Groot Bentveld
Groot Bentveld is een landgoed in de gemeente Bentveld met een meer dan 1000 jaar oude geschiedenis. De huidige bebouwing is vanaf 1625 gebouwd. De naam Bentveld zelf lijkt te zijn afgeleid van het harde bentgras (Molinia), ook wel genaamd pijpendoorsteker, dat op vochtige zandgrond het beste groeit.[1][2]
Geschiedenis
Bentveld wordt het eerst vermeld omstreeks het jaar 960 in een overzicht van de goederen van de St. Maartenskerk te Utrecht.[3] Onder de verschillende bezittingen van de Utrechtse kerk wordt onder meer “Benetfelda II Manti” genoemd. Vermoedelijk wordt hiermee de hofstede Bentveld bij Haarlem bedoeld.
17e eeuw
Eerst in april 1596 wordt in de protocollen van de gemeente Zandvoort weer melding gemaakt van Bentveld. Hopman Nicolaas de Leur[4], krijgsbevelhebber onder prins Maurits geeft het landgoed in eeuwige erfpacht aan Cornelis Sijmonsz. voor fl. 350 per jaar[5] De Sijmonszen komen in de eerste helft van de zeventiende eeuw herhaaldelijk voor als pachters of eigenaren van gronden in Aerdenhout en deze naam is de oudst bekende van alle boeren uit die streek.[6]
Hoe het de eeuwige erfpachtsuitgave is vergaan is onduidelijk. In 1660 wordt Bentveld door Pieter van Alteren, ridder, vrijheer van Jaersveld, raad en fiscaal van de Admiraliteit binnen de stad Amsterdam, als lasthebber van jonkvrouw Elisabeth Cornelisdr. van der Nisse wonende te Goes[7], verkocht voor fl. 10.000[6] aan Michiel Duncombe Esq. ten behoeve van William Lord Craven, baron van Hampstead, sinds 1640 als maarschalk, kolonel in dienst van de Republiek.[8]
Het Bentveld wordt in 1660 omschreven als een hofstede, met boomgaard, bouwhuisinge (boerderij) en 30 morgen[9] (circa 25 ha) zaai- en weiland met vijvers en grachten en een valbrug voor het huis. Tevens heeft men rechten van vrije visserij en vogelarij.[10] Het huis dateert in hoofdzaak uit deze tijd. Zulks blijkt onder meer uit balklagen met moer- en kinderbinten en een ruime overwelfde kelder.[11]
Lord Craven verkoopt het landgoed na vijf jaar op 6 januari 1665 voor fl. 10.000 aan zijn collega Ferdinand Cary, sergeant-majoor en kapitein in staatsdienst gelegerd in het garnizoen te Rijnbeek. Ferdinand Cary verkoopt het landgoed op zijn beurt op 9 februari 1672 voor fl. 10.000 aan Robert Craven of Cravingh, ridder. Het is niet duidelijk hoe lang Robert Craven in het bezit is geweest van het landgoed. Op 1 augustus 1701 wordt het landgoed bij executie en op last van Anthony Craven, nazaat van de Stuartgezinde Engelse eigenaar van 1660, verkocht voor fl. 3635 aan de makelaars Dirck Dergant, Meeuwis van der Weyden en Roelof van der Weyden.[12]
18e eeuw
Op 16 maart 1706 verkoopt één van drie voornoemde heren "een hofstede bestaande in Heerenhuis, huismanswoning, stalling, boomgaard, tuin, weiland, heelland alsmede plantagiën, gelegen buiten Haarlem door den anderen Hout onder den dorpe van Zandvoort, rondom gelegen in de grafelijksheid wildernissen, of duinen van Brederode, genaamd het Grote Bentveld"[13] voor fl. 3000 aan Elisabeth Backer, dochter van Brigitta Spiegel en Willem Backer, weduwe van de Levant handelaar Mattheus Lestevenon.
De akte vermeldt, dat de grootte werd geschat op 30 morgen met zowel wei- als hooiland, met de bepoting en beplanting rondom het huis, alsmede het huis en tevens met gebruik van de wateren en droge plaatsen eromheen, nog eens 13 morgen groot.[14]
Na de dood van Elisabeth Backer in 1718 bewoont haar zoon Mattheus Lestevenon,[12] burgemeester van Amsterdam,[13] gedurende “het goede” jaargetijde Groot Bentveld. Hij breidt het landgoed fors uit met grote duinterreinen. Eerst verwerft hij op 6 november 1722 bij publieke verkoping, gehouden in de Casteleineije van den Hove van Holland te ‘s Gravenhage "de Noordduinen het Bentveld met zijn aankleven", gelegen onder Vogelenzang, Bloemendaal en Overveen voor fl. 1470.[15] Daarnaast koopt hij in 1731 van de Staten van Holland de heerlijkheid Strijen en is hij houtvester van Brederode.[16] Vervolgens koopt zijn zoon, eveneens Mattheus Lestevenon genaamd, inmiddels heer van de ambachtsheerlijkheid Brederode, dat hij erfde van zijn oudtante Elizabeth Tiellens, wier moeder een Lestevenon was,[16] en ambassadeur in Frankrijk, op 7 september 1747 van mr. Nicolaes Witsen, schepen en raad van de stad Amsterdam, de hofstede Klein Bentveld voor fl. 7100.[17]
In 1747 komen de landgoederen Groot Bentveld en Klein Bentveld derhalve in één hand. De grootte van de twee landgoederen is dan 556 morgen (circa 475 ha).[16]
In de tweede helft van de 18e eeuw voorziet Mattheus Lestevenon de voorgevel van het huis van schuiframen en de dakopbouw van een klok. De vleugels aan de achterzijde behouden in hoofdzaak hun kruiskozijnen.[13] Deze aanpassingen zijn thans nog aanwezig.
19e eeuw
Op 28 oktober 1797 verkopen de erven Lestevenon[18] Groot Bentveld en Klein Bentveld, het "toen zeer verfraaide Groot Bentveld, 6 morgen groot, met ruime woning en 550 morgen (circa 470 ha) duin erbij,"[16] voor fl. 16.380 aan Jan Nicolaas van Eijs.[19] Deze verkoopt in december van datzelfde jaar Groot Bentveld voor fl. 11.200 aan zijn vriend, de Amsterdamse Levant handelaar Hendrik Jacob Koenen[20]. Het huis op Groot Bentveld doet in deze periode dienst als boerderij en is dan verpacht voor fl. 420 per jaar.[21] Achttien eiken palen, gemerkt VE (Van Eijs) en HK (Hendrik Koenen) met grote stoepstenen ervoor, geven in die tijd de grenzen tussen beide gebieden aan. Eén van die palen zou zijn teruggevonden bij de ingang van de Zuidlaan. Tevens legt Van Eijs de Zuidlaan langs Groot Bentveld aan als nieuwe toegang voor zijn gronden in het Naaldenveld.[16]
H.J. Koenen, geboren te Gulik in 1765 had in de wolhandel fortuin gemaakt en brengt vanaf 1797 tot aan zijn dood in 1809 de zomers op Groot Bentveld door. Hij legt onder meer de tuin geheel opnieuw aan. Restanten van de oorspronkelijke geometrische aanleg zijn nog steeds zichtbaar. Bovendien plaatst hij een poort aan de ingang van het landgoed aan de Zandvoorterweg, waarop ten onrechte Bendveld in plaats van Bentveld komt te staan.
Deze poort heet de Noordpoort en wordt in ongeveer 1930 verplaatst naar de huidige plaats aan de Grenslaan, tegenwoordig de Taxuslaan. Aan de Zuidlaan gaf de Zuidbrug toegang tot Groot Bentveld, toen er aan die zijde nog een brede gracht bestond.[22] Voorts "verheerenhuist" hij de hofstede onder meer met een Engelse schoorsteen in de grote eetkamer en door het aanbrengen van een nieuwe trap en tegels in de gang. Daartoe aangespoord door zijn vriend Van Eijs begint Koenen op Groot Bentveld ook een veebedrijf. Hij bouwt met het oog daarop "een koestal en een paardestal en twee daglonershuisjes onder één dak", de huidige zuidvleugel.[23] Na het overlijden van Koenen in 1809 verkopen zijn erven, Francona A.C. Pauw, zijn weduwe en haar dochter M.A. Koenen, weduwe van Jan Willem van Winter, Groot Bentveld in hetzelfde jaar voor fl. 29.500 aan mr. Gerrit Muncks Jr. van Heemstede.[24] Deze verkoopt het spoedig voor fl. 21.000 aan Pierre Regnier Duverger Choudieu uit Amsterdam. Groot Bentveld bestaat dan uit "een heerenhuizing met stalling, koetshuis en boerderij (voor fl. 420,- verpacht aan Jacob van der Meye), voorts uit een steenen huis, dat later als Jachtlust voorkomt in de akten en waarvan thans alleen de naam Jachtlustlaan over is. Aan de latere Spechtlaan stond de stompe koepel van Groot-Bentveld.".[22]
In het eerste deel van de 19e eeuw kent Groot Bentveld vervolgens verschillende eigenaren. Successievelijk zijn dit de heren G. Munx Jz., Joost Vrijdag en G.J. Westrix.[25] De weduwe van Westrix, die in 1817 eigenaresse was geworden van het Overveense Bijduin (nu opgegaan in Belvédère)[26], verkoopt Groot Bentveld "toen nog met schone vijvers waarvan één de snoekvijver heet" in 1833 of 1838[27] publiekelijk aan Pieter van Lennep, schoonzoon van voornoemde Jan Nicolaas Van Eijs en reeds eigenaar van Boekenrode. De heer Van Eijs overleed namelijk in 1818 en benoemde tot erfgenaam van zijn buitenplaats Boekenrode en zijn uitgebreide duinbezittingen zijn enige stiefdochter A.H.J. Hoffmann. De heer P. van Lennep was in zijn eerste huwelijk met haar getrouwd en verkreeg na haar dood Boekenrode in eigendom.[22] Na het samengaan van beide landgoederen worden Groot Bentveld en Boekenrode echter nog steeds gescheiden door het Naaldenveld, door Loenen en Van Eijs beplant met dennen.[13]
Na de dood van P. van Lennep in 1851 wordt Groot Bentveld toebedeeld aan zijn zoon mr. J.F. van Lennep. In 1852 biedt Groot Bentveld dan onderdak aan Engelse ingenieurs, die dan betrokken zijn bij de aanleg van de Amsterdamse duinwaterleiding.[13] J.F. van Lennep heeft zes dochters of nichtjes[28] Eén van hen, mevrouw H.J.F. van Lennep, huwt met mr. H. Enschedé en zij wordt eigenaresse van Groot Bentveld en Klein Bentveld na de dood van haar vader of oom[29]. Zij bewonen Groot Bentveld evenwel niet, want vanaf 1894 wordt het huis bewoond door oud-notaris C.J.G. de Booy en later de gepensioneerde majoor der Genie J.W. Kaiser.[30] Wel ontstaan er door toedoen van mr. Enschedé omstreeks 1900 verbeteringen rond Groot Bentveld; de stallen worden hersteld, er komt een verharde inrijweg en de Zuidlaan wordt verbreed. Ten westen van de gracht aan de Zuidlaan legt hij de nu nog aanwezige Lindenlaan aan. Hij verkoopt echter de Zuidlaan met de ten oosten hiervan gelegen terreinen aan de bouwvereniging 'Zuidlaan' in 1911, nadat hij de laan in 1896 als openbare weg had afgesloten. Het begin van de verkaveling van grote delen van zowel Groot Bentveld als Klein Bentveld is begonnen, evenals het ontstaan van de huidige villawijk.[31]
20e eeuw
In 1900 wordt Groot Bentveld, toen bijna 17 ha, gekocht door de Haarlemse medicus dr. J. Posthuma. Hij verkoopt het huis met 5 ha land een paar jaar later aan zijn broer, C.J. Posthuma, die met zijn zwager, G.E. Thierry de Beye Dolleman, de vruchtenkwekerij Bentveld sticht.[32] De kwekerij bestaat, behalve uit "plat glas" voor de teelt van meloenen, uit negen grote kassen ten behoeve van de teelt van druiven en perziken. Voor de teelt van tomaten worden in 1907 nog eens vier kassen "volgens het nieuwste systeem gebouwd van gewapend beton, uitmuntend verwarmd en geventileerd en op bijzonder practische wijze beglaasd" door de Heeren Alb. Van Bodegom en Co.[30]
In 1966 worden de gebouwen van Groot Bentveld op de lijst van rijksmonumenten geplaatst.
Mejuffrouw Henriëtte Louise Posthuma, geboren op 28 oktober 1897, heeft in het huis gewoond tot de verkoop van Groot Bentveld op 22 december 1977 door haar en Suardes Posthuma aan de aannemer ir. Jacobus Maria Bakker uit Aerdenhout. Deze heeft vervolgens op 2 juli 1980 het hoofdhuis met de direct omliggende grond, ter grootte van circa één hectare, verkocht aan de edelsmid Henri Ferdinand Maria van der Heijden. In april 1986 heeft J.M. Bakker het resterende deel van het landgoed, gelegen ter plaatse van de voormalige kassen aan de Zuidlaan, ter grootte van circa 3½ ha verkocht aan zijn neef, de bloembollenexporteur Jacobus Hendrikus Bakker uit Aerdenhout. In 1992 kocht zijn zoon, de Amsterdamse management consultant mr. Jacobus Carolus Hendrikus Bakker het huis terug van Van der Heijden en combineerde dit met de grond uit de nalatenschap van zijn vader.
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- º Sterck-Proot, J.M., Geschiedenis van Aerdenhout, uitgave Vereeniging Haerlem, 2e druk, 1946, blz. 62-66. Sterck-Proot vermeldt op blz. 63 dat Ampzing in de Geschiedenis van Haarlem, 1628, deze afleiding al gaf. A. Loosjes zou volgens Sterck-Proot, door de kort vóór 1800 door Koenen op de toegangspoort geplaatste naam “Bendveld”, ten onrechte hebben gemeend dat dit bent was afgeleid van Beemd.
- º Janse, H., Groot Bentveld, merkteken in Hollands duin, Heemschut 3, orgaan van de Bond Heemschut, Jaargang 48, juni 1971, blz. 96-97. Janse schrijft op blz. 96: “Het gebied valt samen met een vooruitgeschoven eiland van het oude duingebied, tussen de Aerdenhout en Zandvoort, een terrein, dat door zijn lage ligging nogal vochtig was. Uit het “Kuytegat” ontsprong de Grote Nel, waarvan in 1612 vermeld wordt, dat door zandophopingen en vervuiling (...) veel wateroverlast werd veroorzaakt in het gebied van Aerdenhout. Gezien deze vochtige toestand kunnen wij moeilijk meegaan met de verklaring van de naam Bentveld, die zegt, dat het een terrein met droog buntgras zou zijn. Eerder kunnen we ons verenigen met de verklaring van dr. J. de Vries in het Etymologisch Woordenboek, die meent, dat bent afgeleid is van een woord, dat bies betekent.”. Janse noemt niet de bron van voornoemde vermelding uit 1612.
- º Kruyff, J.J., Het landgoed Groot Bentveld onder Zandvoort, Buiten, 1e jaargang, No. 22, 12 oktober 1907, blz. 262-263. Kruyff noemt op blz. 262 de titel “Commemoratio de rebus Sancti Martini Trajectensis ecclesie que jam olim ibedem e fidelibus tradite sunt”. Kruyff noemt als bronnen: “v.d. Bergh oorkondenboek van Holland en Zeeland I, blz. 23, No. 33” en “von Richthofen’s Untersuchungen über Friesische Rechtsgeschichte 8o 1886 blz. 9 No. 6”.
- º Kruyff, blz. 262 en Janse, blz. 96 hebben het over Nicolaas de Leur terwijl Sterck-Proot, blz. 63 schrijft Nicolaas van der Leur. Overigens werd De Leur in 1601 het opperbevel opgedragen over de artillerie te Oostende, alwaar hij de dood vond tijdens de belegering door de Spanjaarden.
- º In de erfpachtsakte was volgens Kruyff, blz. 262, onder meer opgenomen: “Het land genaamd het Bentveld, gelegen in den banne van Zandvoort, waarvan een gedeelte bezaaid is met tien zakken koren, een gedeelte met twintig zakken garst en ettelijke zakken erwten, met het huis, de schuur en de bepotingen daarop staande, strekkende van het Ceutegat tot achter aan den gemeenen drogen weg bij het groote water. Er zullen nog bij de woning en het land blijven drie paarden, drie wagens, karren, ploegen, eggen en ander gereedschap. Voorts tien koeien, pinken, vaarzen vijftien in getal en twee kalveren; vele rasters en sparren, alsook vleesch, vier zijden spek, boter, kaas, visch, haring en alle andere provisie bij het huis of de woning zijnde. Belend rondom met de wildernis.”.
- ↑ Omhoog naar: 6,0 6,1 Sterck-Proot, blz. 63.
- º Kruyff schrijft op blz. 262 het volgende over Elisabeth van der Nisse: “(...), eene zeer aanzienlijke en rijke Zeeuwsche dame, was de eenige dochter van den Burgemeester van Goes, Cornelis van der Nisse, verwant aan de eerste geslachten van Zeeland. Zij huwde in Februari 1664 met den Heer van Odijk, kleinzoon van Prins Maurits, tweeden zoon van Lodewijk van Nassau, Heer van de Lek, Beverwaard en Odijk en van Elisabeth, Gravinne van Hoorn.”.
- º Met betrekking tot William Lord Craven citeert Kruyff Jhr. C.A. Sypesteyn, blz. 262, uit zijn werk 'Het Hof van Boheme en het leven in den Haag in de 17de eeuw': “Hij was de zoon van een schatrijken Lord Mayor van London, een braaf en edel mensch, die alles wat hij had, vooral zijn groot fortuin, voor de Koningin van Boheme, Elisabeth Stuart, en hare kinderen opofferde. Hij was boven allen de vertrouwde helper in den nood. Toen haar gemaal, Frederik V in 1632 overleden was, liep spoedig in den Haag het praatje dat Craven, die daar bijna dagelijks aan huis was, in het geheim met de Koningin Elisabeth was getrouwd. Dat gerucht, telkens herhaald en door verscheidene Engelsche schrijvers als zeker voorgesteld, schijnt echter niet waar te zijn. Craven was 12 jaar jonger dan zij en de toon zijner brieven weerspreekt het gerucht. Het is te meer onwaarschijnlijk, omdat toen zij kort voor haar dood in Londen kwam, er ernstig sprake is geweest van een huwelijk te sluiten tusschen Craven en de oudste dochter Elisabeth, de Prinses van Boheme. Hoe dit ook zij, Craven bleef steeds een braaf en trouw vriend. Hij was kolonel in dienst der Republiek en als zoodanig beëedigd den 26sten April 1640, en heeft zich aan het hoofd van zijn regiment menigmaal zeer onderscheiden. Sophie, de jongste dochter der Koningin, noemt hem in hare Mémoires “le bon homme Mylord Craven, qui avait la collation de sa bourse bien garnie prète toujours, et toujours mille petits byoux à donner aux personnes qui m’étaient affectionnées.” Koningin Elisabeth stierf te Londen den 23sten Februari 1662, oud 65 jaar. Haar zoon Rupert was van al haar kinderen de eenige die bij haar dood tegenwoordig was; de trouwe, edele vriend Lord Craven ontbrak daarbij natuurlijk niet. Deze zorgde met Koning Karel II en Prins Rupert voor de algeheele betaling van alle schulden. Aan hem vermaakte de Koningin hare weinige schilderijen, boeken en papieren.”.
- º Een Rijnlandse Morgen is 8516 m2.
- º Sterck-Proot, blz. 64 en Janse, blz. 97.
- º Janse, blz. 96 en 97.
- ↑ Omhoog naar: 12,0 12,1 Janse, blz. 97, Kruyff, blz. 262 en Sterck-Proot, blz. 64.
- ↑ Omhoog naar: 13,0 13,1 13,2 13,3 13,4 Janse, blz. 97.
- º Kruyff, blz. 64.
- º Kruyff, blz. 262.
- ↑ Omhoog naar: 16,0 16,1 16,2 16,3 16,4 Sterck-Proot, blz. 64.
- º Kruyff beschrijft Klein Bentveld, blz. 262, als: “gelegen onder den banne van Tetterode, met huizing en verderen opstal, groot binnen hare schutting zoo aan plantagie, boomgaard en moestuinen, ruim vijf morgen en buiten de schutting twee morgen honderd vier en zestig roeden”.
- º Kruyff schrijft, blz. 262, dat deze bezittingen werden verkocht: "(...) door de eenigen zoon van de Weduwe Lestevenon, geb. Backer (...)". Dit ligt niet erg voor de hand aangezien Elisabeth Backer in 1718 overleed en bedoelde Mattheus Lestevenon volgens Sterck-Proot, blz. 64, in 1731 reeds de heerlijkheid Strijen kocht. Hoogstwaarschijnlijk gaat het dus om haar kleinzoon.
- º Janse, blz. 97 en Kruyff, blz. 262, schrijven Van Eijs, terwijl Sterck-Proot, blz. 65, het heeft over Van Eys.
- º Janse, blz. 97, Kruyff, blz. 263 en Sterck-Proot, blz. 64.
- º Sterck-Proot schrijft, blz. 65: "Merkwaardig is nog, dat Koenen noteerde, dat hij bij de verpachting van de boerderij f 25,- per morgen vroeg en tevens den boer en diens knecht verplichtte te helpen bij het probeeren van de brandspuit en bij brand.".
- ↑ Omhoog naar: 22,0 22,1 22,2 Sterck-Proot, blz. 65.
- º Sterck-Proot, blz. 64 en 65.
- º Sterck-Proot vermeldt bovendien over Francona A.C. Pauw, blz. 65: "Zijn weduwe (†1846) heeft, na eenige jaren op Overton in Schoten te hebben gewoond, in 1827 van de erven J.A. Willink de buitenplaats Buitenrust gekocht, waar aan den Kleinen Houtweg Louise van Brunswijk, prinses van Oranje, tot haar dood in 1819 's zomers had gewoond. Tot het in de 20ste eeuw verkaveld werd, bleef het in de familie Koenen.".
- º Kruyff, blz. 263. Sterck-Proot, blz. 65, noemt alleen de laatste twee personen.
- º Hoofdstuk XVII, Groot Bentveld, Vereniging Haarlem, publikatie en datum onbekend, blz. 210
- º Janse, blz. 97 en Kruyff, blz. 263 noemen het jaartal 1833, terwijl Sterck-Proot, blz. 65 over 1838 schrijft.
- º De bronnen spreken elkaar op dit punt tegen. Sterck-Proot, blz. 83, schrijft: "Bij den kinderloozen dood van Mr. J.F. van Lennep erfde het diens oomzegster, mevr. H. Enschedé-van Lennep.", terwijl Kruyff, blz. 263, het heeft over: "(...), die het na zijn dood in 1851 aan zijn zoon Mr. J.F. van Lennep toebedeelde. Deze had zes dochters, waarvan eene, H.J.F. van Lennep huwde met Mr. H. Enschedé.".
- º Kruyff, blz. 263 en Sterck-Proot, blz. 83 en 84.
- ↑ Omhoog naar: 30,0 30,1 Kruyff, blz. 263.
- º Sterck-Proot, blz. 83.
- º Kruyff, blz. 263 en Sterck-Proot, blz. 84.