Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Marianne van der Heijden
Marianne van der Heijden | ||
Persoonsgegevens | ||
Volledige naam | Marianne Elisabeth Gertrudis van der Heijden | |
Geboren | Kerkrade, 20 december 1922 | |
Overleden | Maastricht, 26 mei 1998 | |
Geboorteland | Nederland | |
Oriënterende gegevens | ||
Jaren actief | 1956-1998 |
Marianne Elisabeth Gertrudis van der Heijden (Kerkrade, 20 december 1922 – Maastricht, 26 mei 1998) was een Nederlandse kunstenares. Ze was één van de zogenoemde 'Limburgse Amsterdammers'.
Achtergrond
Ze is geboren en getogen in Kerkrade. De middeleeuwse abdij van Rode-le-Duc bleek voor haar inspiratiebron.
Na de HBS-b volgde ze in de periode 1940 tot 1944 een studie op de Stadsacademie in Maastricht. In 1946 vervolgde ze haar studie aan de Rijksacademie voor beeldende kunsten in Amsterdam. Hier kreeg ze lessen van Professor Röling en haar mentor, Professor Heinrich Campendonk, die lid was van 'Der Blaue Reiter'.
Hoewel Campendonk een groot kunstenaar was, ervaarde zij het werken onder hem als een periode van vrijheid in gebondenheid. Pas veel later weet zij zich te bevrijden uit dit door Campendonk's opgelegde keurslijf.
In 1959 wint ze de zilveren medaille van 'Prix de Rome', wat voor haar een studiereis naar Ravenna en Rome mogelijk maakt. Zij wordt geacht een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan de beoefening en ontwikkeling van fresco's en het mozaïek.[1] Na haar verblijf in Italie keert Marianne terug naar Limburg en betrekt een atelier in kasteel Oud-Ehrenstein in Kerkrade. Later zal zij zich blijvend vestigen in Maastricht.
Van iconografische zekerheid naar innerlijk spreken
Een van haar eerste opdrachten was in 1962 een 100 m2 sgraffito, van de verrijzende Christus, in de Peter Pauluskerk van Eschweiler in Duitsland. Hierna volgden tal van opdrachten in kerkelijke en profane sfeer. Zij koos voor de mozaïek- en glas-in-lood techniek voor kerken, kloosters, ziekenhuizen en scholen, verspreid over het hele land.
In 1970 nam ze geen religieuze opdrachten meer aan. Daar de kerk niet (langer) de vrije expressie van kunstenaars accepteerde, kon Marianne niet langer haar eigen iconografische regels volgen. In die tijd van heroriëntatie, waarbij zij zich meer dan ooit laat leiden door haar gemoed, neemt het werk de vorm van een dagboek aan. Het 'vrije werk' voordien in vrije uren gemaakt, werd toen haar hoofdbezigheid: gouache, monotype, houtsnede en achterglasschilderingen. Vooral in beide laatste technieken had zij zich bekwaamd bij Campendonk. Desalniettemin had zij behoefte aan een ruimere uitdrukkingsmogelijkheid. Een grafische, maar die meer mogelijkheden bood om persoonlijke gevoelens weer te geven dan de houtsnede met zijn strakke vorm.
Ze "ontdekte" haar harmonieuze tuin. In een tekst, 'Wat er in mijn tuin gebeurt' zegt zij:
„Ze kunnen me nog meer vertellen over die geweldige goede, zuivere natuur waar alles zo harmonisch op elkaar afgestemd is. Ja zeker, dat is ze, maar dan wel zo, dat het geheel kan blijven draaien dankzij het opruimen van de zwaksten... Ik absorbeer wat er in mijn omgeving is en ik geef het weer zo goed als ik kan: schilderen is naar mijn mening geen keuze, maar een onontkoombaarheid.”
Een nieuwe weg
Ze koos voor de etstechniek: droge naald, aquatint, vernis mou en kleuretsen. Technieken die toendertijd door Campendonk werden afgewezen, maar die zij zichzelf alsnog heeft aangeleerd.
Ik eet dus ik leef en We leven van mekaar zijn twee titels van een veertigtal tekeningen, etsen en monotypes, die uit dit onderzoek voortkwamen.
In een sfeer van weemoed, verlangen en heimwee naar de oorsprong van alle dingen, groeit het besef dat zij iets te zeggen heeft waarvoor een vorm gevonden moet worden. Ze vindt aansluiting bij de tekentaal van Ager Jorn, Pierre Alechinsky en Lucebert. De vrije en spontaan aandoende beeldend-expressieve taal die zij ontwikkelt, uit zich in bladen waarop veel, zo niet alles in beweging is. Ze geeft uitdrukking aan haar extatische gevoelens, die met een hervonden vrijheid te maken hebben.
Keer op keer hanteert ze de aloude mythe van Icarus en zijn vader Daedalus. Een beeld van het verlangen naar een hoger leven, los van de grond en bevrijd van de zwaartekracht die ons aan de aarde bindt. Ze heeft eens gezegd:
„Je bent van de aarde en je hebt toch een soort wieken om omhoog te gaan"”
Doelend op de in de mens aanwezige behoefte een luchtmens te zijn. Is het niet letterlijk, dan toch in de verbeelding.
De prenten van Marianne variëren van engelen, aangeraakt door 'de droefheid Gods' en dus zonder vleugels of veren, tot wezens die als wraak- en doodsengelen een bedreiging vormen. Een serie etsen gewijd aan het thema van 'Jacob in gevecht met de engel' is een getuigenis van de wil om de dood te overwinnen. In de jaren tachtig waren haar werken op vele tentoonstellingen te zien.
In 1987 ontdekte zij de mogelijkheid een ervaring van harmonie uit te drukken en wel op de internationale workshop 'Paper Art' van de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Ze leerde er omgaan met velerlei soorten papier en zag kans er collages van te maken. In deze collages sluit zich de cirkel van verinnerlijking die in heel het werk de belijdenis van het gemoed bepaalde. In haar papier-collages beleeft Marianne zoals zij zelf zegt haar zevende dag waaraan zes dagen van werken vooraf zijn gegaan. De nu ontstane beelden bezitten de betekenis van een memento mori. Ze drukken harmonie en troost uit:
„"troost van deze vormen is als een monument ter gedachtenis aan dierbaren
aan wat eens chaotisch pijnlijk en ongrijpbaar was en toch dierbaar".”
„"Papier heeft mijn symphatie. Het is bescheiden, neemt niet veel plaats in en is van oudsher de drager van kunstwerken met bescheiden afmetingen. Tekeningen op papier houden de prille eerste aanzetten vast, in hun intimiteit vaak openbarender en rechtstreekser dan schilderijen. Omdat het dunner is dan doek of paneel, is het in wezen etherischer.”
„Papier heeft karakter. Dat werd mij in het bijzonder nog eens duidelijk tijdens de papiermanifestatie 'Paper Art' in Maastricht. Er ging een nieuwe wereld voor mij open bij het zien en voelen van de vele papiersoorten uit Japan, India en Nepal. Het was een belevenis: ervaren hoe ze verf opnemen, opzuigen en doorlaten en hoe elk papier zich verhoudt tot druktinkten en acrylverven. Geschept papier te zien maken door mensenhanden, elk blad apart, elk vel een werkstuk. Vaak in de zon gebleekt. Soms uiterst gaaf, soms sporen dragend van het primitieve scheppingsproces, waardoor alle vellen verschillend zijn. Er klikte iets tussen deze papieren en mij. Dit materiaal zou de drager worden van de beelden die ik verlangde vorm te geven zonder nog te weten wat en hoe.”
Naast de vele collages maakt ze ook papierplastieken. Wonderlijke, breekbare en transparante bouwsels, die soms overgaan in hemelse en aardse wezens. De schrijver-dichter Frans Budé herkent deze taal en liet zich door dit werk inspireren. In 1992 verschijnt er een boekvorm onder de titel: 'Als de vleugels van een vlinder', waarin beeldende kunst en literatuur samengaan.
Dan wordt het enkele jaren stil rond haar, daar haar levensgezel en inspirator Bruno Borchert aan kanker lijdt en zij hem, gedurende een periode van twee jaar, intensief verzorgt. Hij overlijdt eind 1994.
Geïnspireerd op de laatste levensfasen van de mens waarin: emoties en gebeurtenissen een grote rol spelen zoals, dood, zwakte, angst, afscheid, maar ook fel leven, tederheid, woede, verzet, opoffering, liefde, vriendschap, eeuwigheid en einde, maakt zij in die twee jaar 33 aangrijpende werken.
Dit keer gebruikt ze de techniek van pastel op papier, veelal ondersteund door een penseeltekening in Oostindische inkt. Het zijn grote kleurige tekeningen met krachtige hoofdvormen. De vormen zijn koeler en abstracter. Dit waren haar laatste werken.
Ze stierf eind mei 1998.
Nalatenschap
Na haar overlijden zijn al haar werken onder gebracht in de Stichting Marianne van der Heijden/Bruno Borchert. In 2009 besluit de Stichting alle werken en verschillende persoonlijke bezittingen te schenken aan Museum Van Bommel Van Dam in Venlo. Tevens had de stichting er 30.000 euro bij gedaan. Met dit bedrag kan het museum een publicatie voorbereiden, die uiterlijk 1 januari 2015 moet verschijnen. Daarbovenop kwam nog een bedrag van 35.000 euro voor een museummedewerker die de collectie zal ontsluiten.
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- Museum van Bommel van Dam
- Trouw: Venlo krijgt Limburgse schilderes in duizendvoud
- Marianne van der Heijden website
- Kerkgebouwen in Limburg.
- Artindex Limburg
- Marianne van der Heijden, Van iconografische zekerheid naar innerlijk spreken (1990) door Willem K Coumans. Uitg. J.H. Kok. ISBN10 9024265606
- Als de Vleugels van een Vlinder (1992) door F. Budé en H.P.A. Tillie. Uitg. Gemeente Museum Roermond. ISBN 9074154026
- Verschenen artikelen in verschillende media. O.a.:
- De Maaspoort 25-11-1995:Verbazende comeback in kleurige prenten. Werk van 1994-1995. (door Pieter Defesche)
- Limburgs Dagblad 08-11-1991: Nobele creaties in papier en porselein (door Pieter Defesche)
- Limburger 28-11-1992: Ik laat me op sleeptouw nemen
- Limburger 08-12-1992: Vechten met een engel (door Willem K. Coumans)
- Radio Limburg 02-12-1992: Programma 'Festival' interview. (n.a.v. expositie in Gemeentemuseum te Roermond)
- Kunstbeeld (blz. 35) dec. 1982 Marianne van der Heijden (door Liesbeth van Wezel)
- Maart 1985: 'Tussen Oer en Al', speciale uitgave (door Studentenkerk Nijmegen) in het kader van deze tentoonstelling.
- Amersfoortse Courant 03-11-1982: Dromerig sentiment en religieuze vormkracht (door Godert van Colmjon)
- 1979: Limburgse Schilders, uitgever Inter-Limburg (blz. 56-57
- º Een oude kunst die in Ravenna tot grote bloei kwam sinds daar, in de vierde eeuw na Christus, de basilieken waren verrezen.