Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Paul van Ostaijen

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Paul Van Ostaijen)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Paul van Ostaijen, bij zijn geboorte geregistreerd als Leopoldus Andreas Van Ostayen[1] (Antwerpen, 22 februari 1896Miavoye-Anthée, 18 maart 1928) was een Vlaams dichter en prozaschrijver.

Biografie

Van Ostaijen werd geboren te Antwerpen op 22 februari 1896 als jongste zoon van Hendrik Pieter van Ostaijen (1852–1932) uit Steenbergen (Nederland) en Maria Catharina Engelen (1853–1923) uit Rekem in (Belgisch) Limburg. Hij had twee broers: Pieter-Floris (1884–1910) en Constant (1887–1928), en een zus: Hubertina (1882–1912).[2][3] Tijdens zijn schooltijd aan het jezuïetencollege kwam hij in contact met de Vlaamse Beweging. Later had hij op het Koninklijk Atheneum contact met een aantal charismatische Vlaamsgezinde leraren, zoals dr. August Borms. In juli 1913 werd hij van school gestuurd nadat hij een Franstalige medeleerling met een stok had afgetuigd.

Een paar maanden later ging hij aan de slag als bediende op het stadhuis van Antwerpen. Veel verdiende hij als klerk niet, maar toch genoeg om met zijn eigen centen het Antwerpse uitgaansleven te gaan verkennen. Al gauw werd hij een bekendheid, en kreeg als bijnaam ’Meneer 1830’, omdat hij als dandy in de mode van die tijd in Antwerpen langs de Meir en de De Keyserlei flaneerde.[bron?]

In maart 1913 vestigde de familie van Ostaijen zich op een landhuis aan de Lintsesteenweg 95 in het toen nog erg landelijke Hove. Vader Henrik Pieter van Ostaijen had zijn goed renderende loodgietersbedrijf stopgezet en ging rentenieren. In deze periode raakte Paul bevriend met Paul Joostens, Floris en Oscar Jespers en met de componist Jef Van Hoof, die toen in het naburige Edegem woonde. In het landhuis schrijft Paul zijn eerste gedichten zoals „Avondlast”, „Ik heb mijn venster” en „Stemming”. Deze worden later opgenomen in zijn eerste dichtbundel. Ook het overbekende kinderversje „Mark groet ’s morgens de dingen” schreef hij waarschijnlijk in Hove. Vanaf zijn eerste publicaties gebruikte hij de vereenvoudigde spelling van R. A. Kollewijn.

Op 4 augustus 1914 begon de Eerste Wereldoorlog en op 28 september volgde de Duitse aanval op Antwerpen. Paul en zijn oudere broer Constant behoorden op 4 oktober tot de laatste groep burgers die van Hove naar Antwerpen vluchtten. Vandaar trok het gezin van Ostaijen verder naar Steenbergen waar ze bij een paar weken bij een oom van Paul logeerden tot ze eind oktober terugkwamen.

Als overtuigd flamingant raakte van Ostaijen betrokken bij het activisme. In november 1917 werd hij veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf omdat hij de franskiljonse kardinaal Mercier had uitgejouwd die naar Antwerpen was gekomen een grote processie te houden. Hij en een aantal vrienden hadden afgesproken om Mercier met boegeroep te onthalen, maar zijn vrienden besloten om Paul een poets te bakken door zich, anders dan afgesproken, stil te houden. Van Ostaijen stond dus als enige te roepen en viel bijgevolg op. Door toedoen van het Duitse bestuur werd de veroordeling omgezet in een voorwaardelijke straf en hoefde hij voorlopig niet de cel in.

Van Ostaijen hielp mee om plannen te smeden voor het oprichten van een ’Vlaamse Rijkswacht’. Toen de Eerste Wereldoorlog eindigde, kregen diegenen die betrokken waren in het activisme, de aanbeveling om zich stil te houden, of – wanneer ze meer op de voorgrond waren getreden met het activisme – het land te verlaten om niet gearresteerd te worden. Van Ostaijen vluchtte met zijn vriendin, Emma Clément, een gescheiden vrouw met een kind, naar Berlijn. Ze gingen er in de Wilhelmstrasse wonen. Naar verluidt zou de latere rijksmaarschalk Hermann Goering in die periode een tijdje in een woning in hetzelfde huis hebben gewoond.[4] In Berlijn kon Paul van Ostaijen voor zijn deur vaststellen hoe hardhandig de Spartakistenoproer werd neergeslagen door de sociaaldemocratische minister Gustav Noske. Observaties als deze leidden ertoe dat hij in een diepe emotionele crisis terechtkwam. Hij ging zijn politieke mening volledig herzien. In Berlijn kwam hij tevens in contact met literatoren en kunstenaars van het dadaïsme en expressionisme. Zijn knappe vriendin Emma viel in dat milieu op en kon aan de slag als mannequin en model. Zij ging steeds verder op in het uitgaansleven. Paul begon toen ook meer proza te schrijven. Rond 1921 schreef hij een filmscenario: De bankroet jazz. Dit werd pas in 1996 voor het eerst uitgegeven. In 2008 werd het door regisseur Leo van Maaren bewerkt tot een speelfilm, met fragmenten uit oud filmmateriaal. Het is „waarschijnlijk het eerste filmscenario dat in de Nederlandse taal is overgeleverd en tegelijkertijd het eerste volwaardig dadaïstische filmscenario ter wereld.”[5]

In 1921 kwam het tot een breuk tussen Paul en Emma. Gezien zijn financiële toestand zag hij zich genoodzaakt om terug naar België te komen. Hij kreeg ’bestuurlijke amnestie’ waardoor zijn gevangenisstraf werd opgeheven. Na het vervullen van zijn dienstplicht in het Duitse Krefeld in 1922 werkte hij even in een drukkerij en publiceerde hij in enkele tijdschriften. Hij ging als kunsthandelaar aan de slag en opende in de Naamsestraat 70 in Brussel de kunstgalerij ’A la vièrge poupine’. Die werd al na een jaar opnieuw gesloten. Hij begon echter te lijden aan tuberculose. Tijdens zijn verblijf in het privésanatorium Le Vallon in het dorpje Miavoye-Anthée in de Ardennen, werkte hij nog samen met Edgar du Perron en Gaston Burssens aan het tijdschrift Avontuur. Op 18 maart 1928 overleed hij in het sanatorium aan de gevolgen van de tuberculose. Aanvankelijk werd hij in dit dorpje begraven, maar later werd hij op aandringen van Burssens herbegraven op het Antwerpse Schoonselhof. Op 8 november 1972 kreeg hij er zijn definitieve rustplaats op het erepark.

Zijn ’zuivere lyriek’ werd postuum uitgegeven onder de titel Nagelaten gedichten.

Dichtbundels

  • Music-Hall (1916)
  • Het Sienjaal (1918) (humanitair expressionisme)
  • Bezette Stad (1921) (typografisch expressionisme)
  • Feesten van Angst en Pijn (geschreven 1921, postuum gepubliceerd) (kalligrafisch expressionisme)
  • Het eerste boek van Schmoll (1928) (’poésie pure’) (nooit uitgegeven)
  • Nagelaten gedichten (1928) (organisch expressionisme) met o.a. Melopee

Andere publicaties

  • De bankroet jazz (geschreven rond 1921, postuum gepubliceerd, filmscenario)
  • De trust der vaderlandsliefde (1925, grotesken)
  • Gebruiksaanwijzing der lyriek (poëticale lezing, 1926)
  • Het bordeel van Ika Loch (1926, grotesken)
  • Vogelvrij (1928, grotesken)
  • De bende van de stronk (1932, grotesken)

Citaten

„Poëzie = woordkunst. Poëzie is niet: gedachte, geest, fraaie zinnen, is noch doctoraal, noch dada. Zij is eenvoudig een in het metafysiese geankerd spel met woorden.”'Verzameld werk, deel IV, p. 338</ref>
„Dichtkunst mededeling van gedachten! Waarom niet: dichtkunst een berijmde moraalkodeks! Een timmerman moet een goede tafel maken. Niet een zedelike tafel, niet een … ethiese tafel. Zo de dichter.”[6]
„Ik ben twee-en-dertig haast en ben nog niet getrouwd. Zal ik dan op alle punten een toonbeeld moeten zijn van de integriteit eens kunstenaars? Zal ik dan in alle vakken van de kunst de eerste prijs halen?”Brief aan E. du Perron, 13 november 1927, gepubliceerd in Brieven uit Miavoye, p. 29</ref>
„Bezette Stad was een vergif, als tegengif gebruikt. Het nihilisme van Bezette Stad kureerde mij van een oneerlikheid, die ik eerlikheid waande, en van buitenlyriese hoge-borst-zetterij. Daarna werd ik een doodgewoon dichter, dit is iemand die gedichtjes maakt voor zijn plezier, zoals een duivenmelker duiven houdt. Ik maak geen aanspraak op de medalje van burgerdeugd.”[7]

Erkenningen

  • Weinig dichters kregen na hun dood een zo opmerkelijke belangstelling als Paul van Ostaijen. De bekende van Ostaijen-kenner, wijlen dr. Gerrit Borgers zei ooit, naar aanleiding van het feit dat van Ostaijen drie keer werd begraven: „Hoe meer hij begraven werd, hoe meer zijn werk tot leven kwam”.
  • 1996, honderd jaar na de geboorte van Paul van Ostaijen, werd uitgeroepen tot het Van Ostaijenjaar. Naar aanleiding daarvan maakte de Vlaamse beeldhouwer Wilfried Pas maakte een bronzen beeld van de dichter, dat sindsdien staat opgesteld op een pleintje aan de Minderbroedersrui en de Pottenbrug in de binnenstad van Antwerpen. De beeldhouwer wou vooral de vitaliteit van de dichter uitdrukken: het beeld van een dichter op zijn qui-vive.
  • In 2005 raakte hij op de 50e plaats in de uitslag van het VRT-televisieprogramma De Grootste Belg.
  • In de gemeente Hove kreeg een straat de naam Paul Van Ostaijenlaan. Er zijn drie kleine monumentjes: een VTB-gedenkplaat aan de woning aan de Lintsesteenweg 95 (villa Jeanne), een VTB-gedenkplaat met het gedicht „Mark groet ’s morgens de dingen” in de bibliotheek van Cultureel centrum ’De Markgraaf’ in de Kapelstraat 8 en een gedenkplaat van de vzw ’Culturele kring Paul van Ostaijen’ in de voortuin van het Regina Pacisinstituut-basisschool 2, aan de Jozef Mattheessensstraat 62 Hove. In september 2011 koos het gemeentebestuur van Hove bovendien als gemeentelijke slogan „Want het dorp is een wereld”, een citaat uit Paul van Ostaijens nooit gepubliceerde biografische roman Het landhuis in het dorp. In 1983 had de Hovese Kulturele Kring Paul van Ostaijen vzw, o.l.v. Luciana De Potter en Jef Meulepas reeds een gemeentelijke jaarkalender uitgebracht met dit citaat.
  • In België is er nog een Paul Van Ostaijenlaan in Antwerpen-Linkeroever, in Lint, in Leuven-Heverlee en in Vlissegem; een Paul Van Ostaijenstraat in Wevelgem-Gullegem (West-Vlaanderen), in Zele (Oost-Vlaanderen), een Paul van Ostaeyenstraat in Beveren-Waas, en een Paul van Ostaijenvoetweg in Zemst (Vlaams-Brabant). In Nederland is er een Paul van Ostaijenstraat en een Paul van Ostaijensingel in Rotterdam, een Paul van Ostaijenlaan in Amstelveen en in Berkel en Rodenrijs (Zuid-Holland) en een Paul van Ostayenstraat in Dongen (Noord-Brabant), in Landgraaf (Limburg) en in Wageningen (Gelderland).

Literatuur

  • Paul van Ostaijen. BZZLLETIN 66, mei 1979.
  • Gerrit Borgers, Kroniek van Paul van Ostaijen 1896–1928, Uitgeverij Scheltens & Giltay, Den Haag; Uitgeverij Orion, Brugge, 1975, 154 blz., ISBN 90 264 3526 6

Links

Noten

rel=nofollow
rel=nofollow
 
rel=nofollow