Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Landschap

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Landschapsecologie)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Landschap kan worden benaderd als „object, als sociaal construct en als stelsel van persoonlijke waarden, maar bovenal is het de leefomgeving van mensen”.[1] In de literatuur treffen we tal van verschillende definities van ’landschap’ aan, zoals:

  • het „totaalbeeld dat de aan de aardoppervlakte waarneembare verschijnselen te zien geven” [2]: het landschap als beeld.
  • een „gebied zoals dat door mensen wordt waargenomen en waarvan het karakter bepaald wordt door natuurlijke en/of menselijke factoren en de interactie daartussen”:[3] het landschap als gebied.
  • een „complex van relatiestelsels, tezamen een herkenbaar deel van het terrestrisch aardoppervlak vormend, dat gemaakt is en in stand wordt gehouden door de wisselwerkingen van levende en niet-levende natuur, inclusief de mens” [4]: het landschap als systeem.

Het landschap is object van studie in verschillende wetenschappelijke disciplines, zoals de (fysische) geografie, landschapsecologie, landschapskunde, landschapsarchitectuur, planologie, etc.

Het begrip landschap wordt ook nog in verschillende andere betekenissen gebruikt, zoals:

  • een schilderij dat een landschap verbeeldt;
  • een organisatie die een bepaald gebied bestuurt.

Het Nederlandse landschap mag zich in een brede publieke belangstelling verheugen. Er zijn tientallen publicaties aan gewijd en veel verschillende organisaties houden zich met beheer en bescherming van het Nederlandse landschap bezig.

Verschillende definities van ’landschap’

Het landschap als beeld

Dr. H. A. Visscher, fysisch geograaf en kenner van het Nederlandse landschap, definieert landschap als „het totaalbeeld dat de aan de aardoppervlakte waarneembare verschijnselen te zien geven”. [2] De kenmerken van het landschap worden in de allereerste plaats bepaald door ’natuurlijke processen’: de natuurlijke gesteldheid van het landschap. Onder invloed van menselijk optreden verandert het landschap sterk van karakter (een bekend voorbeeld daarvan is het ontstaan en voortbestaan van heidelandschap). Dit wordt de cultuurlijke gesteldheid van het landschap genoemd.

De eerste indeling van landschappen is dan die in:

  • natuurlandschap: het landschap waarin sprake is van geen of weinig menselijke invloed.
  • cultuurlandschap: landschap waarbij dominante sporen van menselijke activiteit zijn waar te nemen.

Lenders c.s. spreken van een ’waarneembaar complex’ en van het visuele landschap, dat ontworpen wordt door de landschapsarchitect.[5]

Het landschap als gebied

De Raad van Europa definieert het begrip ’landschap’ als: „een gebied zoals dat door mensen wordt waargenomen en waarvan het karakter bepaald wordt door natuurlijke en/of menselijke factoren en de interactie daartussen”.[3]

De definitie volgens de Europese Landschapsconventie luidt volgens prof. dr. J. H. F. Bloemers (UvA): „Landschap is een gebied, zoals door mensen waargenomen, waarvan het karakter bepaald wordt door de actie en interactie van natuurlijke en menselijke factoren”.[6]

Het landschap als systeem

In de Atlas van Nederland[7] wordt opgemerkt dat al in de 17e eeuw de opvatting van landschap als regio, gebied, voorkwam, maar dat men tegenwoordig landschap ook ziet als systeem. „Legt men daarbij de nadruk op de daarin optredende materiaal- en energiehuishouding, dan is de beschouwingswijze geocentrisch. Ziet men het landschap als leefmilieu van levensgemeenschappen, dan is deze biocentrisch. En ze is antropocentrisch als men het landschap beziet als leefmilieu van de mens.” Uitdrukkelijk wordt gesteld dat „voor een goed landschapsbegrip (...) de schaal van beschouwing van belang (is). De omlijning van landschappen berust op terreinbestanddelen die topografisch karteerbaar zijn, vooral op een schaal tussen 1:5.000 en 1:50.000. Door samenvoeging tot grotere eenheden kunnen landschappen echter ook op kleinere schaal worden weergegeven.” In dit verband wordt naar het werk van Vincent van Gogh verwezen, een „schilder met een diep inzicht in het landschap”, die bijvoorbeeld in 1888 van La Crau bij de Rhônedelta een „objectief-geografische weergave” tekende met landschapsbestanddelen die ook op topografische kaarten worden gehanteerd.

Van Gogh noemt als kenmerken van het landschap „oneindigheid en eeuwigheid”. Het landschap is een continuüm „dat zich voordoet op alle continenten van kust tot kust. Natuurlandschappen geven vaak de indruk van ’eeuwigheid’, doordat ze eeuwenlang ’onveranderd’ kunnen voortbestaan, ondanks het onafgebroken proces van opbouw en afbraak. Ook cultuurlandschappen konden, dankzij tradities, eeuwenlang nagenoeg onveranderd blijven, maar door het allengs toegenomen ingrijpen van de mens werd verandering eerder regel dan uitzondering. Het landschap zoals wij dat thans kennen, is van dit alles het resultaat, maar niet het uiteindelijke. Immers, afbraak en opbouw blijven elkaar afwisselen.”

De vier werkingssferen die in meer of mindere mate het (huidige Nederlandse) landschap bepalen zijn volgens de Atlas: de atmosfeer, de lithosfeer, de hydrosfeer en de biosfeer. „Ze zijn nauw met elkaar en met de werkingssfeer van de mens verbonden. Ook de bodem wordt wel als een werkingssfeer, 'pedosfeer', aangeduid. Er is sprake van een zekere rangorde van (on-)afhankelijkheid”[8] en van de mate waarin de mens deze sferen kan beïnvloeden.

Schroevers definieert in dit verband een landschap als „een relatiestelsel dat is ontstaan en in stand gehouden door een samenstel der werkingssferen en dat een door zijn uiterlijke verschijningsvorm te onderscheiden deel van de terrestrische ruimte is”.[9]

Op een bepaalde plaats vormen de genoemde componenten van het landschap „een functionele eenheid, een relatiestelsel. In de ecologie (...) worden deze eenheden ecosystemen genoemd. Voor concrete ruimtelijk afgrensbare ecosystemen die op landschapsschaal zijn te onderscheiden, wordt wel de term ecotoop of landschapselement gebruikt.

Het landschap is nu te beschouwen als een geografische eenheid die bestaat uit een complex van ecotopen, waartussen velerlei relaties bestaan en die samen ook een functionele eenheid vormen. Zo is het landschap op zijn beurt een ecologisch systeem van grotere omvang”.[10]

Het landschap als patroon

Een vierde manier om het landschap te definiëren is om het op te vatten „als een patroon dat het resultaat is van een bepaalde landschapsgenese. Wanneer in deze situatie sprake is van een historische invloed van de mens op die genese, komt de cultuurhistorische benadering van het landschap in beeld.”[5]

Wetenschappelijke belangstelling voor het landschap

(Fysische) geografie

Berendsen [11] stelt dat het studieobject van de fysische geografie het landschap is, en de factoren die in dit landschap van betekenis zijn. Alhoewel er (in Nederland) sprake is van een cultuurlandschap spelen fysische factoren nog steeds een belangrijke rol. In het verleden kwam het nogal eens voor dat bij de inrichting van het cultuurlandschap de natuurlijke omstandigheden werden genegeerd. Dat heeft op sommige plaatsen geleid tot het verloren gaan van eeuwenoude cultuurlandschappen en tot buitengewoon saaie landschappen. Bovendien waren de kosten vaak aanzienlijk groter dan wanneer gekozen zou zijn voor een aanpassing aan de natuur, waarbij zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de verschillen die al in het landschap aanwezig zijn.

Berendsen stelt dat in de fysische geografie de term landschap doorgaans wordt gebruikt om de totaliteit van een gebied aan te duiden, zoals die bepaald wordt door de onderlinge samenhangen tussen de landschapsfactoren gesteente, reliëf, klimaat, bodem, water, lucht, planten, dieren en mensen. Hij definieert vervolgens een landschap als:

„een deel van het aardoppervlak, dat functioneert als een geïntegreerd geheel, waarbinnen statische zowel als dynamische evenwichten zich voordoen tussen de componenten die het landschap vormen. Het landschap is het resultaat van een ontwikkelingsgang (een genetische successiereeks) en het heeft zijn uiterlijke verschijning in het landschapsbeeld (datgene dat men ziet aan patronen, vormen, ruimten en proporties; de fysiognomie).”
Terwijl in de Atlas van Nederland het belang van de schaal wordt benadrukt, stelt Berendsen dat „landschap (...) een schaalloos begrip (is), een ruimtelijke eenheid, gekenmerkt door:
  • een bepaald uiterlijk (de fysiognomie);
  • een bepaalde structuur (patroon, sequentie), bijvoorbeeld een bepaalde opeenvolging van bodemtypen van hoog naar laag;
  • een bepaalde dynamiek (in een landschap met veel dynamiek verandert veel);
  • een bepaalde ontwikkeling (genetische successie);
  • een interne samenhang tussen de landschapsfactoren.”

Het landschap wordt gevormd door een complex van geofactoren, die elkaar onderling (kunnen) beïnvloeden [12]:

  • gesteente – het studieterrein van de geologie;
  • reliëf – het studieterrein van de geomorfologie;
  • klimaat en lucht – het studieterrein van de klimatologie;
  • bodem – het studieterrein van de bodemkunde;
  • water – het studieterrein van de hydrologie;
  • planten- en dierenwereld – het studieterrein van de biologie;

en tenslotte de

  • mens – (in dit verband) het studieterrein van de sociale geografie.

Berendsen[13] onderscheidt behalve de reeds genoemde

  • cultuurlandschappen, waarin flora en vegetatie door de mens bepaald zijn,

en

  • natuurlandschappen, waarin flora en vegetatie geheel door de natuurlijke milieudynamiek zijn bepaald (In Nederland lijken de wadden en stranden nog het meest natuurlijk, maar voor echte voorbeelden moeten we bijvoorbeeld naar Alaska)

ook nog:

  • half-natuurlijke landschappen, waarin de flora spontaan is opgekomen, maar het vegetatiebeeld door de mens is bepaald. Voorbeeld: het heidelandschap;
  • bijna natuurlijke landschappen, waarin de flora geheel of grotendeels spontaan is, en de vegetatie wel door de mens wordt beïnvloed, maar toch overeenkomt met die onder natuurlijke omstandigheden. Voorbeelden: kwelders, zandverstuivingen.

Landschapsecologie

We kunnen, zoals hierboven is aangegeven, het landschap opvatten als een samenhangend geheel van ecotopen, en aldus het landschap zelf weer als een ecologisch systeem van grotere omvang opvatten. Dat geldt niet alleen voor natuurlijke landschappen, maar ook voor stedelijke gebieden, oppervlaktewateren enz. “In de landschapsecologie wordt de huishouding van dit ecologisch systeem bestudeerd op geïntegreerde wijze. Het gaat daarbij in hoofdzaak om de volgende kenmerken en facetten: het vóórkomen van een aantal specifieke landschapselementen of ecotopen, het patroon waarin deze voorkomen, en de processen die aan de, vooral ruimtelijke, relaties tussen de elementen ten grondslag liggen, waardoor het landschap als een eenheid gezien kan worden (holistische benadering)”[10].

Het Belgische en Nederlandse landschap

’Het Nederlandse landschap’ is een term die veel gebruikt wordt om het geheel van landschapstypen in Nederland aan te duiden. Over vragen zoals

  • wat de meest karakteristieke elementen van dit Nederlandse landschap zijn,
  • hoeveel landschapstypen er onderscheiden kunnen worden,
  • welke landschapstypen beschermd moeten worden en hoe

bestaan tal van verschillende opvattingen en inzichten.

Zie (tzt): Het Nederlandse landschap.

Bescherming en beheer van het landschap

Het beheren van het landschap op een zodanige wijze dat recht gedaan wordt aan de (cultuur-)historische waarde noemt men ’cultuurhistorisch landschapsbeheer’.[14] Een dergelijk beheer gaat uit van de veronderstelling dat in Nederland en België alle landschappen (waar beheer nodig is) cultuurlandschappen zijn. Traditioneel waren de boeren de beheerders bij uitstek van het niet-stedelijke landschap. Door schaalvergroting in en intensivering van de landbouw is daarin verandering gekomen, en is het landschapsbeheer tegenwoordig het werkterrein van een groot aantal verschillende organisaties en instanties.

Nederland

Op landelijk niveau is vooral het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) bij de bescherming en het beheer van het Nederlandse landschap betrokken. In de Nota Ruimte uit 2004 zijn door de minister twintig nationale landschappen aangewezen, waarin natuur en oude cultuurelementen bewaard zullen blijven.

Staatsbosbeheer is de organisatie die in opdracht van de rijksoverheid natuurgebieden en andere terreinen beheert.

Op landelijk niveau is daarnaast ook Natuurmonumenten een belangrijke organisatie.

Op provinciaal niveau zijn er twee groepen organisaties, die betrokken zijn bij het beheer, behoud en restauratie van het bestaande landschap (soms zijn die organisaties gefuseerd):

Vlaanderen

In Vlaanderen valt het beheer, behoud en de restauratie van het bestaande landschap onder de afdeling Monumenten en Landschappen (vroegere AHROM). De afdeling staat naast het landschappelijk aspect in voor het beheer en de bescherming van het bouwkundig, landschappelijk en archeologisch erfgoed.

Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) maakt deel uit van de Vlaamse Overheid. Het is een agentschap met wetenschappelijke opdracht dat zich bezig houdt met het onderzoek, het kennisbeheer, de kennisverspreiding en de ontsluiting van het onroerend erfgoed (archeologie, monumenten en landschappen) in Vlaanderen.

Het landschap in de kunst

Landschappen zijn en waren een geliefd onderwerp voor kunstschilders. Men noemt een schilderij van een landschap vaak kortweg ’een landschap’.

Het landschap als bestuurlijke eenheid

Het begrip landschap werd en wordt ook wel gebruikt om een bepaalde regionale bestuursvorm mee aan te geven. Zo stond de provincie Drenthe tot 1815 bekend als de landschap Drenthe. Oorspronkelijk ging het de standen van een bepaald territorium, die in een standenvergadering verenigd waren. In die zin was het begrip vooral in Noord-Duitsland, Zweden, Oostenrijk en Frankrijk verbreid. In Duitsland wordt dit begrip nog altijd in deze betekenis gebruikt voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, die gebaseerd zijn op vroegere politieke eenheden. De landschappen en landschapsverbanden in Nedersaksen hebben vooral een culturele taak, die in 2004 wettelijk is vastgelegd. Een voorbeeld is de Ostfriesische Landschaft voor de regio Oost-Friesland. De landschapsverbanden in Noordrijn-Westfalen houden zich daarentegen met de uitvoering van het sociale beleid bezig.

In Frankrijk bestaan sinds de jaren negentig streekgebonden samenwerkingsverbanden die worden aangeduid met het begrip pays. De taken van deze pays komen grotendeels overeen met die van de landschappen in Duitsland.

Zie ook

Noten

rel=nofollow

Literatuur

  • Berendsen, H. J. A., Landschap in delen; overzicht van de geofactoren. Uitg. Van Gorcum, Assen 2005. (gedeeltelijk) online te raadplegen
  • Bouma, J., Inleiding. in: Bouma, J. e.a. (red.) - De toekomst van het Nederlands landschap. Wetenschappelijke bijdragen aan de toekomstige landschapskwaliteit. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Amsterdam 2008 online opvraagbaar
  • Braaksma, P. J. en A. E. Bos – Investeren in het Nederlandse Landschap; opbrengst: geluk en euro’s, uitg.... LNV? plaats / jaar: 2007 ? – online opvraagbaar
  • Lenders, H. J. R., R. S. E. W. Leuven, P. H. Nienhuis en D. J. W. Schoof, Natuurbeheer en -ontwikkeling. Uitg. Boom 1997. ISBN 9789053521021. (gedeeltelijk) online te raadplegen
  • Piket, prof. dr. J. J. C. e.a., Landschap; deel 16 van de Atlas van Nederland. Staatsuitgeverij, ’s-Gravenhage 1987. ISBN 9012050162
  • Visscher, dr. H. A., De Nederlandse landschappen. Ontstaan, wetenschappelijke betekenis, belevingswaarde. Uitg. Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen 1975. deel 1. ISBN 9027458324

Externe links

 
rel=nofollow