Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Bosbouw
De bosbouw is het beheer van bos als natuurlijke hulpbron. Oorspronkelijk is de bosbouw gericht op bosteeltsystemen ten behoeve van de houtproductie. Maar veel traditioneel bosteeltkundig beheerde bossen zijn veel armer aan soorten en eenvormiger van structuur. De biodiversiteit is dan ook beter gediend met bossen zónder bosteeltkundig beheer. Tegenwoordig geldt dat een bos waarook dode bomen in staan een levendiger bos is dan bos met alleen levende bomen, omdat op en in het dode materiaal talloze organismen leven. In bosteeltkundig beheerde bossen werden aanvankelijk veel omgewaaide en dode bomen uit het bos verwijderd (tegenwoordig blijft veel dood hout om zowel financiële redenen als voor het bereiken van natuurdoelen in het bos achter). Maar uiteraard verdwijnen er ten behoeve van de houtproductie ook levende bomen uit bosteeltkundig beheerde bossen.
Tot de jaren 70 van de vorige eeuw waren bosbouw en natuurbescherming in Nederland twee verschillende vakgebieden. Maar door de zware stormen in 1972 en 1973 kwam men tot het inzicht dat bossen natuurlijker beheerd moesten worden. Sindsdien worden de Nederlandse bossen vaak beheerd als bosecosysteem en niet als 'houtakker'. Bosbeheerders laten de natuurlijke processen hun gang gaan en proberen deze te benutten voor hun beheer. Vaak wordt gestreefd naar een zo natuurlijk mogelijke soortensamenstelling en bosstructuur. Naast houtproductie vormen tegenwoordig ook natuurbehoud, recreatie, klimaatverandering, landschapszorg, bodem- en drinkwaterbescherming en tal van maatschappelijke thema's het werkgebied van de bosbeheerder.
Natuurlijke en aangeplante bossen
Bij de bosbouw kan onderscheid gemaakt worden in:
- natuurlijke bossen
- aangeplante bossen
Natuurlijke bossen zijn in Nederland niet meer te vinden. Alle bossen zijn hier aangeplant; aanvankelijk alleen met het oog op de houtproductie en voor het vastleggen van zandverstuivingen. Hiervoor werd veel naaldhout aangeplant. Tegenwoordig zijn de ecologische waarden en de biodiversiteit veel belangrijker en wordt overwegend loofhout aangeplant.
Natuurlijke bossen zijn zowel in de tropische gebieden (tropisch hardhout) als in de gematigde streken (oerbossen met naaldhout en hardhout) nog steeds aanwezig. Tropische bossen worden echter in hoog tempo gekapt. Bossen in Scandinavië leveren veel hout voor de papierindustrie. De papierindustrie gebruikt weinig hout uit Nederlandse bossen; veel Nederlands hout wordt wel gebruikt voor de productie van vezelplaten of pallets. Bedrijfseconomisch gezien is bosbouw in Nederland niet rendabel. De overheid springt met talrijke subsidiemaatregelen bij om bosbouw mogelijk te maken.
Duurzaam beheerde bossen
Hout uit duurzaam beheerde bossen heeft soms het FSC-keurmerk of een PEFC-keurmerk. Deze bossen zijn per definitie bosteeltkundig beheerde bossen. In dergelijke 'duurzaam' beheerde productiebossen kan selectief gekapt worden. Dat wil zeggen dat er alleen bepaalde bomen gekapt worden en de rest langer blijft staan. Daarnaast kan ook kaalkap plaatsvinden, waarbij op een perceel vrijwel alles ineens wordt gekapt. Bij selectieve kap kan het bos in stand gehouden worden door natuurlijke verjonging uit jonge bomen die soms al voor de kap opgekomen waren, of door zaden die bijvoorbeeld door de overblijvende bomen geproduceerd worden. Bij selectieve kap zullen veelal schaduwtolerante soorten zich verjongen, die horen bij de latere ontwikkelingsstadia van het bos. In Nederland zijn dat bijvoorbeeld beuken, esdoorns en essen. Bij kaalkap moeten de zaden doorgaans van verder komen en zullen de jonge bomen meer aan weersinvloeden blootstaan. Daardoor zullen vaak andere bomen zich vestigen, namelijk soorten die bij de beginstadia van bosontwikkeling horen. In Nederland zijn dit vaak berken, grove dennen of wilgen. Als natuurlijke verjonging niet goed van de grond komt, kunnen er hulpmaatregelen genomen worden, zoals het bewerken van de bodem of het beschermen tegen wildvraat. Eventueel kan er ook gezaaid worden. Een alternatief voor natuurlijke verjonging is aanplant. In Nederland vindt uit kostenoverwegingen meer en meer natuurlijke verjonging plaats.
Bossen zonder bosbouw
Bossen kunnen ook zónder het plegen van bosbouw of bosteeltkundige ingrepen beheerd worden. De Stichting Kritisch Bosbeheer houdt veel pleidooien voor een natuurlijker beheer van bossen en een betere bescherming van de Europese oerbossen. Een wat natuurlijker beheer van de Nederlandse bossen komt tegenwoordig soms vaker voor in natuurgebieden. Dergelijke bossen worden dan langzaam vanzelf ouder en daarom soorten- en structuurrijker. Denk aan elementen als ouder wordende bomen en dood hout. Alle bomen en struiken - of delen daarvan - worden dan immers minder of niet meer afgevoerd. Bomen worden ouder en er vallen open gaten in het bos en delen sterven af. Dit verouderingsproces kan jaren tot eeuwen duren. Bomen die dood zijn gegaan kunnen tientallen jaren tot één tot anderhalve eeuw een zeer belangrijke ecologisch rol in het bos vervullen, omdat insecten, vogels, zoogdieren, mossen, paddenstoelen en hogere planten in of van het dode hout leven. Naast het weer toelaten van deze natuurlijke (verouderings)processen, door af te zien van houtoogst, ontstaan er weer kansen voor de natuurlijke hervestiging van bosteeltkundig (lees: economisch) gezien minder interessante boom- en struiksoorten. Voor de biodiversiteit van het bos zijn de ongeveer honderd van nature in Nederland voorkomende boom- en struiksoorten heel belangrijk. De meeste Nederlandse bossen hebben zijn echter aangeplant op aanvankelijk zeer arme zandgronden waar slechts enkele boomsoorten (grove den met name) kunnen groeien waardoor ze vaak eenzijdig zijn opgebouwd. Ook zijn veel bossen aanvankelijk puur voor productiedoeleinden aangeplant met slechts enkele economisch interessante boomsoorten. Veelal zelfs soorten die afkomstig zijn uit andere werelddelen (exoten) zoals fijnspar, Amerikaanse eik, douglasspar, acacia, enzovoort. Of de aangeplante bomen hebben een heel andere genetische samenstelling die vreemd is aan de groeiplaats. Toch komen er nog autochtone herkomsten in Nederland voor.
De vóór de laatste ijstijd in Nederland voorkomende boomsoorten zijn uit de refugia in Spanje, Italië en de Balkan weer teruggekomen. Zo is de in Nederland voorkomende zomereik na de laatste ijstijd uit Zuid-Europa en de Balkan weer naar Nederland gemigreerd. Wetenschappelijk onderzoek heeft dit via haplotypeenonderzoek aangetoond. Daarnaast komen er echter ook niet autochtone herkomsten in Nederland voor. Het gebruik van deze herkomsten is vaak door bosbouwkundige maatregelen ingegeven, want bosbouwers hebben eeuwenlang gezocht naar de snelst en meest recht groeiende en dus meest lucratieve boomsoorten voor hun bedrijf. Uit onderzoek blijkt dat het zaad van de meidoorn heel vaak uit bijvoorbeeld Zuid-Europa afkomstig was. Deze genetisch anders samengestelde meidoorns groeien sneller en bloeien enkele weken eerder dan de aan onze omstandigheden aangepaste varianten. Het gevolg is dat vlinders, insecten, bijen, broedvogels enzovoort, ook op andere tijdstippen gebruik kunnen maken van op die struiken levende voedingsbronnen als stuifmeel, insecten en vruchten. De negatieve, maar ook positieve ecologische consequenties van deze kunstmatig veroorzaakte veranderingen kunnen verstrekkend zijn. Dergelijke ecologische interacties zijn veelal zeer complex om wetenschappelijk te onderzoeken. Grote economische relevantie heeft dergelijke onderzoek doorgaans niet zodat het veelal achterwege blijft of het moet uit andere moeilijk te onderhouden bronnen gefinancierd worden.
Een vervolg op een natuurlijker beheer van bossen is het staken van de jacht. De dieren worden dan ouder en als ze territoriumgericht zijn, bakenen ze vaak ook grotere gebieden voor zichzelf af zodat soortgenoten moeilijker een nieuw gebied voor zichzelf kunnen innemen. In dat geval zie je bij bepaalde soorten zoals vossen en reeën dat de geboortecijfers teruglopen: een effectieve natuurlijke geboorteregeling. Komen de dieren aan het eind van hun levenscyclus, dan zal een natuurlijke dood intreden. Dat levert geweldige kansen op voor aasetende organismen. Bossen met een dergelijk beheer, vrij van bosbouwkundige ingrepen of jacht, bruisen van het leven. Ze zijn veel gevarieerder en verrassender dan de vaak eensoortige op teelt gerichte bossen. Nadeel van deze ongereguleerde bossen is echter dat ze vanuit een onnatuurlijke situatie moeten ontstaan en in een onnatuurlijke omgeving moeten bestaan. De ontwikkelingen zullen daardoor per definitie onnatuurlijk zijn. Door hoge wildstanden zullen bepaalde planten en dieren zich moeite hebben zich te ontwikkelen (bijvoorbeeld eiken). Echter, bossen waarin op kleine schaal selectief hout wordt geoogst, en waarin ook dode bomen blijven liggen of staan bieden veel mogelijkheden voor dieren en planten. Kleinschalige verstoringen van de bodem bijvoorbeeld bieden bosplanten mogelijkheden om zich te vestigen. En door de ene boom te vellen kan een andere (bijvoorbeeld zeldzame) boom extra ruimte krijgen. Zo kan een bosbeheerder de natuur een handje helpen.
Geen hout oogsten in Nederland betekent uiteindelijk dat er elders op de wereld weer extra bos moet worden gekapt, en vaak gebeurt dat in ecologisch zeer waardevolle bossen en op een onwenselijk manier.
In Vlaanderen en Nederland kunnen alle boseigenaren voor vragen en advies over het beheer van hun bos terecht bij de bosgroepen.
Voor de natuur in bossen heeft de Stichting Kritisch Bosbeheer belangrijke veranderingen in het bosbeheer teweeg gebracht.