Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Jules Bordet Instituut

Uit Wikisage
Versie door O (overleg | bijdragen) op 14 jan 2016 om 22:01 (https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Jules_Bordet_Instituut&oldid=45645512 - 2a02:1811:440a:db00:3c20:94a6:46f6:55ce 30 dec 2015)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het Jules Bordet Instituut is een Brussels openbaar ziekenhuis, gespecialiseerd in de cancerologie.

Historiek en architectuur

Historische ligging

Het Jules Bordet Instituut is gelegen in de Héger-Bordetstraat nrs. 1-3. Dit is een smalle straat gelegen tussen de Waterloolaan en de Wolstraat. Vóór deze straat genoemd werd naar deze geleerden, heette zij de Gendarmeriestraat, een straat die pas in 1838 getrokken werd, en genoemd werd naar de daar aanwezige rijkswachtkazerne. De huidige hoofdingang van het Jules Bordet Instituut bevindt zich aan de Waterloolaan. Deze laan werd in 1818 aangelegd boven op de tweede Brusselse stadsomwalling.

Architecturaal

Het bouwwerk werd ontworpen door de architecten G. Brunfaut en S. Jasinski tussen 1934 en 1936. Het instituut werd gebouwd tussen 1937 en 1939. Het werd opgericht als universitair centrum voor kankerbestrijding door de Commissie voor Openbare Onderstand (de voorloper van het huidige OCMW) en de ''Université Libre de Bruxelles''.

WO II

De inauguratie van de gebouwen greep plaats in juni 1939. Het nieuwe gebouw werd van 1940 tot 1944 door het Duitse leger gebruikt. Vanaf september 1944 door het Engelse leger. Pas op 1 oktober 1945 betrok het Bordet Instituut eindelijk zijn nieuwe gebouwen.

Het ziekenhuis werd opgetrokken in Nieuwe Zakelijkheid stijl. Het gebouw is een belangrijk voorbeeld van ziekenhuisarchitectuur uit deze periode. Het behoort tot de meest interessante modernistische gebouwen in Brussel. Intussen werd het reeds aanzienlijk verbouwd. Het complex is een semi-vrijstaand gebouw met twee vleugels op een L-vormige plattegrond. Er zijn twee ondergrondse verdiepingen, een begane grond, een vleugel met zes en een vleugel met acht bovenverdiepingen. Oorspronkelijk had het ziekenhuis een capaciteit van 180 bedden: 120 bedden, meestal gemeenschappelijke kamers voor behoeftige patiënten, van het Jules Bordet Instituut en 60 bedden, vooral individuele kamers voor betalende patiënten, van de Héger Kliniek op de drie bovenste verdiepingen. De constructie was voor haar tijd vooruitstrevend, zowel op bouwtechnisch vlak als wat inplanting, ventilatie, klimatisatie en medisch-therapeutische uitrusting betreft. Vandaag bevindt het gebouw zich op de lijst van de te beschermen gebouwen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Verouderd

Als modern functionerend gebouw voor een hedendaags ziekenhuis heeft het echter afgedaan. Dit is een van de redenen van de geplande verhuis van het Jules Bordet Instituut naar de site van het ''Hôpital Erasme'' in Anderlecht. Deze verhuis was voorzien tegen 2012 – 2013, maar de bouw heeft ernstige vertraging opgelopen. Het aantal bedden van het ziekenhuis zou verhoogd worden naar 250. In de huidige gebouwen zou er een eerstelijns preventiecentrum komen. Dit centrum zou als leverancier kunnen functioneren voor de gespecialiseerde centra zoals het Jules Bordet Instituut, het St.-Pietersziekenhuis, het Hôpital Erasme en alle ziekenhuizen van Iris.

Een openbaar ziekenhuis

Commissie van Openbare Onderstand

Slechts sinds het begin van de twintigste eeuw bemoeit de overheid zich structureel met het bestrijden van de armoede. In het Ancien Régime bestond er al op parochiaal vlak georganiseerde bijstand voor zieken (‘Godshuizen’) en hulpbehoevenden (‘Armentafels’ en ‘Tafels van de Heilige Geest’). Na de Franse Revolutie verbood de overheid alle hulpverlening verleend door de parochies, en wees deze toe aan de gemeenten. De wet van 17 november 1891 bevestigde deze toestand in rechte in België. Op 10 maart 1925 werden in België de Commissies van Openbare Onderstand (COO) opgericht.

Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn

Nieuwe wet

In het midden van de jaren tachtig van vorige eeuw was de taakomschrijving van de COO echter verouderd. Daarom werden bij Wet van 8 juli 1976 de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) opgericht. Elke gemeente diende nu te beschikken over een degelijk beheerd centrum, waar iedereen die materiële, sociale, psychologische of medische nood had, terecht kon.

Inhoud

Het OCMW dient een curatieve, materiële, preventieve, sociale, medische, medisch-sociale en psychologische dienstverlening te verzekeren aan de personen en de gezinnen die daar nood aan hebben. De vrije keuze van de betrokkene dient steeds strikt gerespecteerd te worden. Het OCMW kan wel samenwerkingsverbanden aangaan en medewerking vragen aan andere openbare of privé diensten. Het OCMW dient het voor iedereen mogelijk te maken een menswaardig leven te leiden. Hiervoor beschikt het over een aantal actiemiddelen. Deze zijn informatie, bemiddeling, begeleiding, materiële hulp, voogdij, tewerkstelling en inrichtingen. Onder deze inrichtingen vallen o.a. de ziekenhuizen.

Openbaar ziekenhuis

Uiteraard beheren niet alle OCMW’s een openbaar ziekenhuis. De kosten van zo’n ziekenhuis drukken immers zwaar op de begroting van deze OCMW’s en de gemeenten waar deze van af hangen. De gemeenten zijn verplicht op hun begroting een uitgave te schrijven om de OCMW’s (en dus indirect ook de ziekenhuizen) toelagen te bezorgen als deze over te weinig middelen beschikken. De erkenning van een openbaar ziekenhuis gebeurt door de regionale minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid en wordt per dienst (voorbeeld: IZ, …) verleend. Er dient steeds aan drie voorwaarden te worden voldaan: inrichtingsnormen , programmatie en beheer. Bij een OCMW-ziekenhuis bepaalt het beheerscomité het algemeen beleid van het ziekenhuis. Dit draagt de algemene verantwoordelijkheid voor de ziekenhuisactiviteit op organisatorisch, werkings en financieel vlak. In elk ziekenhuis is een directeur die rechtstreeks en uitsluitend verantwoordelijk is tegenover het beheerscomité. Er wordt in elk ziekenhuis een Medische Raad opgericht. Hierdoor worden de ziekenhuisgeneesheren betrokken bij de besluitvorming.

Taken Openbaar Ziekenhuis

De Belgische openbare ziekenhuizen hebben drie grote taken: een politieke en maatschappelijke taak; een onderwijs- en opleidingstaak en tenslotte de taak om wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Deze drie hoofdkenmerken van de openbare ziekenhuizen hangen op een complexe manier samen met de werking van de universitaire ziekenhuizen. Beide partijen werken best optimaal complementair samen, zoniet bestaat er risico op beschadiging voor beide partijen.

Deel van Iris

OCMWB

Het Jules Bordet Instituut is een verplegingsinstelling van publiek recht, zoals geregeld door de wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn. Een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan, om bepaalde taken uit te voeren, een vereniging vormen met één of meerdere openbare centra voor maatschappelijk welzijn of met andere personen, om een afzonderlijke rechtspersoon te vormen. Dit is het geval voor het Instituut Jules Bordet.

Iris

Historiek

Op 19 mei 1994 werd een samenwerkingsakkoord gesloten tussen de Federale Staat, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, met betrekking tot het ziekenhuisbeleid. De Iris-structuur kon als gevolg van dit akkoord tot stand komen. De GGC neemt, ook als gevolg van dit akkoord, op 22 december 1995, een ordonnantie aan die een hoofdstuk XIIbis invoegt in de wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn. Het nieuwe begrip ‘koepelvereniging’ wordt bijgevoegd. Als gevolg hiervan vormen, vanaf 1 januari 1996, de openbare ziekenhuizen van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest een geïntegreerde interhospitalenkoepel: het Iris-netwerk. Het netwerk bestaat uit 5 ziekenhuizen, verdeeld over 11 sites. Het Jules Bordet instituut is één van de vijf ziekenhuizen. Het bevindt zich op de site van Brussel-hoofdstad (postnummer 1000) samen met het UMC Sint-Pieter en het UMC Sint-Pieter – site César de Paepe.

Financiering

De ziekenhuizen die deel uitmaken van de Iris-groep genieten juridische autonomie en hebben een eigen begroting, maar staan onder het toezicht van de koepelvereniging. Met de hoger genoemde Ordonnantie van 22 december 1995 wou de Brusselse wetgever het voortbestaan van de negen ziekenhuizen verzekeren. Het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën (BGHGT), ook eenvoudigweg Fonds genoemd zou, ten belope van 4 miljard Belgische frank, de tekorten dekken die in de loop der jaren waren ontstaan. De voorwaarde was de invoering van nieuwe managementmethoden en samenwerking op medisch en logistiek vlak, zodat de negen Iris-ziekenhuizen in 2000 financieel in evenwicht zouden zijn.

Samenwerkingsvormen

Het Instituut Jules Bordet werkt nauw samen met het UMC St.-Pieter. Zo is er één gemeenschappelijk labo voor de courante bloedonderzoeken voor de beide ziekenhuizen. Het UMC St.-Pieter heeft geen PET(positronemissietomografie)-scan. De patiënten van dit ziekenhuis, die een onderzoek via de PET-scan nodig hebben, komen hiervoor naar het Jules Bordet Instituut. Op 29 maart 2006 (met uitwerking op 1 april 2006) besliste de raad van bestuur van Iris om het César de Paepe-ziekenhuis over te dragen naar het UMC St.-Pieter van de Iris-koepel. Hierdoor werd de fusie tussen beiden een feit en dus werkt het Jules Bordet Instituut nu ook nauwer samen met het voormalige privéziekenhuis César de Paepe.

‘Klein ziekenhuis'

Het Jules Bordet Instituut heeft 154 bedden. Het lijkt dus op het eerste zicht een klein ziekenhuis te zijn. Volgens de wet is een klein ziekenhuis: • een ziekenhuis dat over een zeer beperkt aantal diensten en/of bedden beschikt; • een ziekenhuis waarin een zeer beperkt aantal ziekenhuisgeneesheren werkzaam is.

De wetgever is hier eerder vaag in de omschrijving van een klein ziekenhuis. Hij vermeldt niet wat ‘een zeer beperkt aantal diensten en/of bedden’ is, noch wat een ‘zeer beperkt aantal ziekenhuisgeneesheren’ is. Evenmin vermeldt hij of aan beide voorwaarden dient voldaan te worden of één van beide volstaat. Wat we wel weten uit een andere wet is, dat de acute ziekenhuizen, die op 1 oktober 1997 niet beschikten over 150 bedden , en die niet over de nodige basisdiensten en functies beschikten en geen medische permanentie hadden, dienden te sluiten op 1 juli 1998. Deden ze dit niet, dan waren zij verplicht om voor 1 juli 1998 een fusie aan te gaan. Deze wet geeft ons wel een idee over wat een groot en een klein ziekenhuis lijkt te zijn voor de wetgever.

Een niet-universitair ziekenhuis

Universitair ?

In België mag niet om het even welk ziekenhuis zich universitair ziekenhuis noemen. In België zijn er slechts zeven universitaire ziekenhuizen. Het ziekenhuis dient dan immers aan een aantal strikte voorwaarden te voldoen. Idem dito wat betreft de benaming universitaire ziekenhuisdienst, universitaire ziekenhuisfunctie of universitair zorgprogramma. Bij Koninklijk Besluit van 25 september 2006 werden alle ziekenhuisdiensten, ziekenhuisfuncties en zorgprogramma's van het ziekenhuis Jules Bordet Instituut aangewezen als universitaire ziekenhuisdienst, universitaire ziekenhuisfunctie en universitair zorgprogramma. Dit KB werd opgeheven bij KB van 20 maart 2007. Dit laatste KB brengt een aantal verduidelijkingen bij het KB van 25 september 2006, maar behoudt de essentie ervan.

Functies, diensten en zorgprogramma's

Het KB van 20 maart 2007 bepaalt in een eerste artikel dat het Jules Bordet Instituut een aantal universitaire ziekenhuisdiensten krijgt, nl. de dienst voor diagnose en heelkundige behandeling (kenletter C) en de dienst voor diagnose en geneeskundige behandeling (kenletter D). Artikel 2 van ditzelfde KB bepaalt dat de functie voor intensieve zorg, de functie van palliatieve zorg en de functie van ziekenhuisapotheek als universitaire ziekenhuisfuncties aan het Bordet Instituut worden aangewezen. Het derde artikel van dit KB van 20 maart 2007 wijst het zorgprogramma voor oncologie van het ziekenhuis aan als universitair zorgprogramma. De voorstellen tot aanwijzing als universitaire ziekenhuisdienst, universitaire ziekenhuisfunctie of als universitair zorgprogramma, moeten aangevraagd worden door een faculteit geneeskunde van een universiteit met volledig leerplan (in casu: de ULB) en door de directeur van het betrokken ziekenhuis (in casu: het Jules Bordet Instituut) en moeten gericht worden aan de Minister van Volksgezondheid (in casu: Rudy Demotte). Het is op voordracht van de Minister van Volksgezondheid dat de koning de hoger genoemde aanwijzingen toekent aan een ziekenhuis.

Een Brussels bicommunautair ziekenhuis

Gemeenschapsbevoegdheden

De Bijzondere Wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, regelt in art. 135 en art. 136 van de Grondwet de uitvoering van de gemeenschapsbevoegdheden op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad. De Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie worden opgericht als verlengstuk van de Vlaamse en Franse gemeenschap in Brussel-hoofdstad. Samen vormen de beide de ''Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie'' (GGC) . De GGC oefent gemeenschapsbevoegdheden over de Brusselaars en de instellingen in Brussel uit, die niet met de ene of de andere gemeenschap kunnen worden verbonden (bijvoorbeeld de OCMW’s). Deze instellingen noemt men ‘bicommunautaire instellingen’. Deze instellingen kunnen voor hun noden aankloppen bij de twee gemeenschappen. Alle culturele en zorgverstrekkende instellingen die niet exclusief Nederlands- of Franstalig zijn, vallen hieronder. De GGC heeft niet alleen een wetgevende macht ten opzichte van de bicommunautaire instellingen, maar tevens ten opzichte van de burgers in verband met de volgende aangelegenheden: het gezondheidsbeleid (verzorgingsbeleid binnen en buiten de verzorgingsinstellingen, hygiënische opvoeding, preventieve geneeskunde) en de hulp aan personen (gezinsbeleid, sociaal beleid, gehandicapten, derde leeftijd, jeugd, migranten, sociale hulp aan gevangenen, enzovoort).

Belgische Grondwet

Het artikel 4 van de Belgische Grondwet zegt dat België vier taalgebieden (territoria) omvat: het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied, het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het Duitse taalgebied. Het artikel 30 van de Belgische Grondwet zegt dat het gebruik van de in België gesproken talen vrij is en het gebruik van de gesproken talen kan enkel worden geregeld door de wet, en dit alleen voor handelingen van het openbaar gezag en voor gerechtszaken. Volgens het hoger vermeldde grondwettelijk territorialiteitsbeginsel, mag de overheid in haar relaties met een burger alleen gebruik maken van de officiële taal of talen (Brussel) van het gebied waarin de woonplaats van die burger ligt. Aangezien Brussel tweetalig is, moeten de overheden, die op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bevoegdheden uitoefenen, voor al hun berichten en mededelingen zowel Frans als Nederlands gebruiken. Voor alle gepersonaliseerde schriftelijke en mondelinge communicatie en voor persoonlijke officiële documenten moet de overheid de taal gebruiken die de burger verkiest: Nederlands of Frans. Privé-ziekenhuizen of universitaire ziekenhuizen zijn niet wettelijk verplicht om patiënten in hun taal te bedienen. Maar openbare ziekenhuizen moeten wél de taalwetgeving inzake bestuurszaken volgen. In Brussel moeten ze Nederlandstalige patiënten in hun taal kunnen bedienen en alle documenten en briefwisseling in het Nederlands geven.

Gewestelijke materie

Op 1 januari 1996 werden de Brusselse OCMW-ziekenhuizen in een overkoepelende structuur ondergebracht, de Iris-structuur, met als gevolg dat zij, volgens de normen van de taalwet in bestuurszaken, niet meer beschouwd moeten worden als plaatselijke diensten, maar wel als gewestelijke diensten. Op basis van de ordonnantie van 22 december 1995, tot invoegen van een hoofdstuk XIIbis in de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, en tot wijziging van artikel 94, § 8, van dezelfde wet, is het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie belast met de uitoefening van het taaltoezicht. Voor Brussel-Hoofdstad geldt dat niemand kan benoemd of bevorderd worden tot een ambt of betrekking, waarvan de titularis omgang heeft met het publiek, indien hij niet mondeling laat blijken, door een aanvullend examengedeelte of door een bijzonder examen, een voldoende of elementaire kennis te bezitten van de tweede taal.

Taalwetgeving

Iedere plaatselijke dienst van Brussel-Hoofdstad gebruikt in zijn betrekkingen met een particulier de door deze gebruikte taal, voor zover die taal het Nederlands of het Frans is. De plaatselijke diensten, die in Brussel-Hoofdstad gevestigd zijn, stellen de akten die de particulieren betreffen, alsook de getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen, die aan de particulieren worden afgegeven, in het Nederlands of in het Frans, naar gelang van de wens van de belanghebbende. Wanneer het voorgeschreven is, legt iedere kandidaat die dingt naar een ambt of betrekking in de plaatselijke diensten gevestigd in Brussel-Hoofdstad, het toelatingsexamen af in het Nederlands of in het Frans, naar gelang van de taal waarin hij zijn onderwijs genoten heeft. Indien geen toelatingsexamen voorgeschreven is, wordt de hoofdtaal van de kandidaat bepaald door het taalregime van het genoten onderwijs, zoals dat blijkt uit bovenvermelde documenten.

Toelatingsvoorwaarden

Wanneer het voorgeschreven wordt, omvat het toelatingsexamen voor iedere kandidaat een schriftelijk of computergestuurd gedeelte over de elementaire kennis van de tweede taal. Indien geen toelatingsexamen voorgeschreven wordt, moet de kandidaat, vóór zijn benoeming, aan een schriftelijk of computergestuurd examen over dezelfde kennis onderworpen worden. Bij de werving van hun personeel, dienen de besturen van de gemeenten en die van de openbare personen, die aan de gemeenten ondergeschikt zijn, ten minste 50% van de te begeven betrekkingen in gelijke mate te verdelen over de beide taalgroepen. De wet vermeldt niet of deze gelijkmatige verdeling geldt per dienst van een instelling of voor de volledige instelling.