Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Munt (betaalmiddel)
Een munt (als collectivum : kleingeld oftewel muntgeld) is een stuk materie, meestal metaal, dat als geld gebruikt wordt, meestal in de vorm van ronde platte schijfjes. De waarde van een munt wordt vaak door een overheid of andere uitgevende instantie vastgesteld. Munten hebben meestal een lagere waarde dan bankbiljetten. Meestal staat op een munt de naam van het uitgevende land of instantie, de denominatie, een jaartal en een aantal symbolen. Op al deze karakteristieken van munten bestaat een aantal uitzonderingen.
Voor zover bekend zijn de eerste munten rond 634 v.Chr. gemaakt (niet geslagen) in Sardes, de hoofdstad van Lydië (Een koninkrijk uit de oudheid gelegen in Klein-Azië). Ze waren gemaakt van elektrum, een natuurlijke legering van goud en zilver. De eerste munten waren ovale 'boontjes' met een gegraveerde afbeelding.
Productietechniek
Munten worden geslagen volgens een muntproductieproces.
Er zijn drie onafhankelijke munttradities in de wereld:
- De Chinese traditie begon in de tijd van de Strijdende Staten of wellicht wat eerder. In China werden munten gegoten en vaak van een gat in het midden voorzien. Door dat gat werd een touw geregen. Chinese munten werden vaak per streng verhandeld, vanwege de geringe waarde van de individuele munten. De aantallen munten per streng varieerden. Tot in het begin van de 20e eeuw verwisselde Chinees muntgeld op deze wijze van eigenaar.
- De Indische traditie goot staven van een metaal, waarvan plakjes werden gesneden die van van inkepingen werden voorzien.
- De westerse traditie komt waarschijnlijk uit Klein-Azië. In het westen werden (en worden) munten geslagen. Een plakje metaal wordt in een matrijs gebracht en onder hoge druk wordt een afbeelding daarin geperst (geslagen).
Metaalgebruik
Historisch werd er vooral gebruikgemaakt van twee metalen: zilver en goud, beide gelegeerd met grotere of kleinere hoeveelheden koper. Anders dan nu kwam de intrinsieke waarde van het edelmetaal in de munt in de buurt van de nominale waarde ervan. Eeuwenlang is er gezocht naar een formule om de waarde van een bepaalde hoeveelheid goud in die van een bepaalde hoeveelheid zilver of koper uit te drukken. Het probleem was daarbij altijd dat de relatieve hoeveelheid van de metalen die in omloop was sterk afhing van de hoeveelheid die uit mijnen gedolven kon worden. In het Oude Egypte bijvoorbeeld is er een tijd geweest waarin zilver meer waard was dan goud, eenvoudig omdat er in het land wel goud- maar geen zilvermijnen waren.
Hoewel koperen munten een rol speelden bij de Romeinen brak het gebruik van koper kleingeld pas door in de 17e eeuw. Alleen in Zweden, waar de rijkste kopermijn ter wereld was, heeft koper een hoofdrol gespeeld in het muntwezen. In de late 19e eeuw werd koper vervangen door brons, hoewel in de Franse Revolutie al munten van klokkenbrons werden gemaakt. Rond 1880 werden de kleinste zilveren munten te klein voor dagelijks gebruik, terwijl een bronzen vervanging te groot zou zijn geworden. Dit probleem werd opgelost met koper-nikkelen munten. Omdat deze legering een kleur heeft die lijkt op zilver kregen munten van koper-nikkel vaak een radicaal ander voorkomen: vierkant, dubbele dikte of met een gat. België gebruikte als eerste een koper-nikkelen munt met centraal gat, een voorbeeld dat door Frankrijk werd gevolgd. In Nederland kreeg de eerste koper-nikkelen munt, een stuiver, de naam avondkwartje, omdat hij bij slecht licht voor een kwartje aangezien kon worden.
In de Napoleontische Oorlogen kwam langzamerhand een beweging tot stand waarbij gouden munten werden vervangen door papiergeld en alleen nog gebruikt werden in tijden van onrust en angst voor inflatie. De Eerste Wereldoorlog betekende het einde van de gouden standaard en het einde van het gebruik van gouden munten. In deze tijd kwam het gebruik van oorlogsmunten op, geslagen van goedkope metalen als zink en aluminium. Goedkope metalen worden nog steeds gebruikt in landen waar de inflatie hoog is of de prijzen laag zijn. Rond 1960-1970 ging de prijs van zilver sterk omhoog, wat het einde van het gebruik van zilveren munten betekende. Moderne muntmetalen zijn vaak ingewikkelde legeringen, die goed te verwerken zijn in het aanmuntingsproces en lang meegaan in de omloop.
Waarde en omloop
Bij de Grieken is de waarde van een munt eenvoudig de waarde van de hoeveelheid metaal waaruit hij bestond, geweest. De bewerking deed niet anders dan garanderen dat de munt inderdaad een zeker gewicht aan het betrokken metaal bevatte, zodat weging en controle van het gehalte niet nodig was. De Romeinen tarifeerden hun munten al: de waarde van de munt werd door de overheid bepaald. Het tarief lag boven de metaalwaarde van de munt. Het verschil tussen de metaalwaarde en het tarief, de sleischat, vormde een soort belasting op gemunt geld, waarmee onder meer het aanmuntingsproces werd gefinancierd. Het tarief hield verband met de metaalwaarde: een te lage sleischat betekende een gederfd inkomen. Een te hoog tarief maakte de munt impopulair of onacceptabel.
Om de sleischat te vergroten werden munten vaak uitgegeven met als doel een bepaalde markt te veroveren of te behouden. Zo waren grote Nederlandse zilvermunten niet bestemd om in Nederland te circuleren, maar voor de export naar Scandinavië, de Levant en Oost-Azië. Nederlands goud was populair in Polen en Rusland. In Nederland hebben daarentegen grote zilveren munten uit de Zuidelijke Nederlanden gecirculeerd. De munt met het grootste omloopgebied was ongetwijfeld de Spaanse 8 reales, die peso of dollar werd genoemd en eeuwenlang het internationale handelsverkeer heeft beheerst.
In onze tijd wordt de waarde van een munt niet mede door de metaalinhoud bepaald. Zoals het papier waaruit een bankbiljet bestaat slechts een fractie van de waarde van het biljet bedraagt, is het metaal in een euro nog geen euro waard. Het omgekeerde is trouwens ook mogelijk: het is wel gebeurd dat kleine muntjes uit de omloop gehaald werden omdat de hoeveelheid koper of zilver meer waard was dan de nominale waarde van de munt. Ons geldsysteem is niet meer gebaseerd op een gouden standaard (of zilveren standaard of koperen standaard). Ons geld is "fiduciair geld", dat wil zeggen geld dat zijn waarde ontleent aan het vertrouwen dat we er goederen en diensten mee kunnen kopen, waarbij de centrale banken tot taak hebben ervoor te zorgen dat de geldhoeveelheid die in omloop is niet te veel uit de pas loopt met de producten en diensten die wij met zijn allen leveren.
Muntverslechtering
De versieringen of teksten (randschriften) die nog steeds op de rand van munten voorkomen waren een middel om het snoeien van munten te voorkomen. Bij deze praktijk werd een randje van de munt afgehaald, zodat men er wat goud of zilver afhaalde, en vervolgens de munt (die nu dus minder woog) gewoon weer in omloop bracht. In de middeleeuwen werd als wapen tegen snoeiers een cirkel op de munt aangebracht, waar binnen een kruis of afbeelding stond en waar buiten een tekst stond. De regel was dat de munt nog acceptabel was zolang de hele cirkel nog te zien was. Pas toen de munten dik genoeg werden uitgevoerd voor een omschrift werd de snoeier verslagen. Een sprekend randschrift op een Engelse munt is DECVS ET TVTAMEN, een versiering en een waarborg.
Een andere manier om metaal uit munten te winnen was 'zweten'. Munten werden daarvoor los over een harde zeef heen en weer geslingerd. Hierdoor werd het slijtageproces geïmiteerd, maar de zweter kon het gesleten goudstof of zilverstof opvangen. Deze methode is nog heel lang in Azië gebruikt. De zweter is uiteindelijk verslagen door het gebruik van hardere en goedkopere metalen.
De muntheren zelf werkten ook mee aan muntverslechtering. Zij brachten geregeld munten uit die er hetzelfde uitzagen als hun voorgangers, maar een lager gehalte edel metaal hadden. Soms was de reden concurrentie met munten die al door een andere muntheer verslechterd waren, soms diende de muntverslechtering om de sleischat te verhogen, waarmee een oorlog mede gefinancierd kon worden. Een voorbeeld van concurrerende muntverslechtering is de Nederlandse schelling van na het jaar 1672. In dat jaar, dat in de Nederlandse geschiedschrijving bekend staat als het rampjaar, begon de Hollandse Oorlog en werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen. De oorlog vernielde de discipline onder de Nederlandse munthuizen, zodat ze elkaar gingen beconcurreren. Onder Hendrik VIII van Engeland volgden de muntverslechteringen elkaar op. Het gehalte aan koper werd zo hoog dat het koper al snel aan de oppervlakte verscheen, het eerst op de neus van het portret van de koning. Die kreeg daarom de bijnaam old coppernose (oude koperneus).
Numismatiek
De studie van munten (muntkunde of numismatiek) is niet alleen een hobby die velen boeit en een onderwerp van financiële speculatie voor sommigen. Het is ook een belangrijke hulpwetenschap voor historici. Vaak is de numismatiek een brug die de vondsten van de archeologen verbindt met de geschiedschrijving, aangezien men door de gedateerde munten uitsluitsel kan geven over de tijdsperiode van de andere overblijfselen. Soms zijn munten de enige informatiebron over de lengte van de regeringsperiode van bepaalde heersers. Munten kunnen uitingen zijn van politieke propaganda, kunst en metallurgie en inzicht geven in economische en financiële geschiedenis,
Zie ook
- Lijst van oude muntsoorten in de Lage Landen
- Sieradengoud
- Papiergeld
- Munt, andere betekenissen van het woord "munt" (doorverwijzing).
Vrije mediabestanden over Coins op Wikimedia Commons
{{commons|Euro}