Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Patroon (munitie)
Een eenheidspatroon oftewel patroon van een vuurwapen omvat alles wat nodig is om een schot te lossen: de kogel, de kruitlading, het slaghoedje en de omringende huls. De huls geeft aan de patroon zijn typische vorm, en is meestal gemaakt van messing, soms van staal, aluminium of kunststof; messing heeft de voorkeur omdat het elastischer is dan staal. Sedert de Eerste Wereldoorlog worden hulzen van militaire munitie soms van staal gemaakt omdat messing vele andere toepassingen heeft, schaarser en dus ook duurder is.
Een patroon met vele kleine kogeltjes wordt hagelpatroon genoemd en is vrijwel uitsluitend in gebruik bij de jacht op klein wild.
Losse patronen oftewel "losse flodders" zijn oefenpatronen met kruit en zonder kogel.
Exercitiepatronen hebben geen slaghoedje en geen kruitlading; ze dienen om de werking van een vuurwapen te leren kennen.
Voordat patronen bestonden moesten de benodigdheden voor het schot apart in het vuurwapen worden geladen, en werd het kruit ontstoken door een brandende lont, door de vonk van een vuursteen op staal of door de vlam van een los slaghoedje. Bij de zeer grote kalibers van bijv. scheepskanons en artillerie wordt overigens nog steeds van losse granaten en kruit gebruikgemaakt, hoewel het kruit in kardoezen (zakken) zit zodat het niet los geladen hoeft te worden.
Werking
Om een patroon af te vuren, moet hij zich in een vuurwapen bevinden. In het wapen bevindt zich de zogenaamde kamer: in feite een stuk van de loop dat groot genoeg is om de hele patroon te bevatten. De achterkant van de kamer wordt afgesloten door de afsluiter of de grendel van het wapen. Wanneer de trekker van een wapen wordt overgehaald, wordt het inwendige mechanisme van het wapen in werking gesteld waardoor de slagpin (die meestal in de afsluiter zit) inslaat op het slaghoedje achterin de patroon. Dit doet de inhoud van dat slaghoedje, een schokgevoelige initiator (bv. een slagsas, loodazide of kwikfulminaat), exploderen, waarna deze de kruitlading in de huls ontsteekt. Hierdoor ontstaat er binnen de patroonhuls een zeer hoge druk. Deze druk duwt de kogel uit de huls, en de kogel komt in de loop terecht. De functie van de huls is nu om de achterkant van de loop af te dichten: de huls zet vanwege de druk uit tegen de zijkanten van de kamer, waardoor wordt voorkomen dat de kruitgassen achterlangs de loop uit kunnen, zodat alle druk ten goede komt aan de snelheid van de kogel.
Wanneer de kogel de loop verlaat via de monding van het vuurwapen, valt de druk weg. Omdat de huls is gemaakt is van een relatief elastisch metaal, keert de huls weer grotendeels terug naar zijn originele vorm en klemt dus niet meer tegen de wand van de kamer. Hierdoor kan de huls makkelijk uit de kamer getrokken en uit het wapen geworpen worden. Hiervoor zijn verschillende mechanismen, maar bijna allemaal maken ze gebruik van een haak aan de afsluiter die achter de rand aan de voet van de huls pakt. Wanneer de afsluiter achteruit beweegt, zal hij de huls meetrekken. Hoe dit alles precies werkt hangt af van het mechanisme van het wapen, en is niet afhankelijk van de patroon. Bij pistoolmitrailleurs zoals de UZI wordt een deel van de energie van de ontploffing gebruikt om een zwaar blok naar achter te bewegen, dat daarna de huls uitwerpt, en bij het (door een veer gestuwd) weer naar voren bewegen een nieuwe patroon in de loop duwt. Andere mechanismen maken gebruik van uit de loop afgetapte gasdruk voor het uitwerpen en herladen, b.v. de AK-47, M16, FAL, Minimi, Diemaco
Althans, dit is de theorie — afhankelijk van het ontwerp van het wapen en de huls is er kans dat de huls blijft klemmen in de kamer waardoor de schutter zich meer moeite moet getroosten om hem eruit te krijgen. Wat ook mogelijk is, bijvoorbeeld als gevolg van slechte fabricage of een klemmende huls, is dat de bodem van de huls afscheurt. In zo'n geval blijft het grootste deel in de kamer zitten, maar de schutter heeft dit niet door: probeert hij een nieuwe patroon te laden dan zal deze helemaal klem komen te zitten in de resten van de vorige, en het wapen onbruikbaar zijn tot er tijd is voor onderhoud. Dit is voor sportschutters en in vredestijd vooral een irritatie, maar in oorlogstijd kan het een soldaat het leven kosten.
Patroonaanduidingen
Er bestaan talloze (vele honderden) soorten patronen op basis van het kaliber van de kogel, de lengte, het gewicht, en het slaghoedmechanisme. Om deze uit elkaar te houden worden verschillende systemen gebruikt. De meest gangbare methode is om de diameter van de kogel (eigenlijk van de loop van het wapen) aan te geven, in millimeters of inches; Europese en moderne militaire kalibers worden over het algemeen in millimeters gerekend, Amerikaanse en Britse in inches. Kalibers die door zowel militairen als sportschutters of jagers gebruikt worden, zijn vaak onder verschillende namen bekend terwijl het om dezelfde patroon gaat. Hierbij moet dan ook nog eens opgemerkt worden dat deze twee systemen niet altijd precies naar elkaar om te rekenen zijn: wat in militaire kringen een 5,56 mm patroon heet, is bij sportschutters bekend als .223—maar 0,223 inch is 5,66 mm, niet 5,56. Dit komt deels omdat in Amerika het kaliber gemeten wordt tussen de trekken (groeven) van de loop, maar in Europa tussen de velden (de stukken tussen de trekken).
Omdat er veel patronen zijn met dezelfde diameter kogel, wordt in de metrieke aanduiding vaak ook de hulslengte vermeld, na een ×-teken. Dit is dus niet de volledige lengte van een patroon, maar alleen van de huls. 5,56×45 mm geeft bijvoorbeeld aan dat de huls van de 5,56 mm patroon 45 mm lang is.
Ook worden soms letters toegevoegd om het soort rand aan de huls aan te geven (de rand is het uitstekende deel aan de voet van de huls, waar de haak van de afsluiter aan grijpt om de huls uit de kamer te kunnen trekken). Hier worden grofweg drie soorten onderscheiden: met rand, randloos, en met een halve rand. In het Engels heten deze rimmed (R), rimless en semi-rimless (SR); er is geen afkorting voor randloze patronen. Het verschil is dat bij een patroon met rand, deze rand buiten het lichaam van de huls steekt — met andere woorden: de rand heeft een grotere diameter dan de huls zelf. Bij een randloze huls is er (in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden) wel een rand, maar deze heeft dezelfde diameter als de huls; de rand wordt eigenlijk gevormd door de groef die er net boven zit. Hulzen met een halve rand zitten tussen de andere twee in: de rand heeft een grotere diameter dan de rest van de huls, maar er is ook een groef net boven de rand.
Overige voorbeelden van patroonaanduidingen duiden bijvoorbeeld de gebruikte hoeveelheid kruit aan. Bijvoorbeeld de 45-70 Govt. Hierbij geeft het eerste deel de diameter van de kogel aan (.45") en het tweede deel de hoeveelheid kruit in de patroon (70 Grains). Dit geldt niet voor de 30-06, hierbij staat het eerste getal wel voor de kogeldiameter (.30") maar het tweede deel duidt het jaar aan waarin het leger de patroon in gebruik heeft genomen (1906).
Dan is er nog het verschil tussen rechte hulzen en hulzen met flessehals. Rechte hulzen hebben een vrijwel constante diameter; bij de mond zijn ze (bijna) net zo dik als net boven de rand. Hulzen met flessenhals worden daarentegen een eindje voor de opening opeens beduidend smaller; de reden is dat er dan meer kruit in kan zonder het kaliber van de kogel te hoeven vergroten. Hulzen voor pistolen zijn meestal recht, terwijl die voor geweren, mitrailleurs en geschut meestal een flessenhals hebben.
Voorbeelden van patronen
Losse flodders
Een patroon zonder een kogel (dus enkel met een kruitlading) wordt meestal "losse patroon" of "losse flodder" genoemd (in het Engels blank, wat letterlijk "blanco" betekent). Om te voorkomen dat het kruit uit de losse patroon valt wordt die dichtgemaakt door hem toe te knijpen of door een afdekking van licht materiaal (meestal plastic) in de huls te plaatsen; beide breken open bij het lossen van het schot zodat de ontstane gassen van het verbrande kruit kunnen ontsnappen. Omdat er bij sommige losse patronen bij het afschieten toch deeltjes uit de loop kunnen komen moet ook hiermee voorzichtig worden omgegaan. Deze munitie wordt vooral gebruikt bij militaire oefeningen, en wapens die ermee moeten vuren worden meestal voorzien van een rode of gele dop op het uiteinde van de loop. Deze zorgt ervoor dat de gasdruk niet te snel wegvalt, omdat anders het wapen zichzelf niet herlaadt.
Literatuur
- Patronen, by J. Lenselink, H.E. Wanting and W.D. de Hek (Delfia Press BV, Rijswijk 1983).
- Small and Medium Caliber Military Cartridges, by J. Lenselink and W.D. de Hek (Delfia Press BV, Rijswijk 1986).
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Pistol and rifle cartridges op Wikimedia Commons.