Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Belastingvoorheffing op pensioenreserves

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Belastingvoorheffing van inkomstenbelasting op pensioenreserves betreft een voorstel in Nederland om het uitstel van belastinginkomsten die ontstaat door aftrek van pensioenpremies ongedaan te maken.[1]

Achtergrond

Het overheidssaldo wordt bepaald door het saldo op de betalingsbalans minus de netto besparingen, waarbij de netto besparingen gelijk zijn aan de bruto besparingen minus de nationale investeringen. Dit is ook de wijze waarop het overheidstekort door het Centraal Bureau voor de Statistiek in de Nationale Rekeningen wordt verwerkt.[2] De staatsschuld (-overschot) wordt dan vervolgens opgebouwd door de som van de overheidssaldi over alle voorgaande jaren. Het overschot op de betalingsbalans van een land leidt automatisch tot een tekort op de betalingsbalans in een ander land. Omdat langdurige tekorten op de betalingsbalans tot onhoudbare schuldenlasten leiden en zelfs tot staatsbankroeten, dienen zulke tekorten vermeden te worden. In 2012 leidden zulke tekorten tot een kredietcrisis in Griekenland, waarna de schulden drastisch gesaneerd moesten worden ten koste van banken en andere kredietverschaffers in binnen- en buitenland; de systematische overschotten op de betalingsbalansen van Nederland en Duitsland waren hier in belangrijke mate debet aan. Dat betekent dan ook dat landen geen systematische overschotten op de betalingsbalans mogen hebben. Daarmee is duidelijk dat over lange termijn gemiddeld het saldo op de betalingsbalans nul moet zijn. Hieruit volgt dan weer dat het overheidstekort feitelijk bepaald wordt door de netto-besparingen en de staatsschuld van landen met een gezonde betalingsbalans veroorzaakt wordt door een cumulatie van netto-besparingen.

Nederland neemt door zijn unieke pensioenstelsel een aparte positie in de wereld in. Vanwege het unieke reserveringsstelsel voor pensioenen hebben er gigantische netto-besparingen plaats gevonden. Terwijl Nederland al decennia lang een van de grootste overschotten op de betalingsbalans heeft, is er toch een aanzienlijke staatsschuld. De staatsschuld kan dan ook alleen maar verklaard worden door de enorme besparingen, waarvan de reserveringen voor de pensioenen het leeuwendeel uitmaken.

Dat de besparingen inderdaad de bron van de staatsschulden wereldwijd vormen kan begrepen worden uit het volgende. Als de overheid geld uitgeeft, dan gaat dat geld door de economie circuleren. Bij iedere transactie, zoals aankopen of uitbetaling van lonen, roomt de overheid dat af door diverse voormen van belastingheffing, zoals BTW, loonbelasting en accijnzen. Door die herhaalde afroming stroomt al het geld terug naar de overheid, behalve als dat proces wordt onderbroken. Die onderbreking kan komen door een transactie met het buitenland, zoals de invoer van goederen of vakanties. Een andere onderbreking wordt gevormd door de netto-besparingen: het geld wordt niet meer uitgegeven, maar aan de overheid of het buitenland uitgeleend.[3]

Belastingheffing op pensioenen

In het Nederlandse belastingstelsel worden de pensioen- en lijfrentepremies afgetrokken van het bruto-inkomen om tot de bepaling van het belastbaar inkomen te komen. De belastingplichtige betaalt dus geen belasting over de pensioenpremies. Pas bij de uitbetaling van pensioenen wordt er belasting geheven. Voor de overheid maakt dat wat betreft de inkomsten over zeer lange termijn weinig uit. Het stelsel is wel rechtvaardig, omdat degeen die premie betaalt door vroegtijdig overlijden het pensioen kan mislopen, terwijl iemand die langdurig blijft leven veel meer inkomsten verwerft dan waar hij feitelijk voor betaald heeft. Door deze wijze van belastingheffing wordt degeen die het inkomen verwerft belast tegen de passende tarieven, terwijl degeen die premie betaalt, en dus soms komen niet verwerft, van de belastingheffing wordt vrijgesteld. Momenteel worden de pensioenen in Nederland gemiddeld belast tegen een percentage van ongeveer 30%.

Door de aftrek van pensioenpremies bij de belastingheffing om vervolgens de uitbetaalde pensioenen wel te belasten ontstaat voor deze inkomstenbron voor de overheid een vertraging van ongeveer 30 jaar. Die vormt een belangrijk deel van de besparingen en daarmee van het overheidstekort. In Nederland is de omvang van deze uitgestelde belastingen die zit opgepot bij pensioen- en lijfrentefondsen ongeveer gelijk aan de staatsschuld.

Staatsschuld

Als de staatsschuld in Nederland feitelijk geheel gedekt wordt door de uitgestelde belastingen, dan ligt het voor de hand om die uitgestelde belastingen boekhoudkundig als staatsbezit op de staatsbalans op te nemen. Er zijn echter internationale afspraken, bijv. in het kader van de Verenigde Naties, Internationaal Monetair Fonds, Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en de Europese Unie, om dit niet te doen.[4] Een reden daarvoor is dat belastingtarieven kunnen wijzigen en dat niet duidelijk is welk tarief toegepast zal worden, omdat de belastingplichtigen niet bekend zijn, omdat ze afhangen van het individuele overleven. Deze uitgestelde belastingen vormen geen nauwkeurig omschreven schuld van de belastingplichtigen en kunnen daardoor niet eenvoudig op een balans worden opgenomen. Voor Nederland leidt dit schrappen van de staatsbalans als ongeveer het enige land in de wereld tot grote problemen.

Voorheffing

De Nederlandse staatsschuld kan volledig weggewerkt door de uitgestelde belastingen alsnog te innen. Omdat de aftrek van pensioenpremies rechtvaardig is, kan dit naar voren halen niet geschieden door de premiebetaler te belasten. Het idee van de voorheffing behelst het belasten van de pensioenreserves bij de pensioen- en lijfrentefondsen. Daarbij wordt een percentage van 30% voorgesteld. Vervolgens zouden de uitbetaalde pensioenen belastingvrij moeten zijn. Dit zou echter onrechtvaardig zijn voor de ontvangers van een klein pensioen, die onder een lager belastingtarief vallen, terwijl de ontvangers van hoge pensioenen een voordeel zouden hebben omdat ze eigenlijk een hoger tarief zouden moeten betalen. Het voorstel van de voorheffing behelst dan ook dat de overheid op de pensioenen een belastingteruggave plegen gelijk aan 100/(100-30) deel van het pensioen en het aldus gevormde totale inkomen belasten volgens de geldende tarieven. De pensioengerechtigden ondervinden daardoor geen enkel voor- of nadeel en het is belastingtechnisch eenvoudig te berekenen. Eventueel kan deze belastingteruggave bij de pensioenfondsen zelf plaatsvinden. Het resultaat is dat de Nederlandse staatsschuld verdwenen is, zonder dat er iemand een groot nadeel van ondervindt.

Voor- en nadelen

Voordelen van deze voorheffing zijn dat de staatsschuld in een keer verdwenen is en dat Nederland een grote kredietwaardigheid verkrijgt. Door het ontbreken van een staatsschuld levert die echter geen rentevoordelen op. Verder bespaart de overheid bankkosten voor het uitzetten en aflossen van en de rentebetalingen over staatsleningen, terwijl de pensioenfondsen een belangrijk deel van hun beleggingskosten uitsparen. Omdat deze kosten vooral bij buitenlandse banken gemaakt worden, schuilt hierachter een vrij groot voordeel voor de betalingsbalans en dus de Nederlandse economie.

De teruggave van belasting op de uit te keren pensioen betekent dat de overheid impliciet een rente betaalt die gelijk is aan het rendement van de pensioenfondsen minus hun kosten. Deze impliciete rente is vermoedelijk iets hoger dan de rente die over staatsleningen betaald had moeten worden. Dit kan als een nadeel beschouwd worden. Dit overheidsnadeel is echter iets dat als voordeel in de Nederlandse economie terecht komt en daardoor langs indirecte weg toch weer grotendeels bij de overheid terecht komt.

Invoering

Bij de invoering van een voorheffing van 30% zou de Nederlandse overheid anno 2012 een bedrag van ongeveer 370 miljard bij de pensioen- en lijfrentefondsen kunnen ophalen, terwijl de eerste tientallen jaren de voorheffing op de premies enigszins hoger zijn dan de compensatie die de overheid op de pensioenen moet verstrekken. Bij elkaar bedraagt het voordeel ruim 400 miljard Euro. De pensioen- en lijfrentefondsen kunnen natuurlijk nooit in een klap 370 miljard betalen; dan zouden ze veel bezittingen dwangmatig moeten liquideren, wat met grote verliezen gepaard gaat. Omgekeerd kan de overheid niet in een keer 370 miljard op de staatsschuld aflossen, omdat de staatsleningen een langere looptijd hebben. Daarom zou aan de fondsen een betalingsregeling moeten worden toegestaan, zodat ze het bedrag kunnen opbrengen uit aflopende verstrekte leningen en geleidelijke verkopen van andere bezittingen. Bij een jaarlijkse heffing van 3% over het bezit (na een jaar 3 X 100/97, na twee jaar 3 X 100/94 enz.) kan het bedrag binnen 10 jaar opgebracht zijn.

EU-norm

Doordat de staatsschuld weg is en de inkomsten gespreid binnenkomen, voldoet Nederland aan de EU-normen: geen staatsschuld terwijl 60% is toegestaan, het overheidstekort zal door het wegvallen van de rente op de staatsleningen de eerste 30 jaar automatisch onder de 3%-norm duiken. Daardoor zijn bezuinigingen vanwege de EU-norm overbodig geworden.

Ander pensioenstelsel

Het Nederlandse reserveringsstelsel voor de pensioenen leidt automatisch tot een enorm overheidstekort, dat momenteel grotendeels wordt weggewerkt door een systematisch groot overschot op de betalingsbalans. Er wordt door politici en economen aan andere landen geadviseerd om ook zo een pensioenstelsel in te voeren, waarbij wel de 3%-norm gehandhaafd moet worden. Daarmee wordt gesteld dat ieder land in de wereld een groot overschot op de betalingsbalans zou moeten hebben, wat natuurlijk per definitie niet kan. Daarmee wordt duidelijk dat een reserveringsstelsel internationaal gezien asociaal is en tot grote problemen leidt zoals dat anno 2012 met Griekenland, Portugal, Spanje, Italië, Ierland en mogelijk zelfs Frankrijk het geval is. Andere landen hebben een omslagstelsel met een gegarandeerd pensioen, wat bij vergrijzing van de bevolking tot onaanvaardbare lasten bij de werkenden leidt. Men zou kunnen denken aan een omslagstelsel zonder vaste pensioenhoogte, maar een vast percentage van belasting van de werkenden. De zo opgebrachte gelden voor de gepensioneerden zouden dan verdeeld moeten worden met als maat het belastbare inkomen gedurende het gehele werkzame leven. Dit stelsel is eeuwig betaalbaar, terwijl de risico’s voor de gepensioneerden goed voorspelbaar zijn, omdat die voornamelijk van demografische factoren afhankelijk zijn en voor de rest welvaartsvast zijn.

Na invoering van zo een variant van het omslagstelsel zouden de Nederlandse pensioen- en lijfrentefondsen leeglopen. Dit geld komt gespreid in de economie terecht en leidt via de besteding gespreid over ongeveer 70 jaar tot een voordeel voor de staatskas van inflatievrij ongeveer 500 miljard Euro (de rest vloeit naar het buitenland weg of verdwijnt in andere vormen van besparingen die vanwege de investeringen dringend nodig zijn). Nederland zou dan in plaats van een staatsschuld een enorme overschot in de schatkist hebben zitten.


Reacties en latere publicaties

In een reactie keerden twee hoogleraren van de Universiteit van Tilburg, die tevens adviseur van het CDA waren, zich tegen het voorstel. Wel wezen ze er op dat een soortgelijk voorstel al eerder door een hoge belastingambtenaar was gedaan.[5]

A.F. de Vos, voormalig hoofddocent econometrie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, wees er in een artikel van 23 maart 2012 in het Financieele Dagblad op dat de staatsschuld van Nederland boekhoudkundig niet te vergelijken is met die van buurlanden, omdat het bezit in de pensioenfondsen niet wordt meegeteld. Om vergelijkbaar te worden zou je volgens hem 50% van het vermogen in de pensioenfondsen van de staatsschuld moeten aftrekken, waarna de staatsschuld volledig verdwenen zou zijn. Verder stelt hij ook voor om een rekening voor de toekomstige belastingen bij de pensioenfondsen in te dienen, wat in feite een andere term voor voorheffing is.[6] Ook stelt De Vos voor om de pensioenfondsen op te heffen en naar een omslagstelsel net als in andere landen over te gaan, waarbij hij voorstelt om te beginnen met het opheffen van het ABP en de overheidspensioenen uit de staatskas te betalen. Dit systeem is in veel andere landen gebruikelijk.

In de NRC van 24 april 2012 verscheen een voorstel van A. Boot (hoogleraar economie Universiteit van Amsterdam) en L. Bovenberg (hoogleraar economie Universiteit van Tilburg) om een voorheffing op de pensioenreserves te gebruiken voor het door de overheid opkopen van hypotheken in bezit van de banken, zodat de banken meer krediet aan het bedrijfsleven kunnen verstrekken.[7] Oudhoogleraar economische wetenschappen Universiteit van Amsterdam) B. van Praag wees dit voorstel in een reactie van 26 april af met als argument dat de risico’s van de hypotheekverstrekking niet bij de overheid maar bij de banken hoort te liggen.[8] Over het principe van een voorheffing liet hij zich niet uit.

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º R. Harthoorn, Sanering staatsschuld door voorheffing op pensioenen, Economisch Statistische Berichten, 3-4-1991, p. 355-357.
  2. º Centraal Bureau voor de Statistiek, Nationale Rekeningen.
  3. º R. Harthoorn, De effectiviteit van bezuinigingen, Economisch Statistische Berichten, 9-11-1989, p. 760-763.
  4. º United Nations, System of National Accounts, 2008.
  5. º Economisch Statistische Berichten, 10 en 17-4-1991.
  6. º Aart de Vos, Nederland: puissant rijk, maar gierig als een oude vrek, Financieele Dagblad, 23 maart 2012.
  7. º Arnoud Boot en Lans Bovenberg, Reddingsplan voor de hypotheekberg, NRC, 24 april 2012.
  8. º B.M.S. van Praag, Het reddingsplan van economen is gevaarlijk, NRC, 26 april 2012.
rel=nofollow
rel=nofollow