Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Molensteen (maalsteen)
Een molensteen is een ronde steen die onder andere in windmolens en watermolens wordt gebruikt voor het malen van tarwe en andere producten.
Vorm en wijze van bewerking
Molenstenen hebben, afhankelijk van de toepassing, verschillende vormen en zijn op een andere manier bewerkt.
Maalstenen: In een korenmolen wordt het graan tot meel vermalen of gebroken door middel van twee (een koppel) molenstenen of maalstenen. Het scherpsel tussen de stenen kan, afhankelijk van het te malen product, verschillende patronen hebben. Om een maalsteen zitten twee ijzeren banden die voorkomen dat de steen in stukken uit elkaar kan vliegen. De stenen zijn voorzien van een rond gat, waardoorheen de steenspil steekt. De ronddraaiende steen, de zgn. loper, heeft aangrijpingspunten (meestal vier of twee, soms drie) voor de rijn die hem met de steenspil verbindt.
Pelstenen: Het pellen gebeurt meestal op twee naast elkaar liggende koppels pelstenen. Een pelsteen heeft geen ijzeren banden, omdat een pelsteen met de zijkant de gerst pelt, over een metalen plaat met gaatjes die als een soort van rasp werkt. Ook is er geen scherpsel aanwezig, maar enkel een aantal 'waaikerven' om wind in het maalkoppel te genereren.
Kantstenen: kantstenen van een oliemolen hebben vierkante gaten en onderscheiden zich daamee van de andere molenstenen, die een rond gat hebben. Kantstenen rollen over een vlakke plaat, waarbij ze door middel van wrijving de zaden openbreken.
Grootte en gewicht
Er zijn verschillende afmetingen van molenstenen. De oorspronkelijk afmeting werd uitgedrukt als diameter van de steen, in de Keulse palm. Een 17der steen had oorspronkelijk een diameter van 17 palm (17 x 9,6 = 163,2 cm) met een hoogte of dikte van 17 Keulse duim (17 x 2,4 = 40,8 cm). Dit is de z.g. oude steenmaat. Later werd deze palm maat verdrongen door de Rijnlandse maat, uitgedrukt in voeten en duimen. Een 17 er had een diameter van 5 voet en 3 duim (5 x 31,4 + 3 x 2,6 = 164,8 cm). Met de invoering van het metrisch stelsel werd de Rijnlandse voet en duim maat verdrongen door de Keulse, hierdoor ontstond onze huidige steenmaat. Een 17er werd 5 Keulse voet en 3 Keulse duim (5 x 28,8 + 3 x 2,4 = 151,2 cm), afgerond werd dit 150 cm. Zo heeft een korenmolen meestal 17der en/of 16der stenen, maar ook 15der, 14der en 13der komen voor. Stenen die kleiner zijn dan 13der worden wolfjes genoemd. De benaming "wolf" is een verbastering van de Duitse "zwölf" wat staat voor de oude steenmaat van 12 palm.
In sommige boeken [1] wordt uitgegaan van de Amsterdamse voet, waarbij een 17der een omtrek heeft van 17 Amsterdamse voet (17 x 28,3133 cm = 481,3261 cm) en een diameter van 1,53 cm (481,3261 gedeeld door pi).
Omrekenen van de oude steenmaat naar de huidige diameter in centimeters van een koppel is simpel: vermenigvuldig de waarde met 10 en haal er 20 af. Een 17der heeft een doorsnede van 150 cm, een 16der van 140 cm enz.
Een nieuwe loper is 40 cm dik en een nieuwe ligger 30 cm. Als de loper te dun geworden is wordt deze verder als ligger gebruikt. Een loper moet een minimale dikte van 25 cm hebben en een ligger van 15 cm.
grootte | diameter | gewicht in kg per cm dikte | totaal gewicht in kg bij 40 cm dikte |
17der | 150 | 36 | 1440 |
16der | 140 | 31 | 1240 |
15der | 130 | 26 | 1040 |
14der | 120 | 23 | 920 |
13der | 110 | 20 | 800 |
Maalkoppel
Elk maalkoppel bestaat uit een ligger en een loper en beide zijn voorzien van uitgekapte groeven (scherpsel). De groeven worden de uitslagen genoemd en de richels de kerven of rillen. De ligger ligt stil en de loper wordt door het gaande werk aangedreven. Het scherpsel kan bestaan uit veel of weinig kerven en verschillende vormen hebben, zoals waaiervormig (zwaaischerpsel) of in stralen (stralenscherpsel). Ook kan het bestaan uit hoofdkerven met nevenkerven (pandscherpsel). Er zijn ook stenen geweest met een zogenaamd gatenscherpsel, waarbij in de uitslag langwerpige gaten zitten, zodat bij het afslijten van de maallaag de steen niet gebild behoeft te worden. Tussen de kerven zitten dammen om de steen voldoende stevigheid te geven. Een steen met een grove structuur, wordt een grage steen genoemd, heeft van zichzelf al veel snijkantjes en heeft daarom minder kerven. Een steen met een fijne structuur, wordt een vaste steen genoemd, heeft van zichzelf weinig snijkantjes en heeft daarom meer kerven. De ene kant van de kerf heeft een geleidelijke overgang naar de uitslag, de maalkant, en de andere kant een steile overgang, de vijlkant.
Een steen voor het malen van voergraan heeft meestal een zwaaischerpsel. Ook werden stenen met gatenscherpsel gebruikt voor het malen van voergraan. Voor het malen van consumptiegraan gebruikt men meestal een stralenscherpsel zonder vijlkanten, waardoor de tarwekorrel beter uitgemalen wordt. Deze stenen hebben echter een lagere capaciteit dan een voersteen.
De ligger is vlak, terwijl de loper op het binnenste maalvlak iets hol is. Hierdoor ontstaat een entree gedeelte, waardoor de graankorrels via het kropgat tussen de stenen komen. Vervolgens worden de korrels naar buiten gedreven. Eerst over het breekvlak, waar de korrels gebroken worden en verder over de maalbaan waar ze tenslotte tot meel vermalen worden.
Afhankelijk van de draairichting van de molenstenen en of het een loper dan wel een ligger is, wijst het scherpsel linksom of rechtsom. De loper van de voormolen bij een standerdmolen en de vroegere torenmolens hebben een linksom scherpsel en die bij de achtermolen en alle andere typen korenmolens hebben een rechtsom scherpsel. Bij het malen lopen de scherpsels van de ligger en de loper tegen elkaar in waardoor door de knipbeweging de korrels gebroken en fijn gemalen worden.
Kunststenen
Eeuwenlang zijn in Nederland zogenaamde blauwe stenen van basaltlava, afkomstig uit oude vulkanen in de Eifel, als molensteen gebruikt. Vooral de Niedermendiger basaltlava is het meest voor molenstenen gebruikt [2]
Sinds 1920 worden er ook massieve kunststenen gebruikt, gegoten uit een mengsel van stukjes harde steen, o.a. kwarts, amaril of flintsteen en een bindmiddel uit waterglas met gips wat later vervangen is door het vloeibare magnesiumchloride en het vaste magnesiumoxide (magnesiet). Later zijn stenen uitgevonden waarbij de groeven of uitslag van een zachter materiaal zijn dan de kerven of rillen, waardoor de steen eenvoudiger te scherpen is, omdat alleen zacht materiaal behoeft te worden weggehakt. Deze stenen noemt men stenen met zachte uitslag of zacht bodemsel. De kerven van de steen bestaan uit amaril of recenter uit flintsteen met het voorgenoemde bindmiddel. De groeven zijn van montmorilloniet. Bij de fabricage van een steen met zacht bodemsel worden eerst de kerven gegoten. Vervolgens worden deze in een mal voor de steen geplaatst en wordt het bodemsel gegoten. Deze laag is 10 cm dik, vroeger was 15 cm gebruikelijk. Hierop komt een 15 cm dikke ballastlaag voor de ligger, of 25 cm voor de loper, van beton met een hoog soortelijk gewicht voor het verkrijgen van voldoende gewicht. Dit beton is eveneens gemaakt uit een magnesiumbindmiddel vermengd met fijn zand en grind.
Onderhoud
Molenstenen slijten door het gebruik. Na verloop van tijd moeten de groeven verder worden uitgekapt met een bilhamer (dit heet billen of scherpen). Bij elke bilbewerking wordt de steen ongeveer 1 cm dunner. Als de loper te dun wordt, slijt hij zijn leven verder als ligger.
Pelstenen zijn van zandsteen, hebben een doorsnee van 180 cm, wegen 2500 kilo en zijn glad. Ook heeft de loper in het midden aan een kant een extra groot gat voor het smeren van de bolspil. Ze liggen in de vloer, omdat ze doordat ze 160 keer per minuut ronddraaien als ze stuk gaan minder gevaar opleveren voor de molenaar. Ze worden gebruikt voor het pellen van gerst. Het koppel pelstenen wekt door de zoggaten en waaikerven in de loper een soort zog op waardoor de gerstkorrels tegen het pelblik aan worden geslingerd.