gallienus bij Mediolanum (Milaan) waren teruggeslagen.[7] Onder het commando van Marcus Simplicinius Genialis verpletterde het Romeinse leger uit Germania Superior eind april 260 de Juthungi in de buurt van het tegenwoordige Augsburg. Hierna ging Postumus er toe overging de buit onder de onder zijn commando staande legioenen te verdelen.[3]
Saloninus eiste op advies van zijn praetoriaanse prefect Silvanus (die eerder samen met Postumus het Romeinse beleid in Gallië had gecoördineerd}, de overdracht van de gerecupereerde Juthungse buit naar zijn residentie in Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen).[5] Woedend over deze eis riepen de troepen Postumus tot keizer uit, waarna men vervolgens overging tot het belegeren en aanvallen van Colonia Claudia Ara Agrippinensium. Hierbij raakten Saloninus en Silvanus ingesloten in de belegerde stad.[3] Na het doorbreken van de muren van de stad, liet Postumus Silvanus en Saloninus vermoorden,[3] hoewel zijn aanhangers later beweerden dat het oorspronkelijke Galliërs waren, die verantwoordelijk waren voor deze moorden.[8] Later richtte Postumus een triomfboog op om deze overwinning te gedenken.
Postumus liet zichzelf op sommige tijdens zijn bewind geslagen munten afbeelden als hersteller van Gallië (Restitutor Galliarum) en de brenger van veiligheid naar de provincies (Salus Provinciarum);[8] Voor 10 december 261 nam hij ook de titel van Germanicus Maximus aan, een titel die hij zichzelf toebedeelde na de succesvolle verdediging van Gallië tegen de Germanen.[5] Zijn voornaamste doelstelling toen hij zich tot keizer liet uitroepen lijkt de restauratie en de verdediging van de Rijngrens en het omliggende gebied te zijn geweest, een taak die hij met kracht ter hand nam. Hierdoor verwierf hij zich de bewondering van een reeks van antieke auteurs, die schreven dat hij veiligheid had hersteld die deze provincies in het verleden hadden genoten.[8] Postumus was zo succesvol in deze taak van het herstellen van de vrede en veiligheid in de provincies, die onder zijn directe controle stonden, dat de munten die hij liet slaan een hoger edelmetaal gehalte bezaten en van een betere kwaliteit waren dan de munten die namens Gallienus werden geslagen.[9] Na vier jaar bezig te zijn geweest de Franken uit Gallië te verdrijven, rekruteerde Postumus Frankische troepen om zijn tegen andere Franken te vechten. Hij verspreidde de door hem ingehuurde Frankische troepen waarschijnlijk over de bestaande Romeinse legereenheden.[10]
Postumus was een legeraanvoerder aan de Rijn toen hij door zijn troepen in de zomer van 260 tot keizer werd benoemd, vanwege onenigheid met Caesar Saloninus en Silvanus, prefect van de Praetoriaanse garde, over verdeling van de buit van een veldtocht. Keizer Gallienus had het veel te druk met een opstand van Macrianus Minor en Quietus in Egypte, zodat er van tegenstand tegen Postumus nauwelijks sprake was. Later dat jaar nam het leger van Postumus Keulen in, waar Silvanus en Saloninus zaten. Beiden werden vermoord. Dit was het begin van het Gallische keizerrijk, dat door de crisis in het Romeinse Rijk uiteindelijk 14 jaar zou bestaan. Het rijk bestond initieel uit Gallië en Germania, en vanaf 261 ook uit Britannia en Hispania.
Postumus werd in Gallië (met uitzondering van de Gallia Narbonensis)[3] en in de twee Germania's en Raetia onmiddellijk als keizer erkend. In 261 erkenden ook Britannia en Hispania hem als keizer. Hij vestigde zijn hoofdstad in Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen). Hier zette hij zoveel mogelijk van de traditionele Romeinse wetgevende en uitvoerende structuren op als hij maar kon.[11] Naast zijn positie als keizer nam Postumus samen met een collega, Honoratianus, onmiddellijk het ambt van consul op zich.[12]
Net zoals zijn keizerlijke voorgangers werd hij benoemd tot de pontifex maximus van de staat.[12] Elk jaar nam hij de tribunale macht aan.[11] Hij stelde een senaat[13] en een praetoriaanse garde in. In lijn met zijn machtsbasis schijnen de belangrijkste leden van Postumus' regering uit het noorden van Gallië afkomstig te zijn geweest. Na zijn aantreden raakte het gehele regeringsapparaat al snel vergalliceerd.[14] Zowel Victorinus als Tetricus I, belangrijke leden uit zijn regering, waren afkomstig uit Noord-Gallië.[14]
Gevechten tegen Gallienus
In 265 was Gallienus de opstand van Postumus zat en probeerde hij tot twee keer toe zonder succes hem te verslaan. De eerste keer dankte Postumus zijn leven aan de onvoorzichtigheid van Gallienus' cavaleriecommandant Aureolus, de tweede keer werd Gallienus getroffen door een pijl en trok hij zich terug. Hierna liet hij Postumus maar begaan, aangezien deze geen bedreiging voor Rome was. Postumus probeerde na 261 nooit meer zijn rijk te vergroten. Overigens beschouwde Postumus het Gallo-Romeinse rijk niet als een onafhankelijk land, maar claimde hij keizer van het hele Romeinse Rijk te zijn.
Tegen het einde van het jaar 265 verkondigden Postumus' munten trots zijn overwinning op Gallienus en de festiviteiten rondom zijn vijfjarig lustrum (quinquennalia) liepen door tot in het volgende jaar.[5] Het bewind van Postumus stond in 267 nauwelijks onder druk, maar een plotselinge verlaging van het percentage edelmetaal in de door hem geslagen munten in 268 laat zien dat Postumus toch met financiële problemen werd geconfronteerd. Blijkbaar waren zijn belastinginkomsten niet toereikend om zijn leger te betalen. Vandaar de defacto devalutie van de munt. Deze maatregelen leidde er toe dat het leger steeds ontevredener werd.[15]
Niettemin kreeg Postumus in 268 een gouden kans in de schoot geworpen toen Aureolus, de generaal van Gallienus, die het bevel over Mediolanum (Milaan) voerde, openlijk van kant verwisselde en zich verbond met Postumus.[16] De stad Mediolanum was van cruciaal belang voor Postumus geweest, als hij een mars op Rome van plan was geweest. Om wat voor reden dan ook gaf Postumus echter geen steun aan Aureolus, toen deze in Mediolanum werd belegerd door Gallienus.[17] Voor het einde van de noordelijke zomer in 268 leidden de gebeurtenissen in Mediolanum tot de moord op Gallienus, de nederlaag van Aureolus, en het bestijgen van de keizerskroon door Claudius II.[18] Het leidde ook tot een opeenvolging van gebeurtenissen, die het einde van het bewind van Postumus in Gallië inluidde.
Opstand van Laelianus, moord op Postumus
Postumus begon zijn vijfde consulaat op 1 januari 269,[5], maar het leger in Germania Superior, dat niet gelukkig was met Postumus' beslissing om geen mars op Rome te ondernemen ter ondersteuning van Aureolus, schaarde zich begin 269 achter een usurpator.[5] De uitverkorene was Laelianus, een van de topmilitairen binnen het bewind en de gouverneur van de provincie Germania Superior. Laelianus werd in Mogontiacum (Mainz) tot keizer uitgeroepen door het lokale garnizoen en de nabij gelegen troepen (Legio XXII Primigenia).[19] Hoewel Postumus in staat bleek om Mogontiacum snel in te nemen en Laelianus te doden, bleek hij niet in staat om zijn eigen troepen in de hand te houden. Omdat hij hen niet toestond om de stad Mogontiacum te plunderen, keerden zij zich tegen hem en doodden hem en zijn zoon.[20]
Na de dood van Postumus verloor het Gallische keizerrijk haar controle over Britannia en Hispania. De rest van het Gallische keizerrijk, Gallia en de twee Germanía's, viel toe aan Marcus Aurelius Marius.[21]
Postumus wordt in de Historia Augusta genoemd als een van de Dertig Tirannen. Traditioneel was men van oordeel dat zijn regering zou zijn begonnen in 259. De moderne wetenschap neigt echter naar de mening dat de zomer of herfst van 260 een meer waarschijnlijker startpunt is van Postumus' keizersschap[5]
Externe link
- (de) Dietmar Kienast (1996): Römische Kaisertabelle, Wiss.: Buchges (Darmstadt.)
- Jona Lendering, Gallische keizerrijk
- Jona Lendering, Postumus
- Michel Polfer, art. Postumus (A.D. 260-269), in DIR (2000).
Vrije mediabestanden over Postumus op Wikimedia Commons
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- (en) Southern, Pat. The Roman Empire from Severus to Constantine, Routledge, 2001
- (en) Potter, David Stone, The Roman Empire at Bay, AD 180-395, Routledge, 2004
- (en) Jones, A.H.M., Martindale, J.R., The Prosopography of the Later Roman Empire, Vol. I: AD260-395, Cambridge University Press, 1971
- (en) Drinkwater, John F., The Gallic empire. Separatism and continuity in the North-Western provinces of the Roman empire A.D. 260–274. Steiner, Stuttgart 1987. ISBN 3-515-04806-5 (Historia Einzelschriften, 52),
- (de) Ingemar König: Die gallischen Usurpatoren von Postumus bis Tetricus. Beck, München 1981. ISBN 3-406-04801-3 (Vestigia, 31)
- (en) Aurelius Victor, Epitome de Caesaribus
- (en) Aurelius Victor, Liber de Caesaribus
- (en) Eutropius, Brevarium, Book 9
- (en) Historia Augusta, Tyranni_XXX*.html The Thirty Tyrants
- (en) Joannes Zonaras, Compendium of History extract: Zonaras: Alexander Severus to Diocletian: 222–284
- (en) Zosimus, Historia Nova
- º Regionaal Archief Tilburg - II. Romeinen in Deusone
- º State, Paul F., A Brief History of the Netherlands, Infobase Publishing, 2008, blz. 8
- ↑ 3,0 3,1 3,2 3,3 3,4 Potter, blz. 257
- ↑ 4,0 4,1 Southern, blz. 79
- ↑ 5,0 5,1 5,2 5,3 5,4 5,5 5,6 Polfer, Postumus
- º Potter, blz. 256; Canduci, blz. 88
- º Potter, blz. 256
- ↑ 8,0 8,1 8,2 Southern, blz. 98
- º Southern, blz. 118
- º Southern, blz. 217
- ↑ 11,0 11,1 Southern, blz. 97
- ↑ 12,0 12,1 Potter, blz. 260
- º Polfer, Postumus; Canduci, blz. 88
- ↑ 14,0 14,1 Potter, blz. 261
- º Polfer, Postumus
- º Potter, blz. 263
- º Southern, blz. 106; Canduci, blz. 89
- º Potter, blz. 264
- º Polfer, Postumus, Potter, blz. 265
- º Polfer, Postumus; Canduci, blz. 89; Aurelius Victor, 33,8; Eutropius 9.9.1
- º Potter, blz. 266