Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Ferrand Whaley Hudig (1843-1904)
Ferrand Whaley Hudig (Rotterdam, 26 december 1843 - aldaar, 31 december 1904) was een Nederlands luitenant ter zee eerste klasse, later onder meer directeur van de koninklijke fabriek van stoomwerktuigen, ridder in de Militaire Willems-Orde.
Levensloop
Hudig was de zoon van Jan Hudig (1808-1856) en Cornelia Johanna Bakker. Hij was de jongere broer van Jan Hudig (1838-1924).[1]
Hudig werd op 1 oktober 1858 na een vergelijkend examen als adelborst aan het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord geplaatst en was, toen zijn jaar bij Koninklijk Besluit van 4 september 1861 met ingang van 16 september daarop volgend tot adelborst eerste klasse benoemd werd, de eerste van deze promotie.
Hij werd op 16 december 1864 met ingang van 1 januari 1865 benoemd tot luitenant ter zee tweede klasse, op 24 april 1875 met ingangsdatum 10 mei bevorderd tot luitenant ter zee eerste klasse. Hudig nam deel aan de expeditie van 1869-1870 aan de westkust van Guinea als luitenant op het schip de Amstel
Hij verkreeg voor zijn verrichtingen aldaar, bij Koninklijk Besluit van 23 april 1870 nummer 21 de Militaire Willems-Orde.
Hudig overleed in 1904 na een slepend ziekbed en werd op Crooswijk te Rotterdam begraven.
Werk
Expeditie naar de westkust van Guinea
Op 9 januari 1870 werd een tocht ondernomen naar Kwassie-Krom om de hoofdplaats te vermeesteren van het Commendah-gebied. De macht die tegen de vijandelijke plaats oprukte was sterk 9 officieren en adelborsten, 118 Europeanen, waaronder 93 bajonetten en 70 Afrikaanse soldaten en was verdeeld in een voorhoede onder luitenant ter zee tweede klasse Quispel, een hoofdtroep onder luitenant ter zee tweede klasse Zegers Veeckens en Cadet en een achterhoede onder Hudig. Bij de voorhoede was een getrokken eenponder en bij de hoofdtroep een mortier. Verder vergezelde 52 bosnegers onder hun koning Equaffo de troep en waren 80 koelies bij deze ingedeeld. Men ving nu een mars over een smal bospad aan; toen men het einde van een bergpas bereikte werd een hevige aanval door de vijand op de achterhoede gedaan. Ondanks dat reeds bij de eerste schoten het grootste gedeelte van de 18 man sterke sectie gewond werd, waaronder commandant Hudig aan het achterhoofd, gaf deze met grote kalmte zijn bevelen en hield de kleine troep, merendeels gewond, met zulke moed stand, dat toen het tweede gedeelte van de hoofdtroep ter hulp kwam het gros van de vijand reeds terugschrok. De achterhoede had 2 gesneuvelden en 11 gewonden. Matroos Stromeier zonk levenloos neer na door negen schoten, waarvan zeven in de borst, getroffen te zijn, matroos van der Laar viel door 7, matroos Burgers door 5 schoten dodelijk getroffen. De vijand deed geen verdere aanval meer op de achterhoede.
De gesneuvelden en gewonden werden nu zo goed mogelijk meegevoerd en de tocht voortgezet. Omstreeks half negen bereikte men het pad waaraan Kwassie-Krom moest liggen en naderde men dit eindelijk. De schoten uit het bos namen toe en de vijand werd zichtbaar. Een aanzienlijke menigte hield zich in het bos op; er vond een zwaar kruisvuur op de manschappen plaats en Hudig trachtte met zijn eerste sectie Europeanen door te dringen maar vergeefs. De artillerie ging echter steeds vooruit maar zes van de tien dragers raakten ernstig gewond. Een tweede poging van de voorhoede verder te naderen mislukte door het hevige vuur en de grote overmacht. Adelborst Lamie en anderen werden hier gewond. De hoofdtroep, die op het bospad was achtergebleven, kreeg nu orders op te rukken. Na de gelukte storm, die met veel moeite en gewonden gepaard ging (onder meer luitenant-adjudant van Braam Houckgeest raakte gewond aan het hoofd en de arm), moest de vijand het hazenpad kiezen. Het kamp op de Commendase kust werd de 17de opgebroken en de gehele macht keerde de 18de naar Elmina terug.
Civiele loopbaan
Omdat Hudig, behalve in de wiskundige vakken, ook erg goed was in werktuigbouwkunde en graag met het oog op zijn huwelijk een baan aan de wal had, werd hij bij Koninklijk Besluit van 7 januari 1881 met ingang van 1 februari daarop volgend benoemd tot inspecteur van de Rijksstoomvaartdienst.
Hij werd in 1884 benoemd tot directeur van de koninklijke fabriek van stoomwerktuigen voorheen Paul van Vlissingen en Dudok van Heel te Amsterdam. Hudig verkreeg daarvoor bij besluit van 8 juli van dat jaar een jaar verlof terwijl hem op dezelfde dag eervol ontslag uit de zeedienst werd verleend. De achteruitgang van genoemde fabriek, die reeds onder Van Vlissingen begonnen was, kon Hudig niet beletten; met name de grote obligatieschuld, die maakte dat een liquidatie onvermijdelijk was en die in 1891 plaatsvond. Met ingang van 1 juli 1892 werd Hudig administrateur van de Bell Telefoon Maatschappij te Rotterdam. Met ingang van 1 maart 1896 kwam hij in dienst van de gemeente Rotterdam in verband met de overgang der exploitatie van de telefoon aan de gemeente, die door hem werd voorbereid.
Met ingang van 1 oktober 1896 werd hij directeur van de gemeentelijke telefoondienst en met ingang van 1 juli 1904 werd hem eervol ontslag verleend, nadat hij reeds per 1 december 1903 verlof wegens ziekte had verkregen. Hudig was een man van bijzondere gaven. Niet alleen in het waarnemen van moeilijke betrekkingen bleek dit, maar ook in de wijze waarop hij de Nederlandse Vereniging van werktuigbouw- en scheepsbouwkundigen, waarvan hij sinds 13 februari 1892 voorzitter was, leidde. Het was vooral aan zijn invloed te danken dat deze vereniging in 1899 een afdeling werd van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. Hij werd toen de eerste president van de vakafdeling werktuig- en scheepsbouw; zijn vicepresident in deze tijd was Ir. B.J.H. Haitink.
Publicaties over Ferrand Whaley Hudig
Portaal Marine |
- 1870. Landing aan de kust van Nieuw Guinea. Bredase Courant. (24-03-1870)
- 1893. P.H.K. van Schendel. De Militaire Willemsorde. J.M. Roldanus Cz. Edam
- 1905. F.W. Hudig overleden. Rotterdams Nieuwsblad. (05-01-1905)
- 1924. P.C. Molhuysen en P.J. Blok. Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek. Deel 6. Bladzijde 817-818.
- 1940. G.C.E. Köffler. De Militaire Willemsorde 1815-1940. Algemene Landsdrukkerij. Den Haag.
Bronnen, noten en/of referenties |