Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Sociaal darwinisme
Met sociaal darwinisme bedoelt men het toepassen van begrippen en principes uit de evolutiebiologie in de sociale wetenschappen aan het einde van de 19e eeuw. Hiertoe behoorden sterk uiteenlopende, elkaar vaak tegensprekende ideeën over het toepassen van het principe van „survival of the fittest” (overleven van de best aan de omgeving aangepaste) op de menselijke maatschappij. Sommige van deze ideeën gingen uit van vrije markt-kapitalisme, waarin personen die meer geld verdienen een grotere kans op overleven hebben. Andere ideeën veronderstelden een strijd om het bestaan tussen verschillende rassen of etnische groepen. De verschillende varianten van het sociaal darwinisme stemmen volgens Franz Wuketits overeen in de volgende drie punten:
- Darwins selectietheorie wordt in sociaal, economisch en moreel opzicht van doorslaggevend belang voor de menselijke ontwikkeling.
- Er bestaat goed en slecht erfmateriaal.
- Goed erfelijke factoren dienen bevorderd te worden, slechte moeten uitgeroeid worden.
Het sociaal darwinisme is een vorm van evolutionisme waarbij wordt aangenomen dat er geen sprake is van toeval, maar dat er een telos, een doel is. Huidige evolutionisten distantiëren zich van het sociaal darwinisme.
Achtergrond
De term sociaal darwinisme is afgeleid van de term darwinisme, die op zijn beurt verwijst naar de Engelse bioloog Charles Darwin (1809 - 1882). De ideeën van het sociaal darwinisme zijn echter vooral afkomstig van de socioloog Herbert Spencer (1820 - 1903). De term darwinisme is zelf ook voor zeer uiteenlopende en niet altijd onderling verwante ideeën gebruikt. Aan het einde van de 19e eeuw werd met darwinisme echter vooral Darwins theorie van natuurlijke selectie als mechanisme voor het ontstaan van soorten bedoeld. Darwin stelde dat de hoeveelheid grondstoffen in de natuur te klein is om alle individuen binnen een populatie in leven te houden, zodat er een continue strijd om het bestaan is. Herbert Spencer noemde dit principe „survival of the fittest”. Darwin had het concept van een strijd om het bestaan niet zelf bedacht, maar overgenomen van de socioloog Thomas Malthus (1766 - 1834), die de groei van de vroeg-19e eeuwse Britse bevolking bestudeerde. Malthus stelde al in 1798 dat er een grens is aan natuurlijke bevolkingsgroei, omdat er maar beperkte grondstoffen zijn om alle individuen in leven te houden.
Darwin noemde het selecteren van voor de mens gunstige eigenschappen bij het fokken van dieren of veredelen van planten kunstmatige selectie. In zijn boek The Descent of Man, and Selection in Relation to Sex (1882) beschreef hij hoe de opkomst van betere medicijnen tot gevolg had gehad dat de ’zwakkere’ individuen in de menselijke bevolking een grotere kans op overleven en nageslacht hadden gekregen. Het leek hem een kwalijke zaak dat zowel meer lichamelijk als geestelijk zwakkere individuen geboren werden, maar hij zag niets in maatregelen daartegen, dat hij zag als het opzijzetten van mededogen en het „afbreken van het nobelste deel van de menselijke natuur”.[1]
De statisticus Francis Galton (1822 - 1911) stelde in 1883 dat door vroege huwelijken tussen leden van de sociale bovenklasse te stimuleren, de bevolking als geheel ’verbeterd’ kon worden. Het idee van kunstmatige selectie bij menselijke populaties noemde hij eugenetica. Het had veel prominente aanhangers in het begin van de 20e eeuw, zoals de Amerikaanse president Theodore Roosevelt. Het idee werd in de jaren 30 echter misbruikt voor racistische politieke doeleinden. De nazi's voegden op selectieve wijze elementen uit de eugenetica en het sociaal darwinisme toe aan hun gedachtegoed, met als gevolg de genocide van door hen als ongewenst beschouwde groepen tijdens de holocaust. De associatie met nazisme bracht eugenetica en sociaal darwinisme sterk in diskrediet. Desondanks zou selectief gebruik van sociaal darwinistische ideeën voor politieke doeleinden ook na de Tweede Wereldoorlog nog tot gedwongen sterilisatieprogramma's in onder andere Australië en India leiden.
Invloed op sociale politiek
De term „sociaal darwinisme” werd voor het eerst gebruikt door de Duitser Oscar Schmidt in 1877. Schmidt stelde dat hoewel socialisten tegen Darwins theorie waren, ze elementen eruit opnamen in hun gedachtegoed. Het idee dat de lagere sociale klassen niet simpelweg lui waren, maar ondanks hard werken niet uit hun positie omhoog konden komen, kwam rond 1900 op. In het Verenigd Koninkrijk zouden politici als David Lloyd George en Winston Churchill van de Liberal Party een omslag veroorzaken door gelijke kansen voor talentvolle individuen van alle sociale klassen te promoten. In de Verenigde Staten sloeg het idee minder aan bij de bovenklasse, die meer zag in filantropie (waarbij de hele onderklasse op gelijke wijze wordt gesteund).
Sociale verandering
Het idee dat de maatschappij zich ontwikkelt was niet nieuw in Malthus' tijd: filosofen van de Verlichting, zoals Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770 - 1831), stelden al dat de maatschappij zich ontwikkelde in opeenvolgende, steeds ’hogere’ stadia. Het idee van een strijd om het bestaan werd al door Thomas Hobbes (1588 - 1679) beschreven als onderdeel van de natuurtoestand van de mens. Dit leidde ertoe dat er tot in de eerste helft van de 20e eeuw in de Westerse wereld sterk werd neergekeken op de islamitische, Afrikaanse, Indiaanse en Aziatische culturen, die zich in een ’lager’ stadium van ontwikkeling zouden bevinden en als ’primitief’ gezien werden.
Nieuw aan het sociaal darwinisme was het idee van een continue selectie van de ’sterkeren’ in de maatschappij, waardoor de maatschappij zich naar de ’hogere’ stadia kon ontwikkelen.
Sommige van zulke sociaal darwinistische concepten vormen tegenwoordig onderdeel van de sociale wetenschap, zoals de ideeën over sociale evolutie en culturele evolutie.
Zie ook
Bronnen en verwijzingen
|