Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Georgette Ciselet

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Georgette Hélène Marie Ciselet (Antwerpen, 21 augustus 1900 - Eigenbrakel, 31 augustus 1983) was een Belgisch senator, advocaat en lid van de Raad van State.

Levensloop

Ciselet was de vierde dochter van de streng protestantse Joseph Ciselet en van Louise Marie Wetzel. Ze volgde huisonderwijs, haalde haar diploma middelbare studies voor de Centrale Examencommissie en studeerde vanaf 1919 rechten aan de ULB. Ze promoveerde tot doctor in de rechten in 1923.

Op 1 oktober 1923 schreef Ciselet zich als een van de eerste vrouwelijke advocaten in België in aan de Brusselse balie. Ze liep stage in Brussel bij Louis Braffort en in Londen bij de advocatenkantoren Burn & Berridge en Baker & Baker. Bij haar terugkeer in Brussel vestigde ze zich als advocate en specialiseerde zich in echtscheidingszaken.

In 1929 trouwde ze met Henry Wagener, Brussels advocaat die tijdens het interbellum, onder het pseudoniem Henry Soumagne, een aantal populaire romans en toneelstukken schreef.

In 1963 werd ze tot staatsraad benoemd. Ze was de eerste vrouw die in de Belgische Raad van State zetelde.

Vrouwenemancipatie

Ciselet was een actieve pleitbezorger voor vrouwenemancipatie. In 1928 werd ze lid van de pas opgerichte en pluralistische Groupement belge pour l'affranchissement des femmes, en streed voor de rechten van de vrouw op politiek, juridisch en sociaal vlak.

In 1929 werd de vereniging opgesplitst. De juridische strijd, onder meer voor het vrouwenstemrecht werd behartigd door de vereniging L'Egalité, tot in 1963 onder het voorzitterschap van Ciselet. In het tijdschrift L'Egalité publiceerde ze de meeste van haar artikelen met betrekking tot de vrouwenemancipatie. In haar boek La femme, ses droits, ses devoirs, ses revendications, gaf ze een overzicht van de bestaande wetgeving betreffende het statuut van de vrouw in verschillende landen, om af te sluiten met een platform waarin de vrouweneisen werden opgesomd.

Via L'Egalité legde ze ook haar eerste buitenlandse contacten, wat het begin was van haar internationale loopbaan. Ze schreef in 1936 een rapport voor de Volkenbond, waarin ze het door de Belgische regering ingediende, veel te rooskleurige rapport over de vrouwenrechten in België weerlegde.

Voor de Belgische vrouwenbeweging werd ze een steeds belangrijker woordvoerster. In 1935 werd ze samen met de katholieke Maria Baers en de socialistische Isabelle Blume en Jeanne Vandervelde lid van de commissie voor de vrouwenarbeid. Een van de verwezenlijkingen van deze werkgroep was het verbod op vrouwenarbeid in de mijnen en de steengroeven (wet van mei 1936).

Ook de Nationale Vrouwenraad deed een beroep op haar kunde. Ze werd lid van het Bureau en in 1937 werd ze voorzitster van de juridische commissie in opvolging van Jane Brigode.

Liberale partij

Via de Liberale Partij en de Nationale Federatie van Liberale Vrouwen boekte ze haar belangrijkste successen. In 1925 werd ze lid van de partij en met de steun van Marthe Boël burgerde ze snel in.

In 1933 schreef ze voor de commissie Vrouwenkwesties zes resoluties met betrekking tot de burgerlijke rechten van de vrouw, die integraal door het Liberaal Congres werden aangenomen.

In 1937 werd ze lid van het Partijbureau en stelde zich kandidaat voor de functie van ondervoorzitter van de partij, nadat partijvoorzitter Emile Coulonvaux had beslist om drie ondervoorzitters te benoemen, onder wie minstens één vrouw. Jane Brigode en Georgette Ciselet waren kandidaat maar eerstgenoemde werd, met de steun van Paul Hymans, gekozen. Ciselet werd, samen met Maurice Destenay, benoemd tot secretaris-generaal van de Liberale Partij.

De Nationale Federatie voor Liberale Vrouwen (NFLV) werd de pressiegroep waarbinnen ze carrière maakte. Ze werd lid van het Bureau en ondervoorzitster, en leidde samen met Marcelle Renson de juridische commissie. In 1944 werd ze, na het overlijden van Emilie Pecher waarnemend voorzitster van de NFLV en op het congres van 1945 werd ze verkozen tot voorzitster, wat ze bleef tot haar benoeming bij de Raad van State.

Ze vertegenwoordigde de federatie op het partijcongres van november 1945, waar ze een striemend verwijt richtte tot de nationale politiek die de invoering van het vrouwenstemrecht bleef uitstellen. Enkele topfiguren binnen de partij, onder wie Albert Devèze en Roger Motz, steunden haar en het congres keurde het principe van onmiddellijk vrouwenstemrecht goed. Onder druk van parlementsleden zoals Louis Joris en Hilaire Lahaye wijzigde de partij achteraf haar standpunt en besloot de discussie uit te stellen tot de verkiezingen van 1949. Op het partijcongres van 1946 pakte Ciselet dan ook de partijleiding zelf aan en eiste een grotere aanwezigheid van de vrouwen in de Landsraad, wat uiteindelijk in de partijstatuten werd ingeschreven.

Teleurgesteld over de geringe invloed die de Nationale Federatie van Liberale Vrouwen op de partij had, richtte ze zich in de volgende jaren meer op de Liberale Partij zelf en op de plaats van de vrouwen in de partijorganen. De vrouwen kregen gelijke toegang tot de polls bij de lijstsamenstelling en konden hierdoor op verkiesbare plaatsen terechtkomen. Wetsvoorstellen met betrekking tot vrouwenemancipatie werden stilaan geïntegreerd in het partijprogramma.

Senator

Na de Tweede Wereldoorlog stapte ze zelf in de nationale politiek. In 1946 stond ze voor het eerst op een lijst. Ze werd daarop gecoöpteerd senator tot 1954, rechtstreeks gekozen senator voor het arrondissement Brussel van 1954 tot 1958 en vervolgens opnieuw gecoöpteerd senator tot in 1961.

Haar talrijke voorstellen en acties in de Senaat lagen in de lijn van haar feministische actie. Zijn te vermelden:

  • In december 1947 diende ze een voorstel ter herziening van de wet op de wederzijdse plichten en rechten binnen het huwelijk in, dat op 30 april 1958 tot een nieuwe wet leidde.
  • Wat betreft de voor vrouwen niet-toegankelijke beroepen, diende ze in 1946 diende een voorstel in om de magistratuur toegankelijk te maken voor vrouwen, wat in 1948 in een wet werd omgezet.
  • Een soortgelijk voorstel betreffende het notariaat werd gerealiseerd via de wet van 24 februari 1950.
  • Ze was ook gangmaker voor wetten met betrekking tot de inkorting van de periode waarbinnen weduwen niet konden hertrouwen (1956) en over het statuut van de bastaardkinderen (1958).

Ze zetelde ook in parlementaire studiecommissies met betrekking tot onder meer

  • de nietigheidsvoorwaarden voor een huwelijk,
  • de legitimatie van kinderen die ten gevolge van de oorlogssituatie buiten het huwelijk waren geboren,
  • de afschaffing van het certificaat van burgerdeugd,
  • het statuut van het huishoudpersoneel,
  • de wijziging van de kieswet,
  • het statuut van het juridisch personeel,
  • de weduwepensioenen voor werknemers van de overheid.

Andere activiteiten

Ciselet was actief in verschillende andere organisaties. Ze was

  • voorzitster van de juridische commissie van de Hoge Raad voor het Gezin,
  • Belgisch afgevaardigde in het Comité International pour les Intellectuels Réfugiés,
  • erevoorzitster van de Groupement belge de la Porte Ouverte,
  • stichtend lid van de Service Social Inter-Sana,
  • stichtend lid en beheerder van de Belgische Liga voor Esthetiek,
  • voorzitster van de beheerraad van de Instellingen B. Wiskemann
  • vanaf 1 oktober 1956 lid van de Hoge Raad van het Nationaal Instituut voor de Huisvesting.

Internationale activiteiten

De Verenigde Naties boden haar een volgend werkterrein. Via L'Egalité was ze reeds betrokken bij een aantal internationale studies en commissies en van 1952 tot 1962 was ze lid van de Belgische delegatie bij de Algemene Vergadering en bij de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties. Ze woonde een reeks conferenties bij en engageerde zich in de strijd voor vrouwenrechten in de ontwikkelingslanden.

In 1955 werd ze voorzitster van de zesde VN-conferentie over Technische Bijstand en van 1956 tot 1957 was ze lid van de commissie voor de Toestand van de Vrouw.

In 1959 werd ze voorzitster van de derde commissie van de VN die de sociale vraagstukken en het vluchtelingenprobleem bestudeerde. Vanuit die functie stond ze mee in voor de eindredactie van het Charter voor de Rechten van het Kind.

Ze was betrokken bij de evaluatie van het Internationaal Noodfonds voor Kinderen en van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen. Ze was ook betrokken bij de VN-acties voor kankerbestrijding, bij de commissie Rechtstoestand van de Vrouw en bij de debatten rond vrijheid van informatie en de strijd tegen de handel in verdovende middelen.

Ze werkte mee aan de Conventie over de nationaliteit van de gehuwde vrouw, de Conventie over het huwelijksrecht en de Conventie over de politieke rechten van de vrouw.

Bij de viering van het twintigjarig bestaan van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, aangenomen door de Verenigde Naties op 10 december 1948, was ze de gelegenheidsspreekster.

Eerbetoon

In 1961 ontving ze de gouden medaille van verdienste van de vrouwenfederatie.

Bij haar ontslag in 1963 als voorzitster van de Nationale Federatie voor Liberale Vrouwen, werd ze op de Algemene Vergadering van de Liberale Partij uitgebreid gehuldigd door Omer Vanaudenhove.

Op 7 maart 1960 werd ze gehuldigd door Fernand Vanlangenhove en de Belgische Vereniging voor de Verenigde Naties.

Afscheid

Op 31 augustus 1972 ging ze met pensioen bij de Raad van State en trok zich terug op haar domein in Eigenbrakel.

Publicaties

  • La femme, ses droits, ses devoirs, ses revendications. Esquisse de la situation légale de la femme en Belgique et à l'étranger, 1930.
  • Commentaire de la loi du 20 juillet 1932 sur les droits et les devoirs respectifs des époux, Brussel, Larcier, 1932
  • Faut-il réformer le régime parlementaire?, in: Aspects du régime parlementaire belge, Brussel, 1956.

Literatuur

  • Le Livre Bleu. Recueil biographique, Brussel, Maison Ferd. Larcier, 1950.
  • N. N., Mme Georgette Ciselet au Conseil d'Etat, in : Le Flambeau, 1963, nr. 7-8.
  • R. DEVULDERE, Biografisch repertorium der Belgische parlementairen, senatoren en volksvertegenwoordigers 1830 tot 1.8.1965, Gent, R.U.G. licentiaatsverhandeling (onuitgegeven), 1965.
  • Paul VAN MOLLE, Het Belgisch parlement 1894-1969, Gent, Erasmus, 1972.
  • J. DE CLERCK, Georgette Ciselet ou le triomphe de l'obstination, Brussel, Paul Hymanscentrum, 1984.
  • Marie DENIS & Suzanne VAN ROKEGHEM, Le féminisme est dans la rue: Belgique 1970-1975, Brussel, 1992
  • Bart D'HONDT, Gelijke rechten, gelijke plichten. Een portret van vijf liberale vrouwen, Gent, Liberaal Archief, 1996, pp. 85-114.
  • Leen VAN MOLLE & Eliane GUBIN, Vrouw en politiek in België, Tielt, Lannoo, 1998.
  • Catherine JACQUES, Georgette Ciselet, in: Nouvelle Biographie Nationale, Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts, T. VIII, 2005.
  • Eliane GUBIN (red.), Dictionnaire des Femmes Belges XIX et XXe siècles, Brussel, éditions Racine, 2006.

Externe link

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Georgette Ciselet op Wikimedia Commons.

rel=nofollow
rel=nofollow