Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Europese staatsschuldencrisis
De Europese staatsschuldencrisis of eurocrisis is de financiële crisis die eind 2009 uitbrak binnen de eurozone, nadat Griekenland, lid van de Europese Unie en van het eurogebied, zijn schulden niet meer zelfstandig dreigde te kunnen financieren. Dit gebeurde als uitloper van de twee jaar eerder uitgebroken kredietcrisis.
Sinds dat moment heerste op financiële markten regelmatig onrust of zelfs paniek. Na Griekenland volgden meer landen die technisch failliet dreig(d)en te gaan. Naar de mening van sommigen liep op een aantal momenten door deze staatsschuldencrises de monetaire unie (de euro) gevaar. Eerst circa medio 2014 was een situatie bereikt waarin van een voorlopig einde van deze crisis kon worden gesproken (behoudens ten aanzien van Griekenland).
Aanleidingen
Stijgende overheidsschulden na kredietcrisisDe financiële huishouding van Europese overheden is door de kredietcrisis aanmerkelijk verslechterd. Als gevolg van de negatieve groei daalden de belastingopbrengsten, terwijl de uitgaven toenamen, door omstandigheden als stijgende werkloosheidsuitkeringen en kosten van reddingsoperaties van banken en andere bedrijven. Als gevolg hiervan steeg de overheidsschuld, uitgedrukt als percentage van het bruto nationaal product, significant. In de bovenste grafiek links is het verloop van de overheidsschuld van de eurozone als geheel weergegeven. De tweede grafiek geeft het verloop voor enige relevante landen apart, alsmede voor de eurozone en de Europese Unie als geheel. De omvang van de staatsschuld verschilde en verschilt van land tot land aanmerkelijk. Voor de eurozone als geheel lag dit in 2008 op circa 70%, doch in Italië en Griekenland op circa 100%, terwijl de Luxemburgse staatsschuld met circa 13% zeer bescheiden was. Negeren verdragsregels eurogebiedDe Europese begrotingsregels, neergelegd in het Verdrag van Maastricht, bleken door het merendeel van de eurozonelidstaten veelvuldig overtreden te zijn. In de 11 jaar sedert het invoeren van de euro overtraden België en Italië ieder jaar één of beide criteria; Griekenland overtrad beide in alle 10 jaar dat men de euro gebruikte. Slechts Finland en Luxemburg voldeden ieder jaar aan beide criteria. De in het verdrag voorziene boetes werden geen enkele keer opgelegd[1]. De tabel rechts geeft de ontwikkeling van de totale overheidsschuld (centrale overheid, lagere overheden en sociale zekerheidsfondsen) als percentage van het BBP van alle 27 lidstaten van de Europese Unie weer [2][3]. De cijfers voor 2010 werden op 26 april 2011 door Eurostat bekendgemaakt en waren van voorlopige aard[4]. De cijfers voor 2011 werden op 22 oktober 2012 gepubliceerd.[5] De cijfers voor 2012 zijn van voorlopige aard en dateren van 22 april 2013.[6] De cijfers voor 2013 dateren van 23 april 2014.[7] De cijfers voor 2014 dateren van 21 april 2015.[8] (NB: Latere bijstellingen van deze cijfers zijn niet in deze tabel verwerkt.) Ook de overheidstekorten (uitgaven minus inkomsten, als percentage van het BBP) lieten vaak een sterke verslechtering zien (een positief cijfer is een begrotingsoverschot over dat jaar, een negatief cijfer een begrotingstekort). (Bronnen: zelfde publicaties van Eurostat als hierboven. Ook hier zijn latere bijstellingen van deze cijfers niet in de tabel verwerkt) |
|
Nadelen van hoge overheidsschuldEen land met een (te) grote overheidsschuld en/of (te) groot financieringstekort, zoals bijvoorbeeld Griekenland sinds januari 2010, bevindt zich in een zogenaamde debt trap ("gevangen in schuld"): die slechte financiële positie leidt ertoe dat men een hogere rente moet betalen over zijn schuld (oftewel ‘de koersen van zijn staatsleningen dalen’), hetgeen de financiën verder doet verslechteren, met als gevolg een vicieuze cirkel van toenemende schulden en rentelasten. Een daling van de koersen van staatsleningen heeft verdergaande gevolgen dan alleen hogere financieringslasten van die overheid. Die hogere te betalen rente op staatsleningen pleegt een "aanzuigende" werking te hebben: banken plegen dan ook hogere tarieven voor bedrijfskredieten te vragen. Voorts hebben de gedaalde koersen gevolgen voor de eigen financiering van banken. Die plegen van elkaar geld te lenen tegen onderpand van staatsleningen ("repo's"); bij een daling van de waarde van dat onderpand moet men ofwel aanvullend onderpand verschaffen, ofwel de leningen (gedeeltelijk) aflossen. Dit kan de liquiditeit van zo'n bank in gevaar brengen. (Een variant hierop doet zich voor wanneer banken van een centrale bank kort geld lenen, hetgeen altijd geschiedt tegen onderpand van (normaliter) staatsleningen: een daling van de marktwaarde van dat onderpand vermindert de beschikbaarheid van die - vaak zeer goedkope - financieringsbron.) Griekse banken werden hiermee, naar verluidt, eind april 2010 geconfronteerd.[9][10] RisicoMohamed El-Erian, (toen) Co-Chief Investment Officer van vermogensbeheerder PIMCO, waarschuwde in maart 2010 voor de gevolgen van de sterk toegenomen overheidsschulden in de ontwikkelde landen (sovereign debt explosion):[11] die overheden worden gedwongen tot hogere belastingen en lagere uitgaven; durven ze dat niet aan dan dreigt inflatie, in het uiterste geval faillissement en confiscatie. Bezorgdheid IMF over Europese overheidsschuldenIn de tussentijdse update van het Global Financial Stability Report[12] van het IMF, gepubliceerd op 26 januari 2010, uit het IMF zijn bezorgdheid over de omvang van overheidsschulden:
In een op 4 februari 2010 gepubliceerde studie stelde het IMF dat de crisis had geleid tot een verslechtering van de fiscale positie (overheidsschulden en begrotingstekorten) in de ontwikkelde landen die in vredestijd ongekend was.[13] In het Global Financial Stability Report van april 2010 waarschuwde het IMF eveneens voor de te hoge staatsschulden, hoewel men de algehele situatie ten opzichte van een half jaar ervoor wel verbeterd achtte.[14] |
|
Risico voor buitenlandse beleggers
Banken en andere institutionele beleggers uit vooral grote EU-landen hadden op grote schaal belegd in staatsleningen van de landen met een (te) slechte financiële positie. Dit betekende, dat een "default" (in gebreke blijven) van een van de probleemlanden tevens zou leiden tot (grote) verliezen voor die banken en beleggers. Het was dus denkbaar, dat een "strenge" opstelling van land A tegenover steunzoekend land B, resulterend in een default van land B, binnen korte tijd zou leiden tot een crisis rond de bancaire sector van land A.
Overzicht[15] van de bedragen (in miljarden dollars) die banken in een aantal landen per medio 2010 te vorderen hadden van diverse typen debiteuren[16] in Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje. (Onder 'andere exposures' wordt verstaan: datgene wat banken verschuldigd zijn uit hoofde van credit default swaps, termijncontracten en dergelijke, verstrekte garanties, en toegezegde kredieten. Door enkele weglatingen tellen de bedragen in deze tabel niet geheel op.) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Land | Aard crediteur | Duitsland | Spanje | Frankrijk | Italië | Ov. Eurogebied | Ver. Koninkrijk | Gehele wereld |
Griekenland | Publieke sector | 22,6 | 0,8 | 17,8 | 2,7 | 15,0 | 1,6 | 12,3 |
Banken | 4,7 | 0,0 | 0,8 | 0,9 | 1,3 | 1,6 | 12,3 | |
Ov. private sector | 9,6 | 0,2 | 38,7 | 1,7 | 12,4 | 7,6 | 79,2 | |
Andere exposures | 28,6 | 0,5 | 25,7 | 1,6 | 2,8 | 4,8 | 252,1 | |
Totale exposure | 65,4 | 1,3 | 83,1 | 6,8 | 31,6 | 17,0 | 252,1 | |
Ierland | Publieke sector | 3,4 | 0,2 | 6,1 | 0,8 | 3,2 | 3,5 | 22,2 |
Banken | 47,5 | 3,3 | 18,9 | 2,9 | 8,8 | 31,1 | 145,7 | |
Ov. private sector | 87,7 | 10,5 | 18,5 | 10,7 | 44,7 | 97,0 | 348,5 | |
Andere exposures | 47,9 | 3,7 | 33,7 | 10,0 | 7,3 | 55,9 | 228,9 | |
Totale exposure | 186,4 | 17,7 | 77,3 | 24,7 | 64,2 | 187,5 | 746,8 | |
Portugal | Publieke sector | 7,4 | 8,1 | 14,2 | 0,8 | 7,5 | 2,3 | 44,0 |
Banken | 17,1 | 7,0 | 13,8 | 2,5 | 5,0 | 5,6 | 53,2 | |
Ov. private sector | 12,7 | 62,7 | 13,3 | 1,3 | 6,6 | 14,1 | 114,6 | |
Andere exposures | 7,0 | 20,6 | 7,2 | 3,0 | 2,1 | 6,8 | 80,8 | |
Totale exposure | 44,3 | 98,3 | 48,5 | 7,6 | 21,2 | 29,0 | 292,6 | |
Spanje | Publieke sector | 26,2 | ... | 40,4 | 2,5 | 16,2 | 9,2 | 111,2 |
Banken | 81,1 | ... | 50,2 | 9,2 | 48,2 | 28,8 | 255,3 | |
Ov. private sector | 74,1 | ... | 74,0 | 13,9 | 87,2 | 66,7 | 359,5 | |
Andere exposures | 24,9 | ... | 36,7 | 11,4 | 12,4 | 31,8 | 263,0 | |
Totale exposure | 216,6 | ... | 201,3 | 37,2 | 164,1 | 136,5 | 989,8 |
Geschiedenis
Zie Europese staatsschuldencrisis (geschiedenis)
Begin januari 2014: sterke daling rendementen perifere staatsleningen
Begin januari 2014 lieten de rendementen van staatsleningen in de perifere landen sterke dalingen zien. De "spreads" (verschillen in rendement) tussen deze leningen en Duitse staatsleningen daalden tot niveaus die in meerdere jaren niet waren voorgekomen.[17] Spanje, Ierland en Portugal plaatsten staatsleningen, waarvoor grote belangstelling bestond. Deze daling zette zich in de weken daarna voort, zelfs in die mate dat de absolute rendementen daalden tot in de buurt van historisch lage niveaus (voor de betreffende looptijden).[18]
7 februari 2014: prejudiciële vragen van het Bundesverfassungsgericht
Op 7 februari 2014 deed het Duitse Bundesverfassungsgericht een tussenuitspraak in een geding, aangespannen door een groot aantal Duitse burgers tegen de Duitse regering, waarin verzocht werd om een oordeel dat de deelname van de Duitse regering aan het OMT-programma van de ECB een niet door de Duitse grondwet toegestaan prijsgeven van de Duitse soevereiniteit vormde. Het Bundesverfassungsgericht oordeelde dat dit naar zijn voorlopig oordeel het geval was, doch besloot prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie.[19]
April 2014: eerste normale staatslening Griekenland
Op 9 april 2014 kondigde Griekenland de eerste emissie van een normale staatslening sinds het begin van de crisis aan, met een looptijd van 5 jaar. De emissie op donderdag 10 april was zeer succesvol: voor een beoogd bedrag van € 2,5 miljard werd ruim € 20 miljard ingeschreven. Toegewezen werd € 3 miljard, op een rendement van 4,95%.[20]. (Opmerkelijk was dat de positieve stemming omtrent Griekse staatsleningen op vrijdag 11 april weer omsloeg; de dagen erna herstelde dit weer.)
April 2014: akkoord Europese Parlement met bankenunie
Op 15 april ging het Europese Parlement akkoord met de voorstellen voor de bankenunie. Hiermee was deze besluitvorming hieromtrent nog in de lopende zittingsperiode (vóór de verkiezingen van mei 2014) afgerond.[21] [22] [23] [24]
April 2014: succesvolle Portugese staatslening
Op 23 april 2014 plaatste Portugal met succes een 10-jarige staatslening voor € 750 miljoen tegen een rendement van 3,58%.[25] Dit was de eerste normale staatslening sinds de "bailout".
Mei 2014: einde van het Portugese steunprogramma
Op 4 mei kondigde de Portugese regering aan, na het aflopen van het (driejarige) steunprogramma geen nieuwe steun aan te vragen, ook niet in de vorm van een "precautionary credit line".[26] [27]
5 juni 2014: verdere maatregelen van de ECB ter stimulering van de economie
Op 5 juni 2014 kondigde de ECB een divers pakket van maatregelen aan, die vooral gericht waren op het stimuleren van de economie in de eurozone; de rendementsniveaus van staatsleningen en de belangstelling van beleggers daarvoor waren op dat moment niet meer problematisch. Zie hiervoor:
Monetair en economisch beleid van de ECB |
Circa medio 2014: voorlopig "uitdoven" van de crisis
Financiële crises hebben zelden een duidelijke "einddatum": veeleer kan -vaak achteraf- geconstateerd worden dat de crisis zodanig in intensiteit is afgenomen dat er eigenlijk niet meer van een crisis gesproken kan worden. Voor deze crisis leek medio 2014 een dergelijk moment wel te zijn bereikt.
Voor deze opvatting pleitten toen de volgende omstandigheden:
- De spreads tussen staatsleningen van perifere landen en "core"-landen waren sterk ingekomen, niet geheel tot de niveaus van voor de crisis, maar hiervoor waren duidelijke redenen te noemen (de gestegen staatsschuldquotes en de toegenomen verschillen in ratings).
- De algehele rentedaling had in de meeste landen geleid tot een daling van de gemiddelde nominale rente die op staatsleningen betaald diende te worden. (In sommige landen was dit niet of althans minder het geval omdat in de "dure" periode leningen met een hoge coupon hadden moeten worden uitgegeven.)
- De "primary balance" (het overheidstekort indien rentelasten buiten beschouwing worden gelaten) was in alle landen sterk verbeterd: die situatie dat "het gat steeds groter werd" was daarmee sterk verminderd, zo niet (nagenoeg) verdwenen.
- De uitgifte van staatsleningen, ook door perifere landen, ondervond geen enkel probleem.
- De ratings van diverse perifere landen waren recent (in kleine stappen) verhoogd.
- De financiële markten hadden het beeld dat de ECB, in aanvulling op de hierboven genoemde maatregelen, desnodig zou overgaan tot kwantitatieve versoepeling: dit zou een "bodem" onder de eurozone-staatsleningen leggen. De bereidheid daartoe was door de ECB een en andermaal uitgesproken.[28]
De "sustainability" ("houdbaarheid") van de overheidsfinanciën leek daarmee voorlopig niet aan concrete twijfel onderhevig.
Als punten van twijfel dienaangaande werden op dat moment genoemd:
- De staatsschuldquotes waren medio 2014 aanzienlijk hoger dan voor het uitbreken van de crisis: dit beperkte de mogelijkheden van overheden om de economie te stimuleren. (Opvallend was dat medio 2014 de staatsschuldquotes in de eurozone als geheel nog nooit zo hoog waren geweest, terwijl de absolute renteniveaus bijna historische dieptepunten hadden bereikt.)
- De beperkte groei beperkte de mogelijkheden voor een verbetering van de staatsschuldquotes.
- De (in de ogen van onder meer de ECB) te lage inflatie betekende dat de mogelijkheid om het GDP te laten stijgen en ook daarmee een verbetering van de schuldquotes te verkrijgen voorlopig zeer beperkt zou zijn.
Voor de eurozone als geheel werd door het IMF voor 2015 een stabilisering tot een beperkte verdere stijging van de staatsschuldquote verwacht, eerst daarna gevolgd door een daling, echter onder de aanname dat de ingezette lijn zou worden voortgezet.[29]
Medio 2014 overheerste echter de positieve teneur.
Griekenland had een bijzondere positie: na de diverse steunoperaties was het overgrote deel van de Griekse staatsschuld in overheidshanden (IMF, EFSF/ESM en trojka). De looptijd van deze leningen was zeer lang, terwijl de coupon zeer laag was. Slechts als gevolg hiervan kon de Griekse staatsschuld, die ook na de "PSI" van maart 2012 in 2014 nog circa 170% van het GDP was, nog als enigermate houdbaar worden beschouwd. Van Griekse zijde werd gedurig aangedrongen op verdere kwijtschelding of versoepeling.
Vermeldenswaard is de mate waarin de ECB in de loop van de crisis een steeds meer actieve (zo niet activistische) rol kreeg. Zowel het scala aan maatregelen dat gedurende de crisis werd ingezet als de omvang ervan was groter dan enkele jaren voor de aanvang van de crisis voorspeld had kunnen worden. Hiermee ontstond een zekere verwevenheid tussen "de politiek" en de ECB (ondanks dat de ECB er veelvuldig op wees dat "monetary policy cannot be a substitute for fiscal policy").
December 2014: hernieuwde zorgen om Griekenland
In december 2014 leefden de zorgen omtrent de Griekse staatsschulden weer op, ondanks tekenen van herstel van de Griekse economie. Onderhandelingen over de financiële verhoudingen na het (in 2015) aflopen van de bestaande steunprogramma's sleepten zich al sinds september 2014 zonder resultaat voort: Griekenland meende aan alle verplichtingen voldaan te hebben; de trojka was een andere mening toegedaan. De Griekse premier Samaras schreef in december 2014, enkele maanden eerder dan vereist, presidentsverkiezingen uit. (Opgemerkt wordt dat de Griekse president een in hoofdzaak ceremoniële functie heeft.) De Griekse president wordt door het parlement gekozen: indien bij de eerste stemming geen meerderheid van 200 stemmen (op 300 parlementsleden) wordt behaald, vind kort daarna een tweede ronde (met dezelfde vereiste 200 stemmen) plaats, en daarna indien nodig een derde ronde (met 180 stemmen vereist). Indien dan nog geen president gekozen is, wordt het parlement ontbonden en vinden parlementsverkiezingen plaats.
Deze verkiezingen konden worden gezien tegen de achtergrond van de politieke verhoudingen: oppositiepartij SYRIZA had een (in diverse polls enigszins wisselende) voorsprong op regeringspartij ND. Het vermoeden was dat Samaras bereid was het risico van verkiezingen te nemen omdat de kiezers bevreesd zouden zijn voor de repercussies (van de trojka en de financiële markten) van de radicale plannen van SYRIZA.[30]
Bij de eerste ronde op 17 december behaalde de voorgestelde kandidaat Stavros Dimas 160 stemmen; bij de tweede ronde op 23 december 168 stemmen.[31] De derde ronde werden eveneens 168 stemmen voor Dimas uitgebracht, waarmee vervroegde parlementsverkiezingen noodzakelijk werden.[32]
22 januari 2015: ECB kondigt opkopen van staatsleningen aan
Met de aangekondigde kwantitatieve versoepeling zal de financiering van de staatsschulden laag blijven. De staatsleningen zullen gedeeltelijk opgekocht worden door de ECB. De verwachting is dat deze kwantitatieve versoepeling een stimulans zal geven aan de Europese economie. Met economische groei zullen de staatsschulden beter beheerst en afbetaald kunnen worden.
Eind januari 2015 tot eind juni: herleven crisis omtrent Griekse staatsschulden en onderhandelingen
Eind januari 2015 vlamde de crisis rond de Griekse staatsschulden weer op, na de verkiezingen van 25 januari 2015. Deze werden gewonnen door SYRIZA, die met 149 zetels net geen absolute meerderheid kreeg. Reeds de volgende dag vormde SYRIZA een coaltie met de Onafhankelijke Grieken. Het nieuwe kabinet bevatte uitgesproken tegenstanders van de bezuinigingen.[33]. Onmiddellijk na de beëdiging kondigde premier Alexis Tsipras een verhoging van het mimimumloon aan, het terugdraaien van het ontslag van meerdere duizenden ambtenaren[34] [35] en het stilleggen van privatiseringsplannen[36] De EU toonde zich direct na de regeringswisseling niet genegen tot tegemoetkoming[37]; regeringsleiders van diverse lidstaten bleken niet gelukkig met de opstelling van de nieuwe Griekse regering.[38]
De nieuwe Griekse regering onder leiding van SYRIZA pleitte voor een of andere vorm van schuldsanering en gaf aan dat de schuld onmogelijk volledig betaald zal kunnen worden. De steunleningen werden hoofdzakelijk gebruikt om de schuldeisers terug te betalen en Griekenland had er zelf weinig aan. De terugbetaling wilde Griekenland koppelen aan de groei van de Griekse economie. De Griekse regering wilde andere hervormingen uitvoeren. Onder andere een stevige aanpak van corruptie en privileges. De Griekse minister van financiën Yanis Varoufakis reisde Europa rond om het publiek en de regeringen van de Eurolanden te overtuigen.
De Griekse financiële markten lieten in de dagen na de verkiezingen grote verliezen zien, zowel bij staatsleningen als bij aandelen[39] Rekeninghouders bleken grote bedragen bij Griekse banken te hebben opgenomen[40] wat leidde tot sterke daling van de aandelen van die banken.[41] Enige dagen later herstelden deze koersen zich weer nadat uitlatingen omtrent nationalisatie van die banken waren toegeschreven aan "onervarenheid" van de enkele dagen daarvoor aangetreden ministers.[42]
Op 4 februari 2015 kondigde de ECB aan, de bestaande "waiver" ten aanzien van het accepteren van Griekse staatsleningen en door de Griekse staat gegarandeerde leningen (wegens een te lage rating) als onderpand voor leningen aan Griekse banken met ingang van 11 februari 2015 te beëindige, aangezien het niet mogelijk was uit te gaan van een succesvol afsluiten van het steunprogramma.[43] De Griekse minister van Financiën Varoufakis bezocht diverse Europese hoofdsteden om steun te zoeken voor het gedeeltelijk afschrijven van de Griekse schulden, doch zonder resultaat.[44] [45] S&P verlaagde de rating van Griekenland op 6 februari tot B-; Moody's kondigde aan de rating van Caa1 te herzien.[46] Bij zijn eerste redevoering in het parlement hield de Griekse minister-president Tsipras vast aan zijn aangekondigde programma.[47]
Op 11 februari 2015 vond een ingelaste vergadering van de Eurogroup plaats; concrete resultaten werden na 7 uur vergaderen niet geboekt,[48] [49] zelfs werd geen overeenstemming bereikt over de persverklaring.[50] [51]
Op donderdag 12 februari berichtte diverse media dat de ECB het maximum-bedrag van Emergency Liquidity Assistance die de Griekse centrale bank aan de Griekse banken kon verschaffen had verhoogd van € 60 miljard tot € 65 miljard; de ECB wilde hier niet op reageren.[52] [53] [54]
Op 16 februari 2015 bereikte de Eurogroup wederom geen overeenstemming: reeds na enkele uren brak de Griekse delegatie de onderhandelingen af.[55] [56] [57] De ECB verhoogde het bedrag van de toegestane noodsteun door de Griekse centrale bank met € 3,3 miljard, hetgeen gezien werd als hooguit voor enkele dagen toereikend.[58] Eerst op donderdag 19 februari verzocht Griekenland formeel om verlenging van het steunprogramma.[59] [60] [61] [62] Op vrijdag 20 februari werd overeenstemming bereikt over een verlenging van vier maanden; het toezicht door de Troïka zou worden voortgezet; Griekenland zou zich onthouden van stappen die de financiële stabiliteit zouden verslechteren.[63]
Op maandagavond 23 februari stuurde Griekenland een lijst met voorgenomen plannen aan de Eurogroup;[64] het IMF en de ECB bleken deze voornemens als weinig specifiek te ervaren. Rendementen van andere perifere staatsleningen daalden intussen sterk: zo daalde de Ierse 10-jaars rente tot beneden 1%[65] en de Portugese 10-jaars rente tot beneden 2%.[66] In de dagen daarna rees steeds meer twijfel of Griekenland niet reeds in maart in acute geldnood zou komen.[67] [68] De Griekse premier Tsipras betichtte regeringsleiders van o.a. Spanje en Portugal ervan bij de onderhandelingen een onevenredig hard stanpunt te hebben ingenomen wegens de dreigende opkomst van anti-austerity partijen in eigen land.[69]
ECB-president Draghi wees er bij de persconferentie op 5 maart 2015 op dat de ECB op dat moment € 100 miljard aan Griekenland geleend had, een verdubbeling in twee maanden, en overeenkomend met 68% van het Griekse GDP.[70]
Op 8 maart dreigde de Griekse minister van Financiën met een referendum indien het verzoek om een schuldherstructurering zou worden afgewezen;[71] [72] daags erop zei hij door de interviewende journalist verkeerd geciteerd te zijn. Een overleg van de Eurogroup op maandag 9 maart leidde niet tot concrete resultaten.[73] In de daarop volgende dagen verslechterden de verhoudingen in een snel tempo. De Griekse regering stelde nog vorderingen op Duitsland te hebben wegens oorlogsschade, die vele tientallen miljarden euro's zouden bedragen;[74] [75] Duitsland wees deze claims af.[76] [77] [78] De financiële positie van de Griekse regering verslechterde ondertussen snel: vervallend schatkistpapier kon slechts nipt worden geherfinancierd, waarbij de ECB slechts de minimale uitbreiding van de maximale ELA-steun goedkeurde. Betalingen aan het IMF bleken te kunnen plaatsvinden. Het "primary surplus" bleek over 2014 niet te zijn uitgekomen op de verwachte (en afgesproken) 1,5%, doch slechts op 0,3%.[79] Op donderdag 12 maart keerden "technical experts" van "the institutions" terug in Athene, nadat een conference call met de Eurogroup op 9 maart reeds na 45 minuten beëindigd was; van een vruchtbare samenwerking bleek geen sprake.[80] Een vertegenwoordiger van het IMF duidde Griekenland aan als de meest recalcitrante cliënt ("most unhelpful client") in de 70-jarige geschiedenis van het IMF.[81] Op woensdag 18 maart nam het Griekse parlement een wet aan die voorzag in steun aan de armste groep Grieken, bestaande uit voedselbonnen en een beperkte hoeveelheid gratis elektriciteit, nadat de EU zich daartegen had uitgesproken.[82] Eurogroup-voorzitter Dijsselbloem zei onder omstandigheden het invoeren van "capital controls" noodzakelijk te achten om een "Grexit" te voorkomen;[83] de Griekse regering wees dit zonder meer af.[84] Op donderdag 19 maart bleek het overleg met de "technical experts" te zijn afgebroken.[85] Het vermoeden dat Grieken op grote schaal geld van hun rekeningen hadden opgenomen bleek juist te zijn.[86]
Griekenland slaagde er in maart wel in om vervallend schatkistpapier te herfinancieren, en om vervallende leningen aan het IMF terug te betalen, doch slechts met steeds grotere noodsteun van de Griekse centrale bank; de ECB stond hiervoor wekelijks toenemende maxima toe, tot per 25 maart 2015 € 71 miljard.[87] (en per 12 mei 2015 € 80 miljard). Op 20 maart bezocht premier Tsipras Bondskanselier Merkel, hetgeen wel tot een verbetering van de verstandhouding leek te leiden maar niet tot een toenadering.
In april werd geen voortgang geboekt: Griekenland slaagde er steeds in om vervallend schatkistpapier te herfinancieren, aan het IMF verschuldigde aflossingen werden op tijd gedaan, en de verstandhouding met "the institutions" bleef zeer slecht. Ambtenarensalarissen en pensioenen konden op tijd betaald worden. Duidelijk was wel dat de belastinginkomsten achterbleven bij de uitgaven. Op 20 april 2015 droeg de Griekse regering per decreet alle Griekse overheidsentiteiten en overheidsondernemingen (met uitzondering van pensioenfondsen) op hun reserves over te maken naar de Griekse centrale bank.[88] [89] [90] ECB-bestuurder Constancio zei op 20 april 2015 dat een eventuele default van Griekenland niet een vertrek uit de eurozone behoefde te impliceren.[91] [92] De ECB verhoogde het ELA-maximum (naar verluidt met steeds grotere tegenzin) tot per eind april ruim € 75 miljard.[93] De uitwerking van de op 20 februari 2015 bereikte overeenstemming bleef uit, ook doordat de "technical experts" weinig tot geen informatie kregen. Bij de bijeenkomst van de Eurogroup in Riga op 24 april 2015 werd de heer Varoufakis door zijn collega's een "tijdverspiller, gokker en amateur" genoemd.[94]
In de weken daarna slaagde Griekenland er steeds in om tijdig aan zijn betalingsverplichtingen te doen. (Betaling van pensioenen vond aan het eind van april op de beoogde dag plaats, doch deels met enkele uren vertraging, hetgeen aan "technische problemen" werd geweten.) Een op 12 mei 2015 verschuldigd bedrag van circa € 756 miljoen aan het IMF kon (op 11 mei 2015) betaald worden door voor een bedrag van € 600 miljoen in te teren op de reserve van Griekenland bij het IMF.[95] [96] [97] Op een Eurogroup-vergadering van 11 mei werd geen concrete vooruitgang geboekt, doch er leek wel een sfeerverbetering te zijn.
Over de mate waarin men elkaar genaderd was werden in de weken daarna regelmatig tegenstrijdige uitspraken gedaan; van Griekse zijde was men optimistisch; de crediteuren zagen dit anders.[98] [99] Deposito's bij Griekse banken bleken in april met € 5,5 miljard te zijn gedaald tot € 139,4 miljard, het laagste niveau sinds november 2004;[100] de ECB had de noodsteun aan Griekse banken eind mei stapsgewijs verhoogd tot € 80 miljard, doch hield dit bedrag eind mei ongewijzigd.
Op 3 juni 2015 deed Griekenland de crediteuren een voorstel[101], dat door de crediteuren daags erop met een tegenvoorstel werd beantwoord, dat voor de Griekse regering direct niet aanvaardbaar bleek.[102]
Op 5 juni kondigde de Griekse regering aan, de vier in de loop van juni vervallende betalingen aan het IMF samen te voegen en eerst op 30 juni te zullen betalen.[103] [104] [105] Op 9 juni deed Griekenland een meer beknopt voorstel (twee maal drie pagina's);[106] ook dit werd direct van de hand gewezen.[107] In een interview in de Corriere della Sera zei Tsipras dat Europa een "horrorscenario" te wachten stond als Griekenland de eurozone zou verlaten.[108]
Een ontmoeting tussen premier Tsipras, Bondskanselier Merkel en president Hollande op 10 juni leidde niet tot enige overeenstemming.[109] S&P verlaagde de rating van Griekenland van CCC+ tot CCC.[110] De ECB zou het maximum-bedrag van de ELA op 10 juni hebben verhoogd met € 2,3 miljard tot € 83 miljard.[111] [112] Op vrijdag 12 juni bleek dat de delegatie van het IMF vanuit Brussel was teruggekeerd naar Washington, wegens een gebrek aan voortgang.[113]
Op zondag 14 juni 2015 werd overleg in Brussel reeds na 45 minuten afgebroken.[114] In de dagen erna verhardde de toonzetting aan beide zijden aanmerkelijk: de heer Tsipras dreigde het aan het IMF verschuldigde bedrag van circa € 1,6 miljard niet te zullen betalen als geen overeenstemming over schuldreductie werd bereikt. De Griekse centrale bank waarschuwde in een (periodiek) rapport voor de gevolgen van het uitblijven van een akkoord;[115] [116] parlementsvoorzitter Zoe Constantopoulou weigerde dit rapport (dat aan het parlement placht te worden gezonden) in ontvangst te nemen.[117] [118] Een door het Griekse parlement ingestelde onderzoekscommissie rapporteerde dat de Griekse staatsschuld merendeels onrechtmatig was aangegaan, aangezien deze niet in het belang van het Griekse volk was aangegaan, en derhalve niet behoefde te worden terugbetaald.[119] [120] Op 17 juni zou het ELA-bedrag zijn verhoogd met € 1,1 miljard;[121] reeds op 19 juni bleek een volgende verhoging nodig,[122] volgens geruchten met € 1,8 miljard terwijl om € 3,5 miljard verzocht was. Een vergadering van de Eurogroup op donderdag 18 juni leidde niet tot resultaat: een EU-top werd gepland voor maandag 22 juni.
Het ESM merkte in zijn jaarverslag over 2014 op dat de Griekse staatsschuld, indien rekening zou worden gehouden met de effecten van de lange looptijd van de verstrekte leningen en de (zeer) lage coupon daarvan, in feite aanzienlijk lager lag dan de nominale 180% van het GDP, doch 49% minder, dus circa 130%. (Dit was ongeveer het niveau van de Italiaanse en Portugeste staatsschuld.)[123] Het ESM concludeerde dat de Griekse staatsschuld hoog doch niet onhoudbaar was.[124]
Op maandag 22 juni 2015 deed de Griekse regering nieuwe voorstellen, slechts enkele uren voor het begin van een Eurogroup-vergadering en een Eurotop in de avond.[125] Deze werden redelijk welwillend ontvangen.[126] De uitstroom van gelden bij Griekse banken ging echter verder: de ECB verhoogde op 22 juni wederom het ELA-plafond, nu tot € 87,8 miljard.[127] [128]
Op woensdag 24 juni leken een aantal landen het Griekse voorstel niet te hebben geaccepteerd; ook het IMF zou bezwaren hebben.[129] [130] [131] [132] [133]
Ook op woensdag 24 juni leidden onderhandelingen (tot 1 uur 's nachts) niet tot resultaat;[134] de besprekingen werden op donderdag 25 juni voortgezet[135] [136] [137] [138] doch wederom zoner resultaat; uiteindelijk werden na enkel uren de onderhandelingen afgebroken.
Uiteindelijk werd op donderdagavond besloten tot een nieuwe Eurogroup-vergadering, te houden op zaterdag 27 juni.[139] [140] [141] [142]
Op vrijdagmiddag 26 juni was sprake van een nieuw steunpakket, bestaande uit een verlenging van het bestaande (tweede) pakkket met vijf maanden (tot 1 november 2015), en indien de afspraken van dat pakket correct zouden blijken te zijn nagekomen, een derde pakket van beperkte omvang, indien vast zou staan dat de staatsschuld houdbaar ("sustainable") zou zijn. Hiermee zou in totaal circa € 15 miljard gemoeid zijn, deels bestaande uit nog niet uitbetaalde tranches van het (formeel nog) lopende steunpakket.[143] [144] [145]
Eind juni 2015: Het afbreken van de onderhandelingen, referendum, sluiten van de banken en het niet betalen van IMF
Op vrijdagavond 26 juni 2015 kondigde de Griekse regering een referendum aan, te houden op 5 juli.[146] [147] [148]. De Griekse regering zal de kiezers aanraden tegen het Europees voorstel te stemmen. De Eurogroep regeringsleiders adviseren de Griekse kiezers ja te stemmen, daar anders Griekenland zeer waarschijnlijk de Eurozone gaat verlaten en mogelijk ook de Europese Unie. De ECB besloot zondag de noodsteun aan Griekse banken niet verder te verruimen.[149] [150] Door de grote opnames van geld heeft de Griekse regering in overleg met de banken, besloten de bankenfilialen de komende week te sluiten om de banken te beschermen. Er mag maar maximaal 60 euro per dag opgenomen worden; dit geldt niet voor toeristen (die opnames zijn gedekt door buitenlandse rekeningen); voor betalingen naar het buitenland is toestemming nodig.[151] Om de vele gepensioneerden zonder pinpas tegemoet te komen, maakten de banken voor hen een uitzondering. Zij konden bij de bank maximaal 120 euro opnemen.[152]
Op 29 juni verlaagde S&P de rating van Griekenland tot CCC-. ECB-bestuurder Cœuré zei op 29 juni in een interview met Les Echos dat de ECB indien de situatie zou verslechteren de beschikking had over diverse instrumenten, waaronder QE en OMT, alsmede "nieuwe instrumenten" ("nouveaux instruments").[153] [154] [155] Op 30 juni deden geruchten de ronde dat premier Tsipras een voorstel van EC-president Juncker, dat hij de avond ervoor had afgeslagen, alsnog zou willen accepteren.[156] De crediteuren weigeren de onderhandelingen te hervatten tot na het referendum.[157] De Griekse regering betaalde de op 30 juni aan het IMF verschuldigde € 1,6 miljard niet.[158] [159] Om 15.30 (CET) werd bekend dat de Griekse regering had verzocht om een tweejarig steunpakkket door het ESM, met schuldherstructurering.[160] [161] [162] Het bestaande steunprogramma liep, nu het niet verlengd was, op 30 juni 2015 om 24.00 (Brusselse tijd) af.[163] Fitch verlaagde op 1 juli de rating van Griekenland van CCC tot CC; DBRS verlaagde de rating tot CC met negative outlook; Moody's verlaagde de rating to Caa3.
Volgens de Raad van Europa voldeed het referendum niet aan de aanbeveling, tenminste twee weken aan te houden tussen aankondiging en het houden ervan: de bevolking had te weinig tijd zich een mening te vormen.[164]
De ECB hield de ELA op 1 juli ongewijzigd op (naar de markten aannamen) circa € 90 miljard.[165] Minister van Financiën Varoufakis zei ontslag te zullen nemen als het referendum een "ja" opleverde.[166]
Op 3 juli publiceerde het IMF een Preliminary draft debt sustainability analysiss waarin geconcludeerd werd dat om de Griekse staatschuld duurzaam houdbaar te maken van oktober 2015 tot eind 2018 een injectie van € 51,6 miljard nodig zou zijn; ook zou de coupon van bestaande leningen gedurtende 20 jaar tot nul moeten worden teruggebracht, en de looptijd (voor de derde keer) verlengd moeten worden.[167]
Het referendum werd gewonnen door de nee stemmers met een onverwachte grote meerderheid van 61,32%.[168]. Het neecampagneteam/Griekse regering heeft benadrukt dat een ´Nee´ stem geenszins een stem is voor het opgeven van de Euro of het verlaten van de Europese Unie en dat met een nee-stem de onderhandelingspositie van de Griekse regering versterkt zou worden met een nieuw mandaat van de kiezer.
Begin juli 2015: Na het Grieks referendum en de aanvraag van het derde steunpakket
Nadat de uitslag van het referendum bekend was traden zowel Andonis Samaras, partijleider van Nea Dimokratia en voormalig premier als de Minister van Financiën, Yanis Varoufakis, af. Varoufakis trad af om het onderhandelingsproces meer ruimte te geven. Hij werd opgevolgd door Euclid Tsakalotos. Op dinsdag 7 juli was er een crisisoverleg van de eurozone leiders om te beslissen hoe verder te gaan. Griekenland had tot donderdag 9 juli om nieuwe voorstellen in te dienen. De voorstellen die Griekenland die donderdag indiende waren grotendeels dezelfde voorstellen die bij het referendum waren weggestemd. In de nacht van de opvolgende vrijdag op zaterdag werden de voorstellen door het Griekse parlement bekrachtigd met een meerderheid van 250 op 300 stemmen. Voor zondag 12 juli werd een bijeenkomst gepland van de leiders van alle Europese Unie landen (ook de niet Eurozone-landen) zodat als er geen akkoord zou komen voor een derde steunpakket, er maatregelen genomen konden worden voor een mogelijke Grexit en humanitaire noodhulp voor Griekenland. Er werd ernstig rekening gehouden met een Grexit/faillissement en tijdens de onderhandelingen kwam de Duitse minister van economie met een voorstel om Griekenland tijdelijk uit de Eurozone te zetten voor minimaal vijf jaar. De Griekse voorstellen werden door Duitsland en andere landen echter als onvoldoende beoordeeld. De aanwezigheid van de niet eurolanden werd zaterdag niet meer nodig geacht daar men toch mogelijkheden tot een overeenkomst zag. Maandag in de vroege ochtend, 13 juli, voor de opening van de Europese beurzen, werd een voorlopig akkoord afgesloten. Het grootste struikelblok was het op te richten fonds voor de te privatiseren Griekse overheidseigendommen/staatsbedrijven en hoe de opbrengsten ervan gebruikt zouden moeten worden. Dit akkoord is goedgekeurd door het Griekse parlement in een nachtelijke sessie op woensdagavond en is vrijdag 17 juli goedgekeurd door het Duitse parlement als laatste van de parlementen van diverse de Eurozone landen die een stemming vereisen. De onderhandelingen voor een definitief akkoord kunnen beginnen.
Het steunpakket van ruim 80 miljard euro moet nog uitonderhandeld worden en de verwachting is dat dit minstens weken tot maanden gaat duren. Ondertussen zijn er plannen om op korte termijn een noodkrediet van zeven miljard euro te geven voor de maand juli door het EFSF zodat Griekenland de IMF en de ECB crediteuren kan betalen.[169] Deze noodlening heeft echter de goedkeuring nodig van de Europese Unie staten, op basis van een gekwalificeerde meerderheid, dus ook de niet Eurolanden waaronder Groot-Brittannië. Deze noodlening kan pas worden verleend na de goedkeuring van het Griekse parlement op donderdag 16 juli. Het IMF zegt ondertussen dat het steunpakket niet gaat werken zonder schuldafschrijving en dreigt daarom geen steun te verlenen.
Op korte termijn is het probleem om de banken weer open te krijgen en het normaal betalingsverkeer weer op gang te krijgen. Door het gebrek aan vertrouwen wil niemand geld aan de Griekse banken toevertrouwen. Om te voorkomen dat als de banken weer geopend worden worden er een bankrun ontstaat is aangekondigd dat de restricties voorlopig blijven bestaan. Volgens de schatting van de Griekse centrale bank is 45 miljard Euro Fiduciair geld (bankbrieven) in omloop in Griekenland. Dat is 4,5% van de bankbrieven voor de hele Eurozone, terwijl Griekenland maar 2% van het bruto nationaal product van de Eurozone heeft.[170] Kleine bedrijven betalen de salarissen zoveel mogelijk contant, voor zo ver mogelijk, uit uit de binnenkomende kas-inkomsten en veel betalingen worden nu contant uitgevoerd waardoor de banken ook weinig bankbrieven-stortingen binnen krijgen. Om weer vertrouwen te krijgen in de banken zullen die geherkapitaliseerd en geherstructureerd moeten worden, zodat ze op termijn niet afhankelijk meer zijn van ECB noodleningen. Op dinsdag 14 juli heeft de Europese Centrale Bank (ECB) het plafond voor de noodsteun aan Griekse banken met 900 miljoen euro verhoogd omdat er nu weer sprake is van uitzicht op een hulpprogramma voor Griekenland.[171]
De grote hoeveelheid van euro´s in omloop buiten de banken maakt de succesvolle introductie van een alternatieve munteenheid zeer lastig. Het ongeldig verklaren van de Eurobank biljetten in omloop binnen Griekenland kan immers niet. Ook zou een eigen munt voor Griekenland zeer ongunstig uitpakken daar het land veel importeert en weinig exporteert waardoor goederen vanuit het buitenland erg duur voor de Grieken zouden worden vanwege de te verwachte sterke devaluatie van zo een munt. Voor het toerisme zou het gunstig uitpakken op termijn, maar de opbrengsten daarvan maken slechts 18% van het BNP uit.
Gevolgen
Effect sinds begin van de crisis: sterk oplopende werkloosheid in perifere landen
Naarmate de crisis langer voortduurde, steeg de werkloosheid in de perifere landen tot soms ongekende niveaus, en slaagden andere landen er niet in hun (relatief) lage werkloosheid vast te houden. Het verloop van de werkloosheid in een aantal landen is weergegeven in nevenstaande grafiek.
Effect over langere tijd: fragmentatie van de kapitaalmarkt in de eurozone
Een belangrijke doelstelling van de invoering van de euro, was te komen tot een geïntegreerde Europese kapitaalmarkt, waarin binnengrenzen niet meer van belang waren. Beleggers zouden zich niet meer in eerste instantie moeten richten op hun eigen land ("home bias") maar zouden hun beleggingen over de gehele eurozone moeten (en kunnen) spreiden. Hierdoor zou de beschikbaarheid van kapitaal voor de "armere" eurozone-lidstaten (hopelijk sterk) worden bevorderd, zowel ten aanzien van het volume als ten aanzien van de te betalen rendementen. Aanvankelijk werden beide doelstellingen bereikt, doch vanaf het begin van de crisis namen niet alleen de rendementsverschillen toe (zoals elders in dit artikel genoemd), doch trokken beleggers in niet-perifere landen steeds meer kapitaal weg uit de perifere landen. Met name Duitsland en Finland (die als zeer betrouwbaar werden gezien) profiteerden hiervan.
In onderstaande grafieken is het verloop weergegeven van het percentage van de staatsleningen van onderscheiden landen[172][173] dat in handen was van banken in het betrokken land respectievelijk het totaal van alle buitenlandse beleggers. Bij de interpretatie van deze grafieken kan in het algemeen worden gezegd dat een oplopend percentage in handen van buitenlandse beleggers duidt op een hoog (relatief) vertrouwen in de solvabiliteit van de centrale overheid van dat land, en vice versa. Diverse andere factoren kunnen echter ook een rol spelen. (Voor Nederland, bijvoorbeeld, dient opgemerkt te worden dat de beleggingen van Nederlandse pensioenfondsen in Nederlandse staatsleningen niet in deze grafiek zichtbaar zijn.) Ten aanzien van de cijfers van Griekenland wordt opgemerkt dat naarmate de crisis vorderde Griekenland steeds meer afhankelijk werd van buitenlands kapitaal, verstrekt door de "trojka". Een dergelijk vertrouwen is echter niet iets waarop beleidsmakers in het betreffende land blijvend kunnen vertrouwen: bij een afnemend vertrouwen, door welke oorzaak ook, kan er in korte tijd een "kapitaalvlucht" optreden. Voordat een dergelijk vertrouwen herwonnen is, kan geruime tijd verstreken zijn.[174] Ratingverlagingen kunnen aanleiding zijn om de beleggingen in staatsschuld van een land ("exposure") structureel te verminderen. Dit speelt met name indien de rating daalt tot beneden "investment grade": die staatsobligaties passen dan niet meer, of slechts voor een (zeer) beperkt percentage, in normale beleggingsportefeuilles van institutionele beleggers als pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen.
Meningen, argumenten en vaststellingen
Er worden door financiële commentatoren en experts vele oplossingen voorgesteld. Vaak lijken deze adviezen innerlijk tegenstrijdig, of toch minstens moeilijk verenigbare zaken te willen verenigen: er moet tegelijk schuld gesaneerd worden en de economie gestimuleerd worden; banken moeten tegelijk meer aan bedrijven lenen en hun reserves en balans versterken. De volgende aspecten worden regelmatig genoemd (waarbij opgemerkt wordt dat over ieder ervan discussie mogelijk is en gevoerd wordt):
- De schulden in euro's blijven bestaan als een land uit de euro stapt. Het schuldprobleem wordt niet opgelost met de devaluatie van de nieuwe munt.
- Het is technisch heel lastig voor een land om uit de euro te stappen. Welke tegoeden worden geconverteerd naar de nieuwe munt? Particulieren en bedrijven zullen hun euro's massaal in veiligheid brengen door deze buiten het land te plaatsen.
- De totale schuld van de hele eurozone is niet problematisch in vergelijking met andere landen zoals de V.S., Japan en Engeland.
- De stabiliteit van de banken is essentieel en hiervoor moeten de banken ondersteund worden en de balansen versterkt worden zodat de verliezen door afschrijving van staatsschulden gedragen kunnen worden.
- Indien de marktrente van de staatsschuld 7% of hoger is, wordt de staatsschuld op termijn onbeheersbaar beschouwd en heeft het land ondersteuning nodig.
- De kredietwaardigheid van een land kan alleen hersteld worden als er geloofwaardige maatregelen worden genomen om de schuld te saneren. Helaas hebben bezuinigingen ook een negatief effect op de economie van een land, waardoor de crisis nog verergerd wordt. De politieke wil om een probleemland te helpen, is sterk afhankelijk van de saneringsmaatregelen die het land zelf neemt. Probleemlanden moeten bemoeienis in hun economisch beleid van buitenaf dulden, willen ze steun en leningen krijgen. Voor probleemlanden buiten de eurozone geldt hetzelfde, maar dan onder de begeleiding van het IMF.
- De ECB kan onbeperkt euro's bijdrukken om de probleemlanden te ondersteunen, alleen mag de ECB volgens de Europese regels dit niet doen. Wel koopt de ECB wekelijks staatsleningen van probleemlanden op, zonder die landen bij naam te noemen[175] Dit om speculanten tegengas te geven.[176]
- De financiële "markt" heeft gefaald: Hoewel in de Europese muntunie-verdragen, altijd werd uitgesloten dat er een collectieve verantwoordelijkheid voor de staatsschulden was, heeft de "markt" er niet naar gehandeld en alle leningen, ongeacht het land, in de eurozone aanvankelijk dezelfde kredietstatus gegeven. Zo hebben de schuldlanden veel te hoge schulden kunnen opbouwen, omdat krediet te goedkoop voor ze was. Feitelijk dringt de "markt" nu de collectieve Europese verantwoordelijkheid voor alle eurozone staatsschulden op. Door vele financiële commentatoren wordt de stelling verkondigd dat een monetaire unie onmogelijk is zonder een politieke en fiscale eenheid.[177]
- Voor de beleggers zijn er weinig risico-vrije staatsleningen meer. Ook de V.S. hebben een hoge staatsschuld met een politieke patstelling om deze op te lossen. De overblijvende kredietwaardige landen kunnen de vraag niet aan. Bovendien zijn de rentes zeer laag en compenseren deze de inflatie niet. Op termijn veroorzaken de lage rendementen grote problemen voor de toekomst. Pensioenen en andere voorzieningen zijn daar grotendeels van afhankelijk. Premiestijgingen en de vermindering van de uitkeringen hebben op hun beurt een nadelig effect op de economie. Door de onzekerheid over hun pensioenen gaan de mensen meer sparen.
Vele financiële analisten en commentatoren van vooral de V.S. en GB schetsten een zeer negatief beeld over de euro. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van eind januari 2010 door Albert Edwards van Société Générale, die zei dat de crisis zal leiden tot het uiteenvallen van het eurogebied: “Zuid-Europese landen zitten gevangen in een te hoog gewaardeerde valuta en worden verstikt door hun te lage concurrentiekracht. (…) Alle hulp die nu gegeven wordt aan Griekenland is slechts uitstel van het onvermijdelijke uiteenvallen van de eurozone”[178].
- Ook in Nederland zijn er economen die de euro als onhoudbaar beschouwen en de wisselkoersen willen herstellen, soms onder handhaving van de euro als 'valuta franca', een gemeenschappelijke achttiende munt die de deelname aan het internationale handelsverkeer moet vergemakkelijken en pas geleidelijk zou uitgroeien tot een uniforme munt. De gedachte is: de eurolanden zijn te ongelijk in concurrentiekracht voor een muntunie. Met de opheffing van de nationale munten is het stabilisatiemechanisme tussen de lidstaten onderling, waarbij handelsstromen zich automatisch verbreden, versmallen of opdrogen onder invloed van de relatieve koersen, geëlimineerd. Dit versterkt de positie van sterke landen en brengt de zwakke in een neerwaartse spiraal. Het aanpassingsproces binnen een muntunie kan alleen via de financiële markten lopen, wat onder de huidige ongelijkheid een (te) groot risico wordt gevonden voor de politieke en monetaire stabiliteit.
Vergelijkingen tussen de Griekse en Argentijnse crisis
Veel commentatoren trekken een vergelijking met de Argentijnse economische crisis, een land dat ook zijn staatsschuld niet meer kon betalen en die de vaste koppeling tussen de dollar en de peso moest loslaten. Hierbij werden alle dollartegoeden en contracten verplicht omgezet in peso's. In een artikel[179], zegt de vroegere Argentijnse centrale bank gouverneur, Mario Blejer, samen met de Mexicaanse vroegere centrale bank gouverneur, Guillermo Ortiz, dat er belangrijke verschillen zijn met de Griekse crisis. Zijn advies is dat het voor zowel Griekenland als Europa onverstandig is om de euro te verlaten bij een faillissement. De belangrijkste verschillen zijn:
- De koppeling tussen de peso was niet gegarandeerd door internationale akkoorden en tegenpartijen. Zodra het vertrouwen in het land weg is, kon de koppeling onmogelijk standhouden. Griekenland kan wel op steun van Europa rekenen.
- De oude Griekse munt, is volledig afgeschaft, terwijl de peso altijd is blijven bestaan, alleen was het gebruik ervan beperkt doordat de meeste handel en transacties in dollars plaatsvonden. Er moet een nieuwe Griekse munt gecreëerd worden. Dit is vrijwel onmogelijk als er geen vertrouwen is in de dekking van de waarde door de Griekse centrale bank tegoeden (of de bijna failliete Griekse staat).
- Er waren voor Argentinië gunstige economische vooruitzichten: er was een export surplus en de staatsfinanciën waren gezond gemaakt. De staatsschuld werd gesaneerd onder leiding van het IMF, door een belangrijke afboeking van de schulden. De definitieve afboeking gebeurde pas, nadat de sanering grotendeels rond was. De afboeking trof alle crediteuren en niet alleen de banken zoals in Griekenland.
- Griekenland is veel meer geïntegreerd in de Europese economie en de gevolgen zijn hierdoor groter. Bijna alle commerciële contracten hebben een internationaal karakter en kunnen niet verplicht omgezet worden in de nieuwe munt. Argentinië heeft een veel grotere interne economie. Argentijnen konden veel moeilijker hun geld in veiligheid brengen. Het meeste geld van de rijkere Grieken is al buiten Griekenland, waarbij een verplichte conversie van euro's tegoeden in de nieuwe munt weinig effect heeft.
Kosovo- en Montenegro-optie
Beide landen gebruiken de euro zonder toestemming van de EU. Er zijn vele andere landen met zwakke economieën die geen lokale munt hebben, maar een internationale munt zoals de dollar gebruiken. Als Griekenland weigert een lokale munt in te voeren, zal de euro in gebruik blijven zelfs bij een ineenstorting van de lokale banken. Voor het opzetten van een geloofwaardige lokale munt, zijn nationale bankreserves noodzakelijk. Er is dus internationale steun zowel voor de invoering van een lokale munt als ondersteunen van het bank/geldverkeer onder de euro.
Tijdlijn
Zie de ontwikkeling van de Europese staatsschuldencrisis in 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014. |
Voor een interactieve tijdlijn, zie Eurozone crisis: are the years of pain over? in The Guardian. |