Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Harry Farr

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Harry Farr

Harry Farr Ier (1891Carnoy (Frankrijk), 18 oktober 1916) was een Britse soldaat (reservist) die tijdens de Eerste Wereldoorlog omwille van lafheid werd geëxecuteerd. Hij was toen pas 25 jaar. Op het einde van de twintigste eeuw zorgden de omstandigheden van de terechtstelling in het Verenigd Koninkrijk voor een juridische en politieke strijd op nationaal niveau. Dit resulteerde in 2006 in een eerherstel voor Farr en andere gefusilleerde soldaten.

Biografie

Harry Farr nam dienst in het Britse leger in 1908 toen hij 17 jaar was. Hij diende vier jaar uit, waarna hij reservist werd. Hij woonde na zijn legerdienst in Kensington in Londen, samen met zijn vrouw Gertrude en zijn eenjarige dochter, die eveneens Gertrude heette. Hij werkte toen als stellingbouwer.

Eerste Wereldoorlog

Toen in augustus 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak werd hij opgeroepen om zich aan te melden bij het 2de Bataljon van het West Yorkshire Regiment. Dit bataljon werd ingezet om de Duitse aanval op Frankrijk te stoppen. Aanvankelijk slaagden ze hierin, waarna ze zich ingroeven en wachtten op de mogelijkheid een nieuw offensief te starten.

Dit gebeurde op 10 maart 1915 toen zijn bataljon werd ingezet bij de Slag om Neuve Chapelle. Bij deze aanval gebruikte de Britse artillerie meer granaten in 35 minuten dan tijdens de ganse Boerenoorlog die 4 jaar duurde. Tijdens deze slag verloren de Britse divisies 11.500 man, zowat een kwart van het totaal aantal manschappen.

Daarna werd Harry Farr met zijn bataljon ingezet bij de Slag om Aubers Ridge, op 9 mei 1915. In zijn krijgsraaddossier staat dat hij na deze slag werd opgenomen in het hospitaal met verschijnselen van shellshock, alhoewel daar nergens een verslag van is terug te vinden. Ook tijdens deze slag leed het Britse leger zware verliezen. Daarna moest het ergste echter nog komen, tijdens de Slag aan de Somme. Echter diezelfde maand nog stortte Harry Farr volledig in, hij leed onder zware stuiptrekkingen. Hij verbleef tot oktober 1915 in het ziekenhuis en werd toen opnieuw “geschikt voor dienst” bevonden.

Shot at dawn-monument te Alrewas, Staffordshire

Hierna werd hij met zijn bataljon ingezet tijdens de Slag aan de Somme. Dit was voor het Britse leger de slag waarbij ze de meeste verliezen leden. Op 17 september 1916 verzocht hij om een medisch onderzoek. Dit werd echter geweigerd omdat hij niet gewond was. Hij moest dus terug naar het front, echter hij weigerde dit.

Onder begeleiding werd hij terug naar de linies gebracht, maar hierbij ontstond een twist waarbij zijn geweer werd afgenomen en hij nogmaals gedwongen werd terug naar het front te gaan. Toen hij nogmaals weigerde, werd hij onder arrest geplaatst.

Krijgsraad en executie

Harry Farr moest daarna verschijnen voor de krijgsraad, waarbij hij zichzelf moest verdedigen. Na een zitting die slechts 20 minuten duurde werd hij veroordeeld tot de doodstraf wegens lafheid. Hierbij werd geen aandacht geschonken aan de medische toestand van de soldaat. Op 18 oktober 1916 om 6 uur ’s morgens werd Harry Farr geëxecuteerd door een vuurpeloton. Nadien getuigde de priester dat hij de blinddoek weigerde en het vuurpeloton in de ogen wenste te kijken.

Zijn vrouw kreeg daarna een brief, waarin stond dat haar man overleden was na veroordeling voor lafheid. Als gevolg zou zijn vrouw Gertrude Farr ook geen weduwepensioen ontvangen van de Britse overheid.

Eerherstel

Toen in 1990 de krijgsraadarchieven openbaar werden gemaakt, bleek dat er vele juridische tekortkomingen waren geweest en er aanwijsbare fouten waren gemaakt.

Naar aanleiding hiervan boden de dochter van Harry Farr, Gertrude Harris, en zijn kleindochter, Janet Booth, petities aan en dienden ze aanvragen in bij de Britse overheid om eerherstel te verkrijgen. Tot in 2006 werden deze alle afgewezen. Zo stelde premier John Major in 1993 dat eerherstel „het herschrijven van de geschiedenis” zou inhouden.[1]

In dat jaar zou minister van Defensie Des Brown de zaak opnieuw laten bekijken. Met positief gevolg, want op 16 augustus 2006 vroeg de Britse regering aan het parlement eerherstel voor alle ruim driehonderd Britse militairen die tijdens de Eerste Wereldoorlog wegens lafheid en desertie waren gefusilleerd. Dit herstel werd opgenomen in sectie 359 van de Armed Forces Act 2006, die van kracht werd op 8 november van dat jaar. Lid 4 van de betreffende sectie stelt wel dat het eerherstel „geen veroordeling of straf treft”. Parlementariër Tom Watson, die zelf nabestaanden van Farr had ontmoet, speelde een belangrijke rol in de totstandkoming van sectie 359.[1]

’In Europa’

In de videoreportages, gebaseerd op het boek In Europa van Geert Mak, getuigen Gertrude Harris en Janet Booth, over hun strijd om het eerherstel te verkrijgen voor hun vader, respectievelijk grootvader. In deze videoreportage is ook te zien hoe de naam van Harry Farr in 2007 bijgezet wordt op het oorlogsmonument in Harrow (Londen), zijn voormalige woonplaats.

Externe links

Bekijk op YouTube  Shell Shock and the case of Harry Farr op YouTube

Q5668778 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)

rel=nofollow

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. 1,0 1,1 War shame ended by plea of a daughter, The Guardian, 28 oktober 2007
rel=nofollow
rel=nofollow