Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Antwerps
Antwerps is de dialectvariant van het Nederlands zoals dat in Antwerpen gesproken wordt. Het is een vorm van het Brabants, en meer bepaald de subgroep van de "heirbaan-dialecten" (dialecten langsheen de Romeinse heirbaan naar het noorden (richting Dordrecht en 's-Hertogenbosch)). Het echte Antwerps is een typisch stadsdialect, dat duidelijk te onderscheiden is van de dialecten uit het omliggende gebied.
Spreken en schrijven
Antwerps wijkt af van het standaard Algemeen Nederlands qua uitspraak. Sinds de invoering van de opeenvolgende standaardspelling in het Nederlands en in het onderwijs van het Nederlands is het schrijven van dialect afgestorven.[bron?]
Er bestaat een schrijfwijze voor het Antwerps dialect die beschreven werd in het boek "Antwerps Schrijven" van F. Camerman.
Hieronder zal worden geprobeerd inzichten te verschaffen. Alle tekst is Algemeen Nederlands; de uitspraak in IPA tekens staat tussen vierkante haken [hakən], indien een woord uit een vreemde taal gebruikt is, staat er eerst tussen haakjes de taalcode, en dan het woord onderstreept en tussen enkele aanhalingstekens, zoals bijvoorbeeld: (en) 'board'; wanneer in een bepaalde letter in een woord aangeduid wordt, is die letter vet gedrukt : (fr) 'fenêtre'.
Fonologie
Gemakshalve wordt in dit hoofdstuk vaak gebruikgemaakt van F. Camermans notaties.[1]
Medeklinkers
- De uitspraak van de medeklinkers is meestal dezelfde als die van het Nederlands. Zo kent het Antwerps ook een soort eindklankverscherping aan het einde van een woord; net als in het Nederlands is daar geen verschil te horen tussen t/d, p/b; s/z, f/v, ch/g; en [g]/k [ʃ]/[ʒ]. Meestal worden ze inderdaad stemloos uitgesproken, met uitzondering van wanneer het volgende woord met een b of d begint - maar: s/z, f/v, ch/g worden ook stemhebbend uitgesproken als het volgende woord met een klinker begint.[2]
- De n wordt regelmatig gevelariseerd tot [ŋ] (<ng>) wanneer ze in hetzelfde lid van een samenstelling/woord wordt voorafgegaan door een beklemtoonde korte e (leŋze), i (kiŋd), o (koŋt), u (muŋt), [œ] (korte eu - möŋd) of [ʊ] (korte oe). Verder vindt men ze vaak gevelariseerd in woorden waar een stamklankverkorting is opgetreden, bijvoorbeeld in de korte vorm van schoen [sçoʊn]: schùng [sçʊŋ]. Net als in het Nederlands klinkt de n door assimilatie als [ŋ] voor een [k], [ɣ]/[ʝ] of [x]/[ç].[3]
- De 'h' wordt niet uitgesproken (H-deletie). Holland klinkt dus als ['ɔlant] en hond als [ɔŋt]. Als ze wel wordt uitgesproken, is er sprake van Algemeen-Nederlandse of tussentaalse invloed.[4]
Klinkers
De klinkers zullen hier gemakshalve worden beschreven met hun tegenhangers van het Algemeen Nederlands als vertrekpunt. Iets wat opvalt aan het Antwerpse klinkerstelsel is dat de korte klinkers vaak helder zijn en de lange dikwijls dof - in het Algemeen Nederlands is namelijk het tegenovergestelde waar te nemen. Bijvoorbeeld klinkt ziel in het Nederlands als [ziˑl], maar in het Antwerps als [zɪˑl].
De fonetische notaties voor de centrerende diftongen zijn overgenomen uit Jan Nuyts "Het Antwerpse vokaalsysteem - Een synchronische en diachronische schets".
a
- De lange a klinkt als [ɔ:], zoals in het Engelse board (de korte o van hok, maar lang).
- Voorbeelden: maan [mɔ:n], baard [bɔ:rt], traag [trɔ:x], 'baan' [bɔ:n], straat [strɔ:t].
- De korte a klinkt als de Nederlandse korte a maar scherper - zoals het Franse woord à, met andere woorden klinkt ze hetzelfde als de <ae> maar kort [a].
- Voorbeelden: kat, zak, pas
- Vóór de l wordt ze verdonkerd [5] en klinkt daarom als de <au> maar kort: [ɑ][6].
- Voorbeelden: bal [bɑl]
- Als de korte a (of e) gerekt is, wat vooral is gebeurd voor r of n, klinkt ze zoals in het Franse woord "gare".
- Voorbeelden: waerm, staerk, laend, baenk, waerke(n)[7]
e
- De doffe e klinkt hetzelfde als in het AN: [ə]. Zie echter ook de korte eu.
- Voorbeelden: wille(n) [willə(n)], de [də]
- De korte e klinkt als [e] (zoals in het Nederlandse "telefoon).
- Voorbeelden: bed [bet], zes [zes]
- Vóór <l> klinkt ze echter als [ɛ] (de korte e van het AN zoals die in normale positie klinkt)
- Voorbeelden: bel [bɛl], lel [lɛl][8]
- Zie de gerekte a voor de gerekte e in bijvoorbeeld werken.
- De lange e van het Nederlands beantwoordt aan drie Antwerpse fonemen.
- Als ze ontstaan is uit een vroeg gerekte korte e, ä of i, klinkt ze als [ɛi] (als de "ei" van het Belgisch AN). Dit foneem noemt men vaak de zachtlange e.
- Voorbeelden: beet [bɛit], zeve(n) [zɛivə(n)][8]
- Net als in de oude Nederlandse schrijftaal, hebben enkelvoudsvormen in de verleden tijd bij de sterke werkwoorden zich qua klinkerkwaliteit aan de meervoudsvormen aangepast
- Voorbeeld: rijden, riêd, reden, gereden > rije(n), ree, reeë(n), gereeë(n) [9]
- Onregelmatig met dit foneem zijn: nee/neje (meer zelden het oorspronkelijke niê)
- In sommige gevallen is ze een tweeklank [eə] of [ɛə]. Dit foneem wordt door P.J. Cornelissen en J.-B. Vervliet de zwaarlange e genoemd. Het treedt regelmatig op in plaats van de zachtlange e voor r, behalve in een paar samentrekkingen op -eder: weer, neer (maar niet in leêr en veêr) en in de werkwoorduitgang -ere(n) zoals in ambetere(n). Het bestaat ook in een langzaam krimpende groep andere inheemse woorden: geêl, meêl, keêl, scheêl (bijvoeglijk naamwoord), lêve(n), gêvel, rêge(n), vêge(n), blête(n), kwêke(n), kêkele(n), (h)êring, keês, krêmer, frête, schêper, vêre(n). En in leenwoorden waar het Frans een gelijkaardige klank heeft: traine(n), beêzje, trêtere(n), desseêr, kreêm, etc.
- Als ze ontstaan is uit een Germaanse <ai>[10] is ze een tweeklank [iə]. Dit foneem noemt men vaak de scherplange e.
- Voorbeelden: liêren [liərə(n)], miêr [miər], kliêre [kliərə] [11]
- Als ze ontstaan is uit een vroeg gerekte korte e, ä of i, klinkt ze als [ɛi] (als de "ei" van het Belgisch AN). Dit foneem noemt men vaak de zachtlange e.
- Tot <iê> horen ook de leenwoorden met een Romaanse tweeklank beantwoordende aan Latijnse e vóór -st.[12]
- Voorbeelden: biêst, fiêst, miêster[12]
- De <iê> bedraagt ook sommige woorden waarin het AN een ee vertoont, ontstaan na syncope van een mediane d, en waarin die syncope niet meer aangevoeld wordt.[12]
- Voorbeelden: gedwiê, kwiêle(n)[12]
- Zelfstandige naamwoorden waar het AN een beklemtoond -eel heeft, hebben ook de <iê>.[13]
- Voorbeelden: barriêl, kastiêl, kamîel, pensiêl, ...
- Bijvoeglijke naamwoorden waar het AN een beklemtoond -eel heeft, daarentegen, hebben een zachtlange <ee>.
- Voorbeelden: cultureel, crimineel (ook zelfstandig gebruikt als zelfstandig naamwoord).
- Tegenvoorbeeld: grossiêl[14]
- Andere gevallen met <iê>: viêrting (veertien), fiêrtig (veertig), viê, liêg (laag),[12], iêmer (emmer) [15], hiêr (ook al werd dat vroeger onetymologisch gespeld als "heere"), ...
- Het onderscheid tussen <ee> en <eê> is aan het verdwijnen.[16]
i
- In het AN verschilt <i> en <ie> vooral qua klinkerkwaliteit: [ɪ] en [i], ook al kan de <ie> soms, met name vóór r, lang worden uitgesproken. In het Antwerps worden de fonemen vooral onderscheiden door de klinkerlengte, ook al klinkt de lange ook hier niet qua kwaliteit hetzelfde als de korte.
- De korte i klinkt als [i] (de <ie> van het AN maar altijd kort).
- Voorbeelden: vis [vis], kind [kiŋt]
- De lange i (meestal <ie> geschreven) klinkt als [ɪ:] (de korte i van het AN maar lang).
- Voorbeelden: bier [bɪ:r], gieter [gɪˑtər]
- De verdeling tussen de korte en de lange i is niet altijd dezelfde.
- Voorbeelden: friet = frit [frit], vriend = vrind [vriŋt][17]
o
- De korte o klinkt precies zoals in het Belgisch AN als [ɔ].
- Voorbeelden: kot [kɔt], mor [mɔr].
- Dikwijls heeft het Antwerps een korte oe waar het AN een korte o heeft.
- De lange o van het AN is in het Antwerps nog duidelijk verdeeld in twee klanken.[10]
- Indien ze afkomstig is van een Germaanse <au>, klinkt ze als [uə], dat wil zeggen dezelfde klank als de Afrikaanse <oo>. In de spelling van de Vries en te Winkel werd dit foneem, de scherplange o, dubbel geschreven in open lettergreep.[18]
- Voorbeelden: groôt [ʝruət], noôt [nuət] = nooit, oôg [uəx][11]
- Franse leenwoorden met -oi- krijgen <oô>: ivoôr, komfoôr[19], framboôs[20], kantoôr[21], talloôr[22], koôf [23]
- Het voorvoegsel oor- is oôr- geworden, behalve in het woord oorlog.[24]
- Andere gevallen met oô: boôrd, poôrt, lantoôr, pastoôr, persoôn, doôs, droôg, wône(n), gewoôn, kroôn, matroôs, patroôn, Rôme(n), roôs, smôre(n) (en smoôr), stôre(n), troôn, verôvere(n), woôstag,[19], voôrt [25], bôre(n)[26], koôr(d)[27], koôr[28], poôs[29], moôrd[30], bekôre(n)[31], vroôm[32].
- In de meeste andere gevallen klinkt ze als [əu] (zoals het Engels "coal"). Dit foneem, de zachtlange o, werd in de spelling van de Vries en te Winkel enkel geschreven in open lettergreep.
- Voorbeelden: school [sçəul], riool [rijəul] [33]
- Net als in de oude Nederlandse schrijftaal, hebben enkelvoudsvormen in de verleden tijd bij de sterke werkwoorden zich qua klinkerkwaliteit aan de meervoudsvormen aangepast
- Voorbeeld: kruipen, kroôp, kropen, gekropen > kruipe(n), kroop, krope(n), gekrope(n) [34]
- Op basis van de oudere schrijftaal had men eigenlijk sloêt verwacht, maar in het Antwerps spreekt men van een sloot.
oe
- In het Algemeen Nederlands wordt <oe> meestal kort uitgesproken, maar soms ook lang, met name vóór <r>. In het Antwerps aan de andere kant is het verschil zeker niet in alle gevallen te verklaren uit de fonetische context.
- Vergelijk: schroef, slùf; roem, blùm; poep (=achterste), pùp (=pop)[35]
- De lange oe bedraagt ongeveer dezelfde woorden als in het AN, maar ze wordt altijd lang uitgesproken.
- Voor k is ze echter dikwijls verkort: dùk, (h)ùk, kùk, ...
- Ze klinkt [oʊ], in jonger Antwerps wordt ze echter soms gemonoftongeerd tot [ʊ:]
- Voorbeelden: roep [roʊp], boer [boʊr], snoep [snoʊp]
- De korte oe bevat veel woorden die in het AN een <oe> of <oo> hebben, als resultaat van stamklankverkorting van de lange oe of van de oô.[35]
- < oe: vloeke(n), gij vlùkt; roepe(n), gij rùpt; ...
- < oô: lôpe(n), gij lùpt; rôke(n), gerùkt; ...
- Ze bevat ook veel woorden die in het AN een korte <o> (of bij wijze van uitzondering <u>) hebben.
- Dat is regelmatig zo vóór:
- m: (h)ùmmel, stùm, trùmmel, stùmp, klùmp, ùm (en ùm-), glùm, klùm, krùmp, ...
- ook: blùm (blom in andere dialecten), oemmes (=immers, elders omme(r)s), ...
- ng: tùng, vùnk, jùnk, blùnk, drùnk, drùng, vrùng, zùng, zùnk, ...
- Maar niet als de ŋ alleen volgens de uitspraaksregel voor /n/ boven wordt gebruikt: (h)oŋd[36]
- Maar niet langer in de uitgang -um, die nu als -əm of -um klinkt: album, datem
- m: (h)ùmmel, stùm, trùmmel, stùmp, klùmp, ùm (en ùm-), glùm, klùm, krùmp, ...
- Dat is soms zo vóór:
- b: bùbbel, brùbbel, slùbber, ...
- p: ùp (en samenstellingen), pùp
- f: dùf, mùffel, indùffele(n), bùf, mùf, pùf, slùf, stùffe(n), schùft (=hoge schouder), rùffele(n)
- ch: lucht (=lucht), lucht (=licht), bùcht (=bucht), tùcht, vùcht, ...
- k: bùk (nu meestal bok), jùk (=juk), klùk (hen), slùk, tùk, ...
- Dat is regelmatig zo vóór:
- Ze klinkt zoals haar tegenhanger in het Duits: [ʊ] of [u].
u
- De korte u klinkt zoals in het Franse woord "perdu", oftewel als een verkorte <uu> van het AN.
- Voorbeelden: bus [bys], mus [mys]
- De lange u klinkt als de Nederlandse eu maar met diftongering: [øy].
- Voorbeelden: muur [møyr], vruug [vrøyç] = vroeg, duvel [døyvəl] = duivel[33]
- Soms heeft het Antwerps een vorm met <uu> waar het Nederlands een met <oe> (broer = bruur) of <ui> (duivel = duvel) heeft. In het eerste geval is er sprake van een umlaut, in het tweede is het een restant van de toestand voordat uu diftongeerd werd tot ui.
eu
- Het Antwerps kent net als het Duits twee eu's: een lange en een korte.
- De lange eu klinkt als de Noord-Nederlandse uitspraak van <ui>: [œʊ]. Ze komt vaker voor dan in het AN; dikwijls is er dan sprake van een umlaut. In jonger Antwerps wordt ze vaak gemonoftongeerd tot [œ:], de [tussentaal]se uitspraak van <ui>.
- Voorbeelden: neus [nœʊs], keuning [kœʊniŋ] = koning, veul [vœʊl] = veel, veur [vœʊr] = voor[37]
- De korte eu is qua klank ongeveer gelijk aan de sjwa (ook bekend als de doffe e), maar verschilt er wezenlijk van omdat ze in beklemtoonde lettergrepen kan optreden.[38] Vaak treedt de korte eu op waar in het AN een korte o gevolgd wordt door een r, of waar een stamklankverkorting is gebeurd van <ui> of <eu>.[35]
- Voorbeelden: wörm [wørm] = worm, plöts [pløts] = plaats, löstere [løstere(n)] = luisteren, vör [vør] = onbeklemtoond voor(zoals in vörbij) .[37]
Echte tweeklanken
De Nederlandse tweeklanken komen overeen met deze Antwerpse klanken:
- De ei/ij klinkt ongeveer als in het Duits en het Engels als een tweeklank met een a als aanvangsklinker: [aə]. Hij verschilt er wel wezenlijk van doordat het tweede element een schwa is en geen j (meer).
- De ui klinkt ongeveer als in het Duits als [ɔə].
- Voorbeelden: kruis [krɔəs], ruit [rɔət], buite(n) [bɔətə(n)][39]
- De <au>, <ou> en <auw> van het AN klinken als [ɑ:] (de klank van het Engelse "car")[41], maar voor een medeklinker net als in het AN [ɑu].[42]
- Voorbeelden: vrouw [vrɑˑ], zout [zɑut]
- In het AN zijn deze drie schrijftekens allemaal samengevallen tot [ɑu], dat wil zeggen de vroegere uitspraak van <au>. Eerst vielen <au> en <aauw> samen tot <au(w)>, een taalverandering die tot uiting kwam in de spelling De Vries-Te Winkel in het schrappen van één a in bijvoorbeeld raauw.[43] Later zijn ook <ou> en <au> samengevallen, maar dat heeft geen spellingwijziging met zich meegebracht. In het Antwerps is de samenval anders gebeurd: <au> en <aauw> zijn samengevallen in <aauw> waarvan het laatste deel van de tweeklank is weggevallen; <ou> is gedeeltelijk samengevallen met de nieuwe [ɑˑ], behalve vóór medeklinkers.[44]
- Er zijn echter een paar restantvormen te vinden waar de uitspraak [ɑu] soms wordt gehandhaafd ook al volgt er geen klinker (meer) op, bijvoorbeeld: zou [zɑu], wou [wɑu][45]
- In het platste Antwerps vallen deze tweeklanks-ou en de zachtlange o samen.
- In het hedendaags Antwerps is de uitspraak van het foneem in verandering.
Onechte tweeklanken
- <oei> [ʊj] klinkt hetzelfde als in het Nederlands
- <ooi> in principe ook, maar meestal gaat het om een oo ontstaan uit Germaans <au>[46] en dan is ze (behalve in bijvoorbeeld (h)oôi en koôi [47][48]) verkort van [uəj] naar [ʊj] - en klinkt dus gelijk aan <oei>
- <ieuw> klinkt net als in het Nederlands als een opeenvolging van <ie> en <w>, in het Antwerps dus als [ɪ:w].
- behalve in het woord nieuw dat de in het Brabants zeer gewone overgang van w in v kent: nief
- <eeuw> klinkt ongeacht de herkomst van de <ee> als [iəw][12][49], ook al kan de w soms wegvallen.[50]
- <aai> klinkt als [ɑ:j] of [ɔ:j], en is door die tweede, authentiekere uitspraak moeilijk tot onmogelijk te onderscheiden van <ui>
- Voorbeelden: waaien [wɔ:jə(n)]
Korte klinkers vóór [ŋ]
In het platste Antwerps klinken de korte klinkers e, i, o, ù, u, ö vóór [ŋ] als hun lange tegenhangers ee, ie, oo, oe, uu, eu:[51]
- meŋs als meeŋs [mɛiŋs]
- kiŋd als kieŋd [kɪ:ŋt]
- hoŋd als hooŋd [ɑʊŋt]
- dùng als doeng [doʊŋ]
- zöng als zeung [zœʊŋ]
De a klinkt, tenzij ze gerekt is tot ae, niet anders dan vóór bijvoorbeeld m.
Wegvallende naslagen
In het Antwerps, vooral in zijn plattere vormen, kan de naslag wegvallen op het eind van iê, eê en oê. Mogelijk wordt dit wegvalsproces geremd door het AN - [i:] is daar immers de uitspraak van <ie>. Vaste regels zijn er niet, maar wel een paar tendensen:
- Vóór r wordt de naslag altijd behouden.[52]
- Vóór g valt hij opvallend dikwijls weg.[52]
- Hoe sneller men spreekt, deste hoger is de kans dat hij wegvalt.[52]
- Vóór j valt hij altijd weg: briêje [bri:je], kruien [krɔ:jə].
Enkele verschillen qua woordenschat
Enkele woorden die niet overeenkomen met de klankverhoudingspatronen boven:
- drie = drij[53] [draə]
- De uitgang -heid wordt verkort tot -ad[35] [at] (in jonger Antwerps dikwijls tot -ed [et][54]); het meervoud ervan is -ede(n) [εidə(n)].[55]
- Bij werkwoorden in de tegenwoordige tijd die op -n uitgaan, in plaats van op -en, krijgt ik net als in het Oudnederlands[56] een vorm die gelijk is aan de infinitief.[57]. Deze infinitieven komen meestal voor in hun verkorte vorm, die al dan niet een velarisering (misschien onder invloed van de articulatieplaats van de klinker[58]) van de n met zich heeft meegebracht.
- Namelijk deze (en hun samenstellingen): zijn, zen; gaan, gon; staan, ston en doen, dùng; zien, zing.
Medeklinkers
De uitspraak van de medeklinkers is meestal dezelfde als die van het Nederlands. Zo kent het Antwerps ook een soort eindklankverscherping aan het einde van een woord; net als in het Nederlands is daar geen verschil te horen tussen t/d, p/b; s/z, f/v, ch/g; en [g]/k [ʃ]/[ʒ]. Meestal worden ze inderdaad stemloos uitgesproken, met uitzondering van wanneer het volgende woord met een b of d begint - maar: s/z, f/v, ch/g worden ook stemhebbend uitgesproken als het volgende woord met een klinker begint.[2]
Klinkers
Algemeen valt het op dat in het Antwerpse klinkerstelsel de korte klinkers vaak helder zijn en de lange dikwijls dof - in het Algemeen Nederlands is dat namelijk net tegenovergesteld. Bijvoorbeeld klinkt 'ziel' in het Nederlands als [ziˑl], maar in het Antwerps als [zɪˑl]. Als bronnen werd het werk van Filip Camerman gebruikt, en de fonetische notaties voor de centrerende diftongen zijn overgenomen uit Jan Nuyts "Het Antwerpse vokaalsysteem – Een synchronische en diachronische schets".
Enkele verschillen qua woordenschat
Enkele woorden die niet overeenkomen met de klankverhoudingspatronen boven:
- 'drie' = drij [draə]
- De uitgang '-heid' wordt verkort tot -ad[at] [59] (in jonger Antwerps dikwijls tot -ed [et][60]); het meervoud ervan is -ede(n) [εidə(n)].[55]
- Bij werkwoorden in de tegenwoordige tijd die op -n uitgaan, in plaats van op -en, krijgt de 1e persoon enkelvoud net als in het Oudnederlands[61] een vorm die gelijk is aan de infinitief.[57] Deze infinitieven komen meestal voor in hun verkorte vorm, die al dan niet een velarisering (misschien onder invloed van de articulatieplaats van de klinker[62]) van de n met zich heeft meegebracht.
- Namelijk deze (en hun samenstellingen): ik zen (zijn), ik gon (gaan), ik ston (staan), ik dùng (doen) en ik zing (zien).
Grammatica
Hier worden enkele gevallen besproken waarin de Antwerpse grammatica afwijkt van haar Algemeen-Nederlandse tegenhanger.
Verbuiging
In het algemeen zijn de Antwerpse verbuigingsverschijnselen te verklaren aan de hand van drie principes: accusativisme, n-deletie en e-deletie; soms heeft analogie ook een rol gespeeld.
Accusativisme
De Antwerpse buigingsvormen gaan terug op die van de oude Nederlandse accusatief (4e naamval):
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|
-en | -e | -0 |
eenen | eene[63] | een |
kleinen | kleine | klein |
n-deletie
In het algemeen valt de slot-n weg behalve vóór klinkers. In de mannelijke uitgang ’’-en’’ blijft ze echter ook bewaard vóór een paar medeklinkers: b, d, t, h.[64][65]
Onder dezelfde condities kan een n wegvallen bij het onzijdige, als het woord eindigt op een lange klinker + n[66], zoals bij e klei kiŋd [ə klɑi kiŋt] (een klein kind). Klanken die in de hierop volgende paradigmata wegvallen volgens de n-deletie zijn geschreven binnen [ en ].
e-deletie
De uitgang -e (vrouwelijk enkelvoud en meervoud alle geslachten) valt onder bepaalde condities weg.
- Het volgende woord begint met een klinker of tweeklank.[67]
- Het woord gaat uit op –er.
- Het woord gaat uit op –el.
- Het woord eindigt op een klinker of tweeklank.[68] Inclusief de onechte tweeklank oei (roei (rood), doei (dood), en goei)
- Het woord eindigt op een lange klinker of tweeklank gevolgd door een sonorant (-l, -n, -r, -m, -j, -w) [69]
- Het woord eindigt op –aer(e)m.[70]
- Mogelijk, maar niet al te courant, zijn de patronen -r(e)m en -l(e)m.[71]
- …[72]
In de hierop volgende paradigmata wordt een e die wegvalt volgens de e-deletie geschreven binnen ( en )[73]
De samenval van -e en -en
Behalve de vrouwelijke/meervoudige uitgang -e en de mannelijke uitgang -en, zijn -e en -en samengevallen tot -e(n). Bijdrage heet dus bijdrage(n) en toren tore(n). In deze nieuwe uitgang -e(n) wordt de n alleen maar uitgesproken vóór klinkers.[74]
Het onbepaald lidwoord
mannelijk | vrouwelijk | onzijdig |
---|---|---|
ne[n] | een | e[en] |
Een perfect voorbeeld van de drie bovenstaande principes: eenen ('nen) en een volgens dat der n-deletie, eene volgens dat der e-deletie.
Of ook: nen bruur, een zuster, e kot
Het bepaald lidwoord
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|
de[n] | d(e) | et, 't |
Den is gereduceerd volgens de n-deletie, de volgens de e-deletie. Door zijn vorm is het niet getroffen door de n-deletie, maar de h is wel weggevallen.
Opmerking: over het algemeen gebruikt men bij persoonsnamen ook het mannelijke bepaald voornaamwoord, bijvoorbeeld De Lowie, Den Herman. Zoiets gebeurt niet bij vrouwennamen (*de Maria). Ook komen we dikwijls tegen dat in besloten kring, wanneer iedereen de persoon kent, een bezittelijk voornaamwoord gebruikt wordt. Dat wordt dan ook naar geslacht verbogen: Onze Lowie, Ons Maria. Zoals in de zin: Edde gij onze/de Lowie al gezing? (Heb jij Lowie al gezien?).
Het bezittelijk voornaamwoord
persoon | mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|---|
1 ev | mijne(n) | mijn | mij(n) |
manne(n) | man | ma(n) | |
2 ev | ùwe(n) [uʋə(n)] | ù(w) [u(ʋ)] | ù(w) [u(ʋ)] |
auwe(n) [ɑʋə(n)] | au(w)[ɑ(ʋ)] | au(w) [ɑ(ʋ)] | |
3 ev | eure(n) | eur | eur |
zijne(n) | zijn | zij(n) | |
zanne(n) | zan | za(n) | |
1 mv | onze(n) | ons | ons |
2 mv | olle(n) | olle(n) | olle(n) |
3 mv | unne(n) | un | un |
Hun en heur zijn hun h verloren.
Mijn/mijnen en zijn/zijnen hebben n-deletie ondergaan. Onder de invloed van de tussentaal komen mij en zij echter steeds minder voor.[77]
De w in ouw (of auw, dat ook voorkomt) wordt alleen maar uitgesproken voor een volgende klinker.[78] De ontwikkelingsgang van deze twee woorden: auw[79] < ouw.[80] < uw[81]
Vrouwelijk ons/un vermoedelijk naar analogie van de andere vormen in de tabel.
Olle(n) wordt verbogen als een adjectief dat op -e/-en uitgaat.
Opmerkelijke uitzonderingen zijn de mannelijke woorden ‘’vader’’ en ‘’bruur’’ (broer), die de onzijdige bezittelijke voornaamwoorden krijgen.[77] Als er een adjectief tussen komt, worden ze weer mannelijk verbogen: ons bruur, maar onzen aenderen bruur.
Er komen vormen voor met andere stamklinkers (korter of van dezelfde lengte), maar de verbuiging blijft dezelfde.
Het aanwijzend voornaamwoord
De uitgang {d} gedraagt zich als volgt:
- Hij valt normaal gezien weg; erop volgende fricatieven (v, g, z, zj) en d worden echter stemloos.
- Vóór een klinker klinkt hij als [d].
- Vóór ‘em en ‘er klinkt hij als [t].
- Vóór et wordt hij vervangen door een g [ɣ].[82]
Normaal gebruikt
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|
deze[n] | dees | dees |
diê[n] | die | da{d} |
De e-deletie dees < deze valt niet te verklaren aan de hand van de boven vermelde regels; vermoedelijk is ze gebeurd naar analogie van andere functiewoorden.[84]
Diê[n] is waarschijnlijk gevormd naar analogie van andere functiewoorden: die + e[n].
Zelfstandig gebruikt
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|
(den) deze(n) | (de) dees | (et) dees |
(den) diê(n) | (de) die | da{d} |
Behalve da{d} kunnen ze bij zelfstandig gebruik dus het bepaald lidwoord voor zich krijgen.[85]
Let op! Hier is de mannelijke uitgang -en verder gereduceerd en blijft zijn n alleen maar bewaard vóór klinkers.
Het betrekkelijk voornaamwoord
- | mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|---|
onderwerp | diê(n) | die | da{d} |
voorwerp | da{d} | da{d} | da{d} |
Let op! Hier is de mannelijke uitgang -en verder gereduceerd en blijft zijn n alleen maar bewaard vóór klinkers. Zie boven voor verklaring van {d}.
Bijvoeglijke naamwoorden en andere verbogen woorden
De verbuiging wordt in dit deel beschreven vanuit een synchroon perspectief, maar deletieregels worden genoemd ter opheldering. De onzijdige n-deletie wordt hier omwille van de duidelijkheid genegeerd.
De standaardverbuiging
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|
-e[n] | -e | -0 |
Hieronder vallen logischerwijze elk en welk.
De sonorantenverbuiging
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|
-e[n] | -0 | -0 |
Deze categorie is ontstaan uit de e-deletie. Omdat die niet echt is doorgedrongen in de tussentaal wordt ze door veel jonge sprekers behalve bij sommige functiewoorden slechts sporadisch toegepast[87]
Hieronder vallen logischerwijze iên, giên, aender en ieder.
Sommige woorden horen tot deze categorie om historische redenen en niet wegens hun tegenwoordige vorm
De verbuiging van bijvoegelijke naamwoorden op -d
Deze verbuiging is ontstaan door de werking van de d-syncope en de e-deletie.
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig/predicatief |
---|---|---|
goeie[n] | goei | góed |
goeie[n] gaat terug op "goeden", waarvan de d in een j is overgaan - daarenboven is de n door de n-deletie getroffen
goei gaat terug op "goede", met d > j en bovendien e-deletie na de hierdoor ontstane sonorant
góed heeft zijn vorm behouden, maar heeft ook dezelfde ontwikkeling ondergaan als bijvoorbeeld wad: de d valt weg behalve voor klinkers waar ze daadwerkelijk als een [d] klinkt en men bespeurt ze ook in de verstemlozing van erop volgende fricatieven. Dit was vroeger waarschijnlijk ook het geval met andere adjectieven op -d, maar in het hedendaags Antwerps is goed het enige geval.
De woorden met een w ter vervanging van de d worden op dezelfde manier verbogen:
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig/predicatief |
---|---|---|
ouwe[n] | ouw | oud |
Verbogen zoals goed:
- briêd
- doêd (doei-)
- kwaad
- roêd (roei-)
- ...[90]
Verbogen zoals oud:
- blauw (met analogische -d in het onzijdig)
- grauw (met analogische -d in het onzijdig)
- koud
- rauw
- ...[90]
De verbuiging van de overtreffende trap
(stam = grondwoord minus e)
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|
-e[n] | -(e) | -e(n) |
Deze categorie bevat:
Het enige verschil met de stofnamenverbuiging is -(e) in vrouwelijk en meervoud.
De stofnamenverbuiging
(stam = grondwoord minus e(n))
mannelijk | vrouwelijk/meervoud | onzijdig |
---|---|---|
-e[n] | -e(n) | -e(n) |
Deze verbuiging geldt voor alle adjectieven op -e(n), behalve die van de overtreffendetrapverbuiging.
Ze wordt ook toegepast op samenstellingen voor de keuze tussen -e- en -en-: boerentore (mannelijk), boeretores (meervoud).[93]
In populaire cultuur
- De regionale televisiezender ATV begon in 2006 met het programma Fransen waarin men uitsluitend Antwerps dialect praat. Dit was een onmiddellijk succes in de omgeving van Antwerpen.
- Volgens een aantal humanistische geschiedschrijvers uit de Renaissance (bijvoorbeeld Johannes Goropius Becanus) zou het Diets-Antwerps de oudste taal ter wereld zijn en zouden Adam en Eva Antwerps gesproken hebben in de Hof van Eden. Als verklaring gaven ze dat Diets afgeleid zou zijn van het woord de oudste. Tegenwoordig neemt men aan dat het afgeleid is van het Proto-Indo-Europese *teuteh₂, wat stam, volk betekende.
- De meeste bands of zangers die in het Antwerps zingen, hebben vaak succes tot ver buiten de Antwerpse stadgrenzen. Het beste voorbeeld is misschien de (inmiddels ontbonden) groep De Strangers, die 50 jaar op de planken heeft gestaan – een unicum in Vlaanderen. Aanvankelijk zongen ze in het Standaardnederlands maar vervolgens bouwden ze een grotendeels Antwerps repertoire op. Andere voorbeelden van muzikanten die in het Antwerps zingen zijn: Wannes Van de Velde, Stafke Fabri, Axl Peleman, de St. Andries MC’s, Ed Kooyman, de Clement Peerens Explosition, Katastroof en de Fixkes (afkomstig uit Stabroek, ten noorden van Antwerpen).
- Ook veel komieken gebruiken hun Antwerps dialect om hun grappen kracht bij te zetten. Voorbeelden zijn: Gaston Berghmans, Tony Bell, Charles Janssens, Co Flower, Theo Van den Bosch, Suzy Marleen, Louis Baret, Jaak De Voght, Staf Parmentier, Anton Peters, De Woodpeckers (Jef Cassiers en Cois Cassiers), Alex Agnew en het Echt Antwaarps Teater. Typetjes of komische personages krijgen in Vlaanderen vaak een Antwerps accent mee, zoals onder meer Snelle Eddy (Chris Van den Durpel), "De Joeri" (Jan Van Looveren) en Jos Bosmans (Bart Peeters)
- Antwerpse dialectwoorden duiken ook geregeld op in de strips van Pom, Merho, Marc Sleen en Willy Vandersteen.
- De Antwerpse poppentheaters of "poesjenellentheaters", waarvan "de Poesje" het bekendst is worden traditioneel ook in het Antwerps opgevoerd.
Externe links
- Alles over de Antwerpse taal
- Oefenen in het Antwerps: Test oezelf en sprekt dees woorde iniens oât zongder te doddele.
Bronnen, noten en/of referenties
|