Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Eligius Pruystinck
Eligius Pruystinck (actief 1525 – Antwerpen, 24 oktober 1544), ook gekend als Loy de Schaliedecker was de leider van de loïsten, een religieuze libertijnse beweging waartegen Maarten Luther de Antwerpse protestantse gemeenschap waarschuwde. Pruystinck, een leidekker van beroep, was hoogstwaarschijnlijk een Antwerpenaar van bescheiden afkomst: in 1544 woonde hij waarschijnlijk in de Rijke Beukelaarstraat, een straat in een van de armste kwartieren van de stad. Bronnen beschrijven hem als ongeletterd. Toen hij te Antwerpen op de brandstapel stierf, liet hij geen materieel erfgoed na.
De periode tussen 1525 en 1544
Deze strekking ontstond tijdens de godsdienstverwarring in het begin van de 16e eeuw. Antwerpen werd een belangrijke handelsmetropool en haar bevolking nam sterk toe. Jacobus Praepositus, de prior van het Antwerpse augustijnenklooster, had in Wittenberg bij Luther gestudeerd en predikte lutherse principes in Antwerpen. Door zijn invloed gingen vele monniken sympathiseren met het lutheranisme. De augustijnse monniken Hendrik Voes en Jan van Esschen werden in 1523 in Brussel terechtgesteld. Het augustijnenklooster in Antwerpen werd kort nadien afgebroken.
Door de ernstige godsdienstconflicten en de grotere anonimiteit door de bevolkingstoename, kreeg de leer die Loy Pruystinck verspreidde snel aanhang. Ook buiten Antwerpen vond hij volgelingen, maar in die stad vond hij het meeste gehoor. Misschien was Pruystinck in 1524 in contact gekomen met David Joris, die toen een eerste maal in Antwerpen verbleef. Pruystinck begon met zijn preken in 1525 en zocht hetzelfde jaar Luther op in Wittenberg. Er vond bij Luther thuis een discussie plaats tussen enerzijds Pruystinck en een paar van zijn volgelingen en anderzijds Philipp Melanchthon. Luther was ontzet toen hij Pruystinck hoorde en schreef in april 1525 een brief aan de protestanten in Antwerpen waarin hij waarschuwde voor „Poltergeister”, zonder Pruystinck bij name te noemen. Waarschijnlijk kregen de autoriteiten hier weet van. Pruystinck ging door met het prediken van zijn leer en werd samen met negen aanhangers aangehouden. In februari 1526 werden Pruystinck en een aantal volgelingen gearresteerd en voor de commissarissen van de Raad van Brabant en de inquisiteur Nicolaas Coppin geleid. Ze werden onder druk gezet om hun leer te herroepen en veroordeeld tot openbare boetedoening. Pruystinck moest hierbij een metalen kruis op de borst dragen. Maria van Hongarije gaf hen clementie en liet hen vrij.
Na het uitbreken van een pestepidemie in 1530 kreeg de beweging ook aanhang binnen de rijke burgerij. Ook edellieden van de familie Van Berchem sloten zich bij hem aan. Pruystincks leer werd ook verspreid in de vorm van geschriften door een zekere Dominicus van Oucle. Alles keerde zich tegen hem toen de op 1 juni 1544 in Deventer aangehouden Juriaan Ketel op de pijnbank bekende dat hij contact had met Antwerpse ketters waaronder Pruystinck en enkele Van Berchems. De Deventerse magistraat verwittigde de landvoogdes en de Antwerpse autoriteiten. Van de verklikten werd Pruystinck gearresteerd; de Van Berchems werden niet gevonden.
Pruystinck werd de dag na het ontvangen van het bericht uit Deventer, gefolterd in bijzijn van de schout en drie schepenen. Maria van Hongarije schreef aan het stadsbestuur dat Pruystinck wegens herhaaldelijk terugvallen in ketterij volgens de keizerlijke plakkaten moest worden veroordeeld tot de brandstapel.
Dat leidde tot de arrestatie van een aantal loïsten, ook in Vilvoorde. Een van hen pleegde zelfmoord in de gevangenis, anderen weken uit naar Engeland en twee werden onthoofd. Pruystinck werd ter dood veroordeeld en vond op 25 oktober zijn einde op een brandstapel buiten de Antwerpse wallen. Later volgden er nog terechtstellingen en verdween de sekte uit de geschiedenis.
De leer van de loïsten
Het gedachtegoed van de loïsten, ook Antwerpse libertijnen genoemd, werd geput uit dat van de zogenaamde Homines Intelligentiae (Mensen van verstand), een 15e-eeuwse Brusselse sekte. Zij haalden hun inspiratie bij een nog oudere traditie, de libertijnen, verdeeld in een aantal sektes.
Veel van wat wij over hen weten, komt uit het kamp van hun tegenstanders. Het is daarom soms moeilijk te doorgronden wat de loïsten echt geloofden. Volgens de samenvatting die Luther over hen schreef, geloofden zij:
- dat elke mens de Heilige Geest heeft;
- dat de Heilige Geest niets anders is dan iemands denkvermogen of rede;
- dat iedereen gelovig is;
- dat dit geloof is dat men zijn naasten toewenst wat men zelf wenst;
- dat er geen hel of veroordeling is behalve voor het vlees, het lichaam;
- dat alle zielen eeuwig leven zullen genieten;
- dat men niet onbedoeld kan zondigen;
- dat iemand die de Heilige Geest niet heeft, niet kan zondigen, aangezien hij geen denkvermogen heeft.
Luther vond het moeilijk om accuraat vast te stellen wat Pruystinck geloofde, en vond dat Pruystinck eerst dingen leek te bevestigen en onmiddellijk daarna verwierp.
Wel lijkt duidelijk dat de loïsten dualisten waren, die lichaam en geest als volledig apart zagen. Wat met het lichaam gebeurde, had weinig invloed op de geest en andersom.
Literatuur
- J. Frederichs, De Secte der Loïsten of Antwerpsche Libertijnen, Gent, 1891.
Bronnen, noten en/of referenties
|