Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Babel (Couperus)

Uit Wikisage
Versie door B. Lesnar (overleg | bijdragen) op 9 jan 2015 om 23:32 (sp)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow
Bestand:Pieter Bruegel the Elder - The Tower of Babel (Vienna) - Google Art Project - edited.jpg
Pieter Brueghel de Oude, de toren van Babel

Babel is de titel van een novelle van Louis Couperus. Het boek werd tussen 28 oktober 1900[2] [3] [4] en 25 december 1901 [5] geschreven.

Couperus was een harde werker[6] en heeft de tekst, waarover hij ontevreden was, zoals hij dat noemde, helemaal "overgewerkt" en herschreven [7]. Dat kostte moeite [8] [9]en het manuscript was pas op 12 februari 1901 voltooid [10]. Anders [11] dan bij een aantal eerdere publicaties volgde geen voorpublicatie in bijvoorbeeld De Gids. Deze keer had Couperus het werk als primeur aan Uitgeverij L.J. Veen gegund[12].

De eerste druk en latere uitgaven

Louis Couperus verkocht zijn teksten vaak tweemaal, eerst als feuilleton dan als boek [13]. Door Veen de primeur te gunnen kon Couperus aan deze tekst slechts eenmaal verdienen. Hij moest van zijn pen leven en vroeg een honorarium van 1500 gulden voor de eerste druk en 800 gulden voor iedere volgende druk. Toen de tekst van de novelle was gezet[14], bleek dat deze uitgave slechts negen bladzijden langer was dan het sprookje Fidessa, waar Veen 700 gulden voor had betaald. Veen wilde dan ook niet meer dan 900 gulden voor de eerste druk en 550 gulden voor mogelijke volgende drukken betalen. Uiteindelijk werden schrijver en uitgever het eens over een honorarium van 1250 gulden voor de eerste druk. De druk werd aan drukkerij Thieme toevertrouwd en Couperus corrigeerde, als gebruikelijk, de drukproeven. De eerste editie verscheen in juni 1901.

Uitgever Veen vroeg Couperus om "de originele copie". Veen zond de ontvangen kopij telkens direct aan drukkerij Thieme om het boek zo snel mogelijk te laten zetten. Ze moeten daarna weer aan Couperus zijn teruggegeven[15].

Het handschrift is bewaard gebleven er is in het bezit van het Letterkundig Museum[16]. Verworpen passages van Babel zijn terug te vinden op de bewaard gebleven versozijden van het manuscript van "De kleine zielen", het eerste deel van de later geschreven "boeken der kleine zielen".

Couperus suggereerde in een brief aan zijn uitgever zelf Jan Toorop uit als ontwerper van het boek [17]. De uitgever volgde de suggestie van de schrijver. Toorop kreeg voor zijn ontwerp eenmalig 500 gulden.

Babel verscheen in juni 1901. Tijdens het leven van Couperus werd Babel niet opnieuw gedrukt[18]. In de jaren 1952 - 1957 werd het "verzameld werk" uitgegeven [19]. Op die uitgave kwam veel kritiek. In 1993 verscheen een geheel herziene, wetenschappelijk verantwoorde, uitgave van Babel.

Inhoud

Proloog

De goden Baäl en Astarte zien vanuit de Hemel hoe, diep onder hen, de bouw van de Toren van Babel weer wordt hervat. De zonne- en bliksemgod Baäl wordt daarop geattendeerd met de woorden "Baäl, zie...! schaterlachte luid de blijde godin, de parelblank glanzende Astarte. Zij bouwen weêr!". De twee goden kunnen er alleen maar om lachen.

Het verhaal

Het werk handelt over de bouw van Babel. De niet-christelijke [20] [21]. Couperus lichtte het verhaal uit het kader van het Oude Testament. In plaats van de Joodse god spelen Bäal en Astarte een rol. De Babylonische spraakverwarring komt in het boek wel voor, maar de bouwers zetten, anders dan in het bijbelboek Genesis (hoofdstuk 11, vers 1-9), de bouw van de toren die "tot aan de hemel" zou reiken eeuwenlang gewoon voort. Er zijn onderbrekingen, soms na noodweer, dat als goddelijke toorn wordt uitgelegd, maar steeds werd het grote werk hervat.

Het bijbelverhaal refereert aan de Babylonische ziggoerats. Ook Couperus schrijft over de vele terrassen van de toren, die bij hem tegelijk ook de stad zelf is. Volgens het bijbelboek was Babel de eerste stad die de nakomelingen van Noach bouwden in de vlakte van Sinear. Ook de torenvormige stad van Couperus ligt in een vlakte.

In de novelle willen de inwoners van Babel de hemel bereiken, de woning van hun mannelijke god Baäl. Zij vrezen Baäl, een dondergod. Ook de van oorsprong Fenicische vruchtbaarheidsgodin Astarte speelt in het verhaal een rol.

De beschrijving van de terrasvormig aangelegde stad doet denken aan de Toren van Babel op het beroemde schilderij van Breughel.

Twee mensen spelen de hoofdrol. Dat zijn de prins van een herdersvolk, genaamd Cyrus en Idonia, de priesteres van Astarte. Zij blijkt ook de opperbouwmeesteres te zijn.

Cyrus voelde een "onwederstaanbare drang" om naar Babel te gaan. Daar wordt hij, vanwege zijn edel voorkomen en hoge geboorte, uitverkoren om opzichter over 30 slaven te zijn. Hij weigert deze mensen met zijn zweep te ranselen omdat hij, als enige mens in heel Babel, medelijden kent.

De watervoorziening van de gepriviligieerde kaste op de hoogste terassen wordt verzorgd ten koste van de leven van duizenden slaven. Couperus schreef:

"Sluizen regelden de opkomst der wateren... Een leger van slaven, geketend aan elkaâr, wriemelde langs geheel het wonderwerk, onder de geeselen van sluiswachters en opzieners. De geleidingen kwamen van de bergen als kunstige rivieren zelve, liepen als kanalen door de woestijn - en met de hoogste kunst der machtige Bouwmeesters werd het water opgevoerd langs de terrassen tot in den tuin der Opperbouwmeesteres.

Men zeide, dat dertig duizenden, vijftig duizenden slaven werkten aan het wonder...

In de bergen kwamen zij om bij honderden, omdat de geleidingen daar sneden onbegaanbare rotsmassa's. In de woestijn kwamen zij om bij duizenden, tot krankzinnigheid getroffen door de schichten van Baäl.

Wanneer Babel door slecht weer wordt getroffen breekt paniek uit. Couperus schrijft wat gebeurt:

De wichelaars voorspelden, de priesters dreigden; de wijsgeeren verklaarden, dat zij het wisten.

De priesters en bouwmeesters hebben gedurende eeuwen van bouwactiviteit de toren-stad wèl breder maar niet hoger gemaakt. Het doel van al dat bouwen was niet het bereiken van "Baäl in zijn tiende sfeer", maar het bouwen was een doel in zichzelf. Ter meerdere glorie van de alles beheersende bouwmeesters.

Wanneer Cyrus medelijden met de slaven heeft zegt de priesteres Idonia:

"Wees god; een god kent geen medelijden! Kan het anders, dan dat mülioenen klagen en ruischen, als wij rijzen boven hen uit; dan dat zij vergruizen, als wij torenen en vergoddelijken over hen heen...? Aan ons is de macht, de glans, aan ons is het Ideaal...! Bouwden wij niet het Ideaal met sporten van marmer en zullen wij het niet bouwen met sporten van glans...! Naderden wij niet eeuwig den hemel en zijn wij nu niet goden zelve... Laat het klaar worden in je, o god...! Ons Ideaal rees als een toren op uit de ellende van millioenen, onze toren bloeide als een hemellelie uit het bloed van millioenen, maar ons Ideaal rees op, onze lelie bloeit... Mijn god, hoor naar de wijsheid, die al wisten mijne voorvaderen: het Ideaal zal eeuwig rijzen uit de ellende van nog meer millioenen".

De bouwmeesters worden ontmaskert met de woorden:

"Babel is niet hoog, de Bouwmeesters zijn niet edel en het is alles domme hoogmoed en zelfbedrog... Maar zij bouwen steeds voort, de Bouwmeesters, omdat zij anders verliezen zouden hun macht, hun kracht, en de glans, die straalt om hen heen in het oog van de domme menigte! Zij zeggen hoog te willen bouwen, zij zeggen, tot Baäl toe, maar zij denken niet aan hoogte en niet aan Baäl, en zij lachen om de verblinding der menigte... Verblind, wordt de menigte hun tot slaven...".

Idonia pleit:

"Laat ons de illuzie leven, Cyrus. Wees Baäl, ik ben Astarte... Zie, wij zijn goden en wij blikken lachende naar de werelden beneden ons, die de onze zijn..." Wanneer het bedrog tot Cyrus doordrint zegt deze: "Ja, Idonia, er is niets, er is niets...! Er is niets dan walm, waas, wolk, verheveling! Er is niets, er is niets! Er is niets dan zichzelven te zoeken, en de zelfzoeking te beguichelen met glans!".

Het bij Couperus zo sterk aanwezige noodlotsthema ontbreekt ook in deze novelle niet[22]. Idonia had gedacht met Cyrus te kunnen spelen maar wordt door hem gewurgd. Het verhaal eindigt met:

"Toen viel het vuur uit den hemel, en de donder rommelde als de lach der goden".

In het verhaal van Louis Couperus is de bouw van Babel iets dat wel onderbroken wordt maar ook telkens wordt hervat. Cyrus maakt mee dat de bevolking het werk neerlegt en in paniek wegvlucht, maar zij zullen, zo heet het, terugkeren. Cyrus zegt " en over een eeuw keeren terug hunne kinderen en kindskinderen, om Babel te bouwen in zelfzoeking en huichel, om Babel meê op te gaan in verblinding...??".

De epiloog

In de epiloog is de lezer weer getuige van de gesprekken tussen Baäl en Astarte, hoog in hun hemels verblijf. de "zachte godin" Astarte vertelt de zwijgende Baäl dat "een nieuwe menschelijkheid" is ontsproten op "het harde graniet van Babels hoogmoedige treden". De mensheid heeft een nieuwe deugd ontdekt. Astarte spreekt over Cyrus als haar "uitverkoren zoon" en constateert "Baäl, er bloeit het Medelijden!".

Receptie

De novelle verkocht in eerste instantie goed maar de verkoop stagneerde daarna, en het werd pas lang na Couperus' overlijden opnieuw uitgegeven[23].

Frans Netscher schreef in een recensie dat met dit werk een nieuwe, vierde fantasie-periode aangebroken zou zijn. Na de realiteitskunst, zoals Netscher die in Langs lijnen van geleidelijkheid en De Stille Kracht vond, kwam Couperus met zijn "meest fantasmagoristische werk" van "al wat hij tot nu toe gepubliceerd heeft".[24]

J. van den Oude schreef in het Nieuws van den Dag in een overigens lovende kritiek dat hij in de novelle "eene kleine stoornis van moderne vormloosheid, aan Couperus eigen"had aangetroffen[25][26]

Elsevier publiceerde een lovende - anonieme - recensie. Babel zou, zo meende de redactie, eerder een gedicht dan een roman of novelle zijn. In de ogen van Elsevier offerden de bouwmeesters en priesters de bevolking van Babel op aan de "trots van een natie en ideaal van een kaste".[27]

Onze Eeuw was minder enthousiast. Het boek was van wisselende kwaliteit en zo tijdsgebonden dat het later onleesbaar of oninteressant zou worden. Couperus is, zo heet het, "het pure product van den tijdgeest; die grootheid en die kleinheid moet men hem laten. Hij staat met zijn beide voeten in zijn tijd, maar er ook geen centimeter boven". Over de stijl schrijft het blad dat "overal eenvoudig meesterlijke stukken zoowel als gemaniereerd broddelwerk slechts voor het grijpen" liggen en "Hoe wee wordt men van al die alliteraties! Want er is toch niets zoo leelijk als wat te mooi wil zijn".[28]

Omdat de verkoop stagneerde en de uitgever met grote voorraden onverkochte boeken bleef zitten, in 1906 waren er 21 exemplaren verkocht en resteerden nog 780 van de 3000 gedrukte boeken, kwam van de geplande prachteditie met illustraties van Jan Toorop niets[29].

Vertalingen

Het boek werd als "Babel" in 1920 ook in Duitsland uitgegeven door de Rowohlt Verlag in Berlijn. De vertaling was van Else Otten, het omslagontwerp van Adolf Propp. Het boek beleefde drie drukken[30].

De Engelse vertaling met illustraties van Dion Clayton Calthrop werd wel door uitgeverij Alston Rivers Ltd. in Londen aangekondigd, maar is nooit verschenen. Als vertaler werd A. Betham genoemd.[31]

Ontstaan en symboliek

Bestand:8-Tour de Babel.jpg
De Toren van Babel, zoals zoveel kunstenaars voegde ook Alain Thomas een waterpartij aan de scene toe. Couperus' toren staat net als de bijbelse toren op een droge vlakte.

Couperus was op het idee gekomen om een boek over de Toren van Babel te schrijven toen hij dicht bij zijn appartement in Nice bouwvakkers aan het werk zag bij de bouw van een kolossaal nieuw blok appartementen. Couperus was een sociaal bewogen man en werd door medelijden gedreven.[32] Hij wilde een werk publiceren dat de "brave Hollanders", die door de erotiek in eerder werk erg waren gechoqueerd, deze keer zou sparen. Couperus noemde Babel in een brief aan zijn uitgever "iets als een droom, een cauchemar[33], maar anders erg braaf geschreven". Alhoewel de familie van Louis Couperus veel vrijmetselaars kende is de symboliek van de loges in Babel afwezig. Louis Couperus was zelf geen vrijmestselaar. Frédéric Bastet noemt Babel "een symbolisch verhaal van sociale bewogenheid geschreven door een auteur die voor alles door medelijden werd gedreven".[34] De hoofdpersoon is een zoon van een herderkoning, Cyrus geheten. Uit Babel kan niet worden opgemaakt dat deze Cyrus gelijk is aan de grote Perzische koning van die naam. Dat Babel een proloog en epiloog in de hemel heeft gekregen doet denken aan het bijbelse verhaal over Job of dichterbij in de tijd aan Faust.[35]

Couperus en religie

Frédéric Bastet schreef over de novelle; "in Babel heeft Couperus zijn oorspronkelijke bedoelingen dusdanig versluierd weergegeven, dat men aan de wezenlijke religieuze kern nauwelijks toekwam"[36]. Toch gaat Couperus in de novelle uitgebreid in op de rol van de priesters en van godsdienst. Twee goden figureren in proloog en epiloog. In het verhaal zelf zegt de priesteres en opperbouwmeesteres Idonia over deze goden "Maar Cyrus... er is geen Baäl, en Astarte, Cyrus, ben ik!"[37].

Literatuur

  • De verantwoording van "Babel", Blz. 79-85 van deel 18 van de Volledige Werken van Louis Couperus. Amsterdam, L.J. Veen, 1993
  • Frédéric Bastet, "Louis Couperus. Een biografie" (1987). Integraal te lezen op [3]
  • Hendrik Willem van Tricht, "Louis Couperus. Een verkenning". 's-Gravenhage 1960.
  • Waarde heer Veen (&) Amice. Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door F.L. Bastet (Den Haag, NLMD, 1977)
  • De correspondentie / Louis Couperus ; bezorgd door H.T.M. van Vliet. - Amsterdam : Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2013.

Externe link

  • Integrale tekst op DBNL

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
rel=nofollow
Een lent van vaerzen · De schoone slaapster in het bosch · Orchideeën. Een bundel poëzie en proza · Eline Vere · Noodlot · Extaze. Een boek van geluk · Eene illuzie · Majesteit · Reis-impressies · Wereldvrede · Williswinde · Hooge troeven · De verzoeking van den H. Antonius. Naar Gustave Flaubert. Fragmenten · Metamorfoze · Psyche · Fidessa · Langs lijnen van geleidelijkheid · De stille kracht · Babel · Imperia · De boeken der kleine zielen. De kleine zielen · De boeken der kleine zielen. Het late leven · De boeken der kleine zielen. Zielenschemering · De boeken der kleine zielen. Het heilige weten · Over lichtende drempels · God en goden · Dionyzos · De berg van licht · Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan... · Aan den weg der vreugde · Incantatie. Van een stervenden genius · Van en over mijzelf en anderen. Eerste bundel · Van en over mijzelf en anderen. Tweede bundel · Van en over mijzelf en anderen. Derde bundel · Van en over mijzelf en anderen. Vierde bundel · Antieke verhalen. Van goden en keizers, van dichters en hetaeren · Korte arabesken · Antiek toerisme. Roman uit Oud-Egypte · De zwaluwen neêr gestreken... · Schimmen van schoonheid · Uit blanke steden onder blauwe lucht. Eerste bundel · Uit blanke steden onder blauwe lucht. Tweede bundel · Herakles · Van en over alles en iedereen · De ongelukkige · De tweelingbroeders. Jambische bewerking van Plautus' Menaechmi · De Komedianten · Jan en Florence · Wreede portretten · Der dingen ziel · Brieven van den nutteloozen toeschouwer · Legende, mythe en fantazie · De verliefde ezel · De betooveraar · Elyata · De Ode · Xerxes of de hoogmoed · Iskander. De roman van Alexander den Groote · Lucrezia · Met Louis Couperus in Afrika · De ring en de prins · Oostwaarts · De oude trofime · Proza. Eerste bundel · Proza. Tweede bundel · Proza. Derde bundel · Het zwevende schaakbord · Het snoer der ontferming en Japansche legenden · Nippon · Romantisch avontuur · Il Mago · De binocle · De naumachie · Via Appia · De tooveressen. Tweede idylle van Theokritos · Nagelaten werk · Endymion · Sabijnsche-maagdenroof · Kindersouvenirs · Een Hagenaar terug in Den Haag · Herinneringen aan de lente · Kinderkamer · De Nachten · De Vonk · De antieke verhalen · Modern toerisme · Een ster · Toen ik een kleine jongen was... · Een zieltje · Zijn aangenomen zoon · Vitruvius' Tien boeken over de bouwkunst · Ontroering