Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Turnen (sport)

Uit Wikisage
Versie door SjorsXY (overleg | bijdragen) op 19 feb 2010 om 13:49
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Yuri van Gelder (2008), een turner aan de ringen.

Toestelturnen oftewel turnen is een individuele sport die wordt uitgevoerd met behulp van toestellen. Het is een onderdeel van de Olympische Spelen, en is ontstaan in de zogenaamde Duitse school uit de 19e eeuw. Het (toestel)turnen is een onderdeel van de gymnastieksport.

Geschiedenis van het turnen

Turnen was al bekend in de tijd van de Romeinen, die het arte Gymnastica noemden. De basisvormen van de huidige turntoestellen en turnbewegingen werden echter ontwikkeld door Friedrich Ludwig Jahn (1778-1852), de grondlegger van de 'Duitse School'. In 1811 opende Jahn op de Hasenheide bij Berlijn de eerste Turnplatz. Samen met zijn leerling Ernst Eiselen ontwierp hij turntoestellen, onder andere de brug en de rekstok.

In Nederland ontstond de eerste gymnastiekvereniging in 1830. Op 15 maart 1886 werd het Nederlandse Gymnastiek Verbond opgericht. Vijftig jaar later mocht dit verbond zich Koninklijk noemen en sindsdien heeft het zich ontwikkeld tot een sportbond van meer dan een kwart miljoen leden. Later volgde een fusie met de NKGB, en gingen de beide organisaties verder als de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Bond (KNGB). Sinds het seizoen 1999/2000 zijn de KNGB en de christelijke bond Koninklijk Nederlands Christelijk Gymnastiek Verbond (KNCGV) gefuseerd tot de huidige Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU). Bij de christelijke bond turnde men op 5 toestellen, terwijl bij de KNGB op 6 toestellen werd geturnd. Door de fusie werden enkele regels voor het wedstrijdturnen gewijzigd voor een tijdelijke periode van drie jaar, behalve in de A-lijn (het hoogste niveau). Een van deze tijdelijke veranderingen was dat het toestel waarop het slechtst gepresteerd was niet meetelde in de puntentelling.

Het verschil tussen gymnastiek en turnen

Hoewel gymnastiek en turnen soms als synoniemen worden gebruikt, is het toch niet hetzelfde. Ten eerste moet er een onderscheid gemaakt worden tussen gymnastiek op school en gymnastiek van het Nederlandse KNGU of de Vlaamse GymFed. Onder gymnastiek op school valt een grote verscheidenheid aan sporten, waaronder turn(onderdelen). Daarnaast omvat gymnastiek bij de KNGU/GymFed naast turnen ook andere disciplines, waar onder ritmische gymnastiek, trampolinespringen, rhönradturnen, acrogym, aerobics en tumbling.

De training

Wedstrijdturners trainen minimaal 2 tot 3 uur per week om de elementaire beginselen van het turnen te leren. Om aan de landelijke competitie mee te doen, is meer training nodig en zal een turner al op jonge leeftijd, vaak voor het negende jaar, moeten beginnen met de training. Drie tot vijf keer per week trainen, en dan 3 á 4 uur per keer, is geen uitzondering bij deze sport.

Bij topsport (hoogste niveau) wordt vaak 20 tot 30 uur per week getraind, wat soms moeilijk te combineren is met een gewoon lesrooster.

Bij het trainen van nieuwe onderdelen wordt gebruikgemaakt van de valkuil. Deze kuil is gevuld met schuimrubber blokken die de val vaak breken als het mis gaat. Om de brug of rekstok te oefenen wordt er ook vaak gebruik gemaakt van de zogeheten straps. Dit is een ijzeren rekstok, waar de turn(st)er zich zelf vastmaakt met behulp van bandjes. Om op de balk moeilijke onderdelen in te studeren zijn er verschillende soorten balken, je hebt de grondbalk om op te beginnen. De naam zegt het al, de balk is verwerkt in de vloer, of ligt maar een paar centimeter boven de vloer. Hierna gaat met vaak naar een wat hogere balk met een verbreder, waardoor de balk geen 10 centimeter breed meer is, maar 15 of 17 centimeter breed. De volgende stap is een balk die misschien iets hoger is en waar dan een dun matje op gelegd wordt. Daarna wordt het matje weggehaald en dan is het zover dat je het onderdeel op de hoge wedstrijdbalk kunt uitvoeren. Om op de vloer bijvoorbeeld een dubbelsalto te leren kan er eerst geoefend worden met een "gordeltje" dit is een tuigje waar de turn(st)er in vastgemaakt wordt. Dit tuigje zit vast met elastieken, de turn(st)er kan als het ware opgehesen worden zodat de kans kleiner is dat hij/zij hard op de grond valt.

Het belang van lenigheid en kracht

In een oefening moet de deelnemer verschillende kracht- en lenigheidsonderdelen laten zien. Ook komen bij sommige toestellen zoals rekstok en brug zogenaamde 'vluchtelementen' voor; onderdelen waarbij het toestel even wordt losgelaten en weer wordt vastgepakt.

Het belang van lenigheid, kracht en conditie

Bij turnen zijn lenigheid, kracht en conditie van groot belang. Lenigheid vermindert de kans op blessures. Kracht en conditie zijn nodig om de wedstrijd vol te houden en om achtereenvolgens verschillende kracht- en lenigheidsonderdelen uit te voeren. Turnen is een erg intensieve sport: een krachtsexplosie en daarna weer uitrusten. Na een korte oefening is een deelnemer meestal al erg moe.

Lenigheid (en kracht) zijn ook nodig op de evenwichtsbalk, waar gymnastische sprongen en acrobatische series worden uitgevoerd.

Kracht is noodzakelijk bij het maken van een sprong. Met een harde aanloop wordt snelheid gecreëerd die dan omgezet wordt in een opwaartse beweging.

Bij sommige toestellen zoals rekstok en brug komen zogenaamde 'vluchtelementen' voor; onderdelen waarbij het toestel even wordt losgelaten en weer wordt vastgepakt of in geval van de brug van hoge legger naar de lage legger wordt gezwiept. Ook hier zijn conditie, kracht en lenigheid noodzakelijk.

De toestellen

Er zijn 6 verschillende toestellen voor het herenturnen en 4 verschillende voor het damesturnen.

Voor de Heren (in Olympische volgorde):

Voor de Dames (in Olympische volgorde) :

Sprong en vrije oefening vloer bestaan dus zowel voor dames als voor heren. Vroeger werden deze twee toestellen verschillend gebruikt; tegenwoordig geldt dat alleen nog voor de vloer. Bij sprong moesten de heren lengte paard springen en de dames breedte paard. Omdat door de toenemende moeilijkheidsgraad van de sprongen het klassieke paard onveilig was geworden, is het paard sinds 2002 vervangen door de 'Pegasus'.

Bij de vrije oefeningvloer doen de dames hun oefening op (instrumentale) muziek en de heren zonder. De oefening mag niet langer dan 1 min 30 duren en de tijd wordt pas opgenomen vanaf de eerste beweging . Als men de 1 min 20 bereikt heeft, hoort men een piep (dames - alleen bij de balkoefening) die aangeeft dat de oefening afgerond moet worden. Duurt dit te lang, dan zullen er punten voor afgetrokken worden van de score van de turner of turnster. Dit geldt hetzelfde voor de evenwichtsbalk. De evenwichtsbalk is 10 cm breed.

De oefeningen

Bij de meisjes tot en met de leeftijd van pupil 2 zijn de te turnen oefeningen voorgeschreven. Wanneer de turnster 'jeugd' wordt, zijn de oefeningen gebaseerd op keuze. De turnster kan dan, in overleg met de trainer, zelf een oefening samenstellen met verschillende elementen, volgens de in het reglement gestelde eisen. In de hogere niveaus wordt hiervoor het reglement van de internationale turnfederatie (FIG) aangehouden. Afhankelijk van het aantal geturnde onderdelen per moeilijkheidsgraad (A t/m super E) kan een bepaalde uitgangswaarde voor een oefening worden verdiend. Uitzondering hierbij is sprong, waarbij de waarde wordt bepaald door de 'sprongtabel'. Daarnaast wordt een turnoefening beoordeeld op uitvoering (netheid, techniek, etc.). De totaalscore wordt bepaald door de combinatie van het uitgangscijfer met het cijfer voor uitvoering.

Enkele voorbeelden van turnoefeningen :

De kleding

Ook de kleding en andere materialen van de deelnemer zijn op een wedstrijd van belang. Voor verkeerde kleding kunnen door de juryleden punten worden afgetrokken. De kledingvoorschriften zijn daarom opgenomen in de jureringregels (Code of Points) van de FIG (Fédération Internationale de Gymnastique - Internationale Gymnastiekfederatie). Voor heren gelden volgende regels (Code of Points 2006):

  • Paard (voltige), ringen, rekstok, brug: singlet (mouwloos T-shirt), lange gymnastiekbroek, sokken. Donkere kleuren voor de kleding zijn niet toegestaan. Turnschoentjes zijn toegestaan, maar niet verplicht. De schoentjes moeten sterk, maar tevens flexibel zijn. Ze moeten bij het turnen goed meebewegen en tevens de turner tegen wegglijden behoeden.
  • Sprong en vloer: ofwel zelfde kleding als boven, ofwel een korte broek met of zonder sokken en/of schoentjes. Deze beide oefeningen mogen naar keuze van de gymnast dus blootsvoets worden uitgevoerd.
  • De heren gebruiken ook nog zogeheten "leertjes" voor de rekstok en de ringen voor de rekstok gebruiken ze leertjes waar 3 vingers in passen, voor de ringen gebruiken ze leertjes waar maar 2 vingers inpassen, dit is omdat er op de rekstok veel grotere krachten op de handen plaatsvinden dan bij de ringen. Dames gebruiken vaak ook leertjes, dit verschilt alleen per turnster. De een vindt het prettig en de ander niet. Dit heeft onder andere te maken met de dikte van de stok. Leertjes zijn een soort handschoentjes die de handen beschermen tegen blaren. Verder zorgen ze ook voor meer grip, maar het belangrijkste is dat ze de krachten van de handen overbrengen naar de polsen. Bij het turnen wordt verder dikwijls magnesiumcarbonaat gebruikt. Ook dit dient om betere grip op de toestellen te krijgen, magnesiumcarbonaat zorgt er namelijk voor dat je geen zweethanden krijgt.

Dames dragen tijdens wedstrijden verplicht een turnpakje. Het mag geen smalle schouderbandjes hebben; de keuze voor een pakje met of zonder mouwen is vrij. Het dragen van een turnbroekje is voor dames niet toegestaan. Het ondergoed mag niet onder het pakje uitkomen en men mag geen sieraden dragen. Dat laatste heeft ook te maken met veiligheid; het voorkomt dat de deelnemers met hun sieraden ergens aan kunnen blijven hangen. Het dragen van sokken en/of turnschoentjes is bij de dames toegestaan, maar voor geen enkele oefening verplicht. In de meeste gevallen turnen dames overigens op blote voeten. Dit wordt in de eerste plaats gedaan om meer grip te hebben; men kan het toestel dan beter aanvoelen. Veel mensen vinden blote voeten ook esthetischer. Op de ongelijke brug wordt door steeds meer dames gebruikgemaakt van leertjes.

De leeftijdscategorieën

Heren

Voor wedstrijdturnen zijn leeftijdscategorieën ingesteld. De leeftijdscategorie wordt aangegeven door een letter die het niveau/ categorie aangeeft en een cijfer dat de leeftijd aangeeft. Doorgaans schuift men na twee jaar door naar de volgende en tevens wat moeilijkere leeftijdscategorie. Het top- en dus wereldniveau is de "A"-lijn. De gewone topsport is de "B" -lijn. De gewone wedstrijdsport is de "C"-lijn. In zowel de B- als de C-lijn komt men uit op de Nederlandse Kampioenschappen. Het volgende niveau is meer een recreatieniveau. Hierbij doet men alleen mee aan regionale wedstrijden. Het cijfer uit de leeftijdscategorie staat verwijst naar het geboortejaar van de deelnemer. Is deze bijvoorbeeld in 1981 of 1982 geboren dan zit hij in leeftijdscategorie 1. En is hij in 1983 of 1984 geboren dan zit hij in leeftijdscategorie 2. Wie twee jaar in leeftijdscategorie 1C heeft geturnd gaat niet direct naar de B-lijn, maar dan moet eerst 2 jaar achtereen 1e of 2e zijn geworden op de Nederlandse Kampioenschappen.

Op dit moment zijn er in Nederland bij de heren 7 leeftijdscategorieën, te weten :

  • Benjamin (6-7 jaar)
  • Instap (8-9 jaar)
  • Pupil (10-11 jaar)
  • Jeugd (12-13 jaar)
  • Junior I (14-15 jaar)
  • Junior II (16-17 jaar)
  • Senior (18 jaar en ouder)

De leeftijdscategorieën Benjamin, Instap en Pupil werken volgens voorgeschreven oefenstof. Dit is bij de niveaus 11-17 volledig voorgeschreven en bij de niveaus 10-6 voorgeschreven met keuze-elementen. Een hoger niveau dan niveau 6 kan in de voorgeschreven oefenstof niet bereikt worden. De talentendivisie, de hoogste divisie, voor de leeftijdscategorie Pupil is niveau 6. Hierna ga je over naar de leeftijdscategorie Jeugd, waar je niveau weer kan stijgen. In de leeftijdscategorieën Jeugd, Junior I, Junior II en Senior werk je in de niveaus 1-10 met keuze-oefenstof. Bij de niveaus 11-17 blijft dit voorgeschreven oefenstof, welke dezelfde is als voor de categorieën Benjamin, Instap en Pupil.

Dames

Bij de dames wordt een ander systeem gehanteerd. Voor de leeftijdsgroepen is de leeftijd die de deelneemster op 31 december van het betreffende seizoen heeft bereikt bepalend. Dus als de turnster in het jaar waarop de wedstrijden gehouden worden 16 jaar wordt, maar het nog niet is op de wedstrijden zelf, wordt zij toch ingedeeld bij de Senioren. (NL)

  • Instap: 9 jaar
  • Pupil 1: 10 jaar
  • Pupil 2: 11 jaar
  • Jeugd: 12 - 13 jaar
  • Junior: 14 - 15 jaar
  • Senior: 16 jaar en ouder

(BE)

  • pupil (instap): 8 jaar
  • benjamin: 9 jaar
  • miniemen: 10 - 11 jaar
  • beloften: 12 - 13 jaar
  • juniores: 14 - 15 jaar
  • seniores: 16 jaar en ouder

Naast leeftijdsklassen kunnen er ook verschillende niveaus worden onderscheiden. Met ingang van het seizoen (2005-2006) is in Nederland het Nationaal Turn Systeem (NTS) ingevoerd, waarin 17 verschillende niveaus worden onderscheiden. In de jaren daarvoor werd er onderscheid gemaakt tussen topsport - het hoogste niveau, de Nationale Wedstrijd Sport (NWS) en het uit 12 niveaus bestaande Landelijk Oefenstof Systeem (LOS) waar alle leeftijdsgroepen aan konden deelnemen. Vanaf 2009 komt er weer een nieuw NTS systeem.

De wedstrijden

Een turnseizoen telt diverse wedstrijden voor zowel jongens en heren als meisjes en dames. De meeste wedstrijden betreffen een meerkamp volgens de 'olympische' standaard, dus 4 voor de dames en 6 voor de heren. In Nederland worden door de KNGU Nederlandse Kampioenschappen georganiseerd (alleen voor senioren dames en heren op het hoogste niveau), Bondskampioenschappen en voorrondes (meestal per district). Lokaal vinden ook regionale wedstrijden plaats en onderlinge wedstrijden binnen verenigingen. Naast individuele wedstrijden, waarbij clubleden van verschillende turnverenigingen het individueel tegen elkaar opnemen, zijn er ook clubteamwedstrijden. Bij teamwedstrijden telt niet het individuele resultaat, maar de totale score van een door een vereniging afgevaardigd team van turners. Hierbij wordt bij ieder turn-onderdeel cijfers gegeven door juryleden. Hierbij kijken ze naar de lenigheid, of er bepaalde bewegingen, zoals een handstand, in zit en de nauwkeurigheid. De cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot 10. Degene met de hoogste cijfers krijgt bij een clubteamwedstrijd meestal een beker. Nummer 2 en 3 zullen een medaille ontvangen en de rest krijg meestal een vaantje.

Recente internationale wedstrijden

Externe links

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Gymnastics op Wikimedia Commons.

rel=nofollow
rel=nofollow