Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Onze-Lieve-Vrouw van Halle
Onze-Lieve-Vrouw van Halle (de Zwarte Madonna van Halle) is een Mariabeeld in de Sint-Martinusbasiliek (Halle). Het wordt door katholieke gelovigen gezien als een miraculeus beeld.
Beschrijving
Het Onze-Lieve-Vrouwebeeld stelt Maria voor als Sedes Sapientia (zittende Maria met Jezus op de schoot) en Virgo Lactans (de maagd die het kind de borst geeft).
Het is 92,5 centimeter hoog. Hoofd en handen van Maria en Jezus zijn in hout uitgesneden. De kledij van beiden bestaat uit in gips gedrenkt linnen. Sporen van polychromie zijn waargenomen: donkerbruin voor de huidpartijen en blauw voor het kleed.[1]
Er bestaat geen zekerheid over de herkomst en stijl van het beeld. Het zou Brabants of Maaslands kunnen zijn, Henegouws of zelfs Centraal-Europees.[1]
Ook over de oorzaak van de bruinzwarte kleur bestaat geen overeenstemming. Er werd wel eens verondersteld dat de zwarte kleur afkomstig zou zijn van een laagje zilver waarmee het beeld vroeger bedekt zou zijn geweest en dat een zwart oxide zou hebben achtergelaten. Maar er werd nooit een spoor van zilver aan het beeld ontdekt. Een andere mogelijkheid is dat het beeld door de inwerking van kaarsroet en wierook zwart zou zijn geworden. Of het beeld is mogelijk altijd zwart geweest en hoort in dat geval thuis in de eeuwenoude, zelfs voorchristelijke traditie van zwarte 'Maria'beelden.[1]
Legende
Volgens een legende zou Maria de stad Halle hebben beschermd toen deze in 1489 door Filips van Kleef werd belegerd, door de kanonskogels in haar mantel op te vangen. De kanonballen werden in een nis gelegd in de basiliek, waar men ze nog steeds kan bezichtigen.[2]
Het is niet bekend wanneer deze legende ontstond. De oudste gepubliceerde versie dateert van meer dan driehonderd jaar na de belegering: het NIEUW LIEDEKEN Tot lof van O.L.Vrouve van Halle, dat bewaard wordt in de universiteitsbibliotheek van Gent, kan niet vóór 1816 gedrukt zijn. Pas vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw worden op bedevaartvaantjes ook kanonballen afgebeeld.[1]
Plaats
Vanaf de aankomst van het beeld in Halle in 1267 tot in 1859 stond het beeld in een eigen kapel aan de noordkant van de kerk. De bouw van de nog bestaande Mariakapel werd begonnen in 1335. Vanaf 1859 begon men het beeld regelmatig in het hoogkoor te plaatsen. Vanaf 1866 kreeg het een vaste plaats op een balkon boven het hoogkoor.[1]
Geschiedenis
Volgens de traditie zou het beeld door Elisabeth van Hongarije, (Elisabeth van Thüringen), aan haar dochter Sofia geschonken zijn. Sofia zou het aan haar schoondochter Machteld van Brabant hebben gegeven. Zij huwde met graaf Floris IV van Holland. Hun dochter, Aleyde van Avesnes, gravin van Holland en Henegouwen, schonk het in 1267 in opdracht van haar moeder aan de stad Halle.[1][3][4]
Het beeld werd door het gravengeslacht van Henegouwen aan de stad geschonken, niet aan de kerk. Op die manier wilde Henegouwen zijn rechten op de stad Halle kracht bijzetten. Halle lag toen in het graafschap Henegouwen, aan de grens met het hertogdom Brabant.
Door het beeld werd Halle in de wijde omgeving bekend als een bedevaartsstad.
Het beeld werd op 4 oktober 1874 in opdracht van paus Pius IX gekroond.
Processie
De oudste vermelding van een Mariaprocessie in Halle stamt uit 1335.
Omdat het beeld eigendom was van de stad, niet van de kerk, leidde dit tot de volgende procedure: ter gelegenheid van de processie, waarin het beeld door en rond de stad gedragen werd, nam de stadsmagistraat het beeld van de sokkel om het tijdelijk aan de geestelijkheid over te dragen. Na de processie werd het beeld door de magistraat teruggeplaatst.[1]
Tijdens processies of als bewijs voor het afleggen van een bedevaart naar Halle werden bedevaartsvaantjes verkocht: vlaggetjes met een afbeelding van het zwarte madonnabeeld. Vanaf de 19e eeuw staan ook de kanonballen vaak afgebeeld.
Wegens de verkoop van deze vlaggetjes kregen de inwoners van de stad Halle (zonder de huidige randgemeenten) de bijnaam vaantjesboeren.
Broederschap van de Onze Lieve Vrouw van Halle
In 1344 werd de Broederschap van de Onze Lieve Vrouw van Halle opgericht. Ze is één van de oudste ’broederschappen’ van het land.
Later werden andere broederschappen opgericht, eerst in Henegouwen waarvan Halle deel uitmaakte en later elders. Ze worden ’Tweede Broederschappen’ genoemd. De broederschappen hadden het recht om tijdens de processies het Mariabeeld te dragen. Voorrang, duur en traject van het dragen van het beeld werden bepaald door anciënniteit en gaven al eens aanleiding tot discussies.
De ’Tweede Broederschappen’ waren/zijn talrijk (tussen haakjes het jaar van ontstaan): Aat (meer dan waarschijnlijk in 1325), Doornik (1420), Brussel, Valenciennes (1421), Condé (1430), Namen, Lembeek, Quiévrain, Crespin, 's-Gravenbrakel, Gussignies, Sint-Renelde, Luik (1643), Hoei (1646), Dinant (1654), Gent (1657), Oudenaarde-Sint-Walburga (1657), Bellingen, Pepingen, Beert, Herfelingen, Heikruis, Bogaarden, Kester, Oetingen, Leerbeek (1659), Nijvel (1661), Rijsel, Mouveaux, Bergen (1677), Sint-Niklaas (1699), Wakken, Hooglede, Lokeren, Zottegem, Dentergem, Verrebroek, Antwerpen, Brussel, Tielt, Kortrijk, Harelbeke, Brugge, Haringe (Poperinge), Aalst, Lembeek, Ballieul, Oudenaarde-Pamel en Oostrozebeke (1892).
In de kunst
Schilderkunst
- Jan Jansz Mostaert (ca. 1474 – ca. 1553) schilderde een portret van een Afrikaanse man, ook bekend als de gekerstende Moor. Het schilderij bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het is het eerste bekende schilderij van een Afrikaanse man in de Europese kunst. Op de muts van de geportreteerde man is een pelgrimsinsigne van de Onze-Lieve-Vrouw van Halle te herkennen.
- Louis Thevenet (1874–1930), fauvistisch schilder: verschillende schilderijen van O.-L.-Vrouw van Halle, met of zonder kanonballen, soms onder een stolp.
Literatuur
- Charles De Coster (1827–1879) schreef in La Légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au Pays de Flandres et ailleurs uit 1867 over Henri le Marischal, die beweerde door Onze-Lieve-Vrouw van Halle van de galg te zijn bevrijd. Omdat velen zijn verhaal geloofden, had het Onze-Lieve-Vrouwebeeld ook lang de naam Lievevrouw van de Gehangenen.
- Louis Paul Boon (1912–1979), vermeldt hetzelfde verhaal over Hendrik Marschal in Het Geuzenboek, 1979.
- Fernand Toussaint van Boelare (1875–1947): Legende van O.L.V. van Halle, 1911. Een doorslag van de oorspronkelijke getypte tekst wordt bewaard in het archief van de Sint-Martinusparochie.
- Gr. Martens, Naar O. L. Vrouw van Halle om redding, 1935, Vlaamsche Filmkens, nr. 242.
Muziek
- Jacobus Willems (1601–1653), Premitia Marianae divae Virgini Hallensi Sacrae.