Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Carel Hendrik Boon van Ostade: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Leeswaarschuwing-19de eeuw}} | {{Leeswaarschuwing-19de eeuw}} | ||
'''Carel Hendrik Boon van Ostade''' ([[Den Haag]], [[1814]] - [[Rotterdam]], [[2 april]] [[1896]]) was een Nederlandse [[luitenant-kolonel]] der [[infanterie]] van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger|Nederlands-Indische leger]], [[Ridderorde (onderscheiding)|ridder]] in de [[Militaire Willems-Orde]]. | '''Carel Hendrik Boon van Ostade''' ([[Den Haag]], [[1814]] - [[Rotterdam]], [[2 april]] [[1896]]) was een Nederlandse [[luitenant-kolonel]] der [[infanterie]] van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger|Nederlands-Indische leger]], [[Ridderorde (onderscheiding)|ridder]] in de [[Militaire Willems-Orde]]. | ||
Regel 8: | Regel 6: | ||
===Bali-expeditie=== | ===Bali-expeditie=== | ||
Tijdens de [[derde expeditie naar Bali]]: Tegen 11 uur was zo goed als de gehele [[Colonne (slagorde)|colonne]] boven, zonder dat uit iets hoegenaamd bleek, dat de vijand enig vermoeden had van hetgeen hem wachtte. Vooraan, het dichtst bij de versterkingen lagen, door het hoge gras verborgen, de eerste en tweede [[compagnie (bataljon)|compagnie]], onder de kapiteins [[Everhard Christiaan Frederik Happé|Happé]] en A.A. Dessart, tezamen onder aanvoering van [[majoor]] J.M. Hemmes en daarbij de [[sappeur]]s onder [[luitenant]] der [[Wapen der Genie (KNIL)|genie]] A.W. Egter van Wissekerke. Op enige afstand daarachter de derde en vijfde compagnie, onder de kapiteins H.W. Buijs en [[Carel August Frederik Willem Wollweber|Wollweber]], in reserve. De vierde compagnie, onder Boon van Ostade, bezette de rand van het ravijn, terwijl de zesde compagnie, onder kapitein J.C.A.H. Hacher, met de bagage in de bedding van de rivier achterbleef, en de beweging van de manschappen zou volgen, naarmate de voorhoede avanceerde. Het was ook luitenant [[Barthold Jan Eekhout|Eekhout]] gelukt, om de beide [[Mortier (wapen)|mortieren]] op 300 pas van de vijandelijke positie ongezien in stelling te brengen. | Tijdens de [[derde expeditie naar Bali]]: Tegen 11 uur was zo goed als de gehele [[Colonne (slagorde)|colonne]] boven, zonder dat uit iets hoegenaamd bleek, dat de vijand enig vermoeden had van hetgeen hem wachtte. Vooraan, het dichtst bij de versterkingen lagen, door het hoge gras verborgen, de eerste en tweede [[compagnie (bataljon)|compagnie]], onder de kapiteins [[Everhard Christiaan Frederik Happé|Happé]] en A.A. Dessart, tezamen onder aanvoering van [[majoor]] J.M. Hemmes en daarbij de [[sappeur]]s onder [[luitenant]] der [[Wapen der Genie (KNIL)|genie]] A.W. Egter van Wissekerke. Op enige afstand daarachter de derde en vijfde compagnie, onder de kapiteins H.W. Buijs en [[Carel August Frederik Willem Wollweber|Wollweber]], in reserve. De vierde compagnie, onder Boon van Ostade, bezette de rand van het ravijn, terwijl de zesde compagnie, onder kapitein J.C.A.H. Hacher, met de bagage in de bedding van de rivier achterbleef, en de beweging van de manschappen zou volgen, naarmate de voorhoede avanceerde. Het was ook luitenant [[Barthold Jan Eekhout|Eekhout]] gelukt, om de beide [[Mortier (wapen)|mortieren]] op 300 pas van de vijandelijke positie ongezien in stelling te brengen. | ||
Regel 14: | Regel 11: | ||
===Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo=== | ===Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo=== | ||
Boon van Ostade nam in 1859 deel aan de [[expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo]]. In 1859: Inmiddels rukte (16 juni) [[kolonel]] [[Augustus Johannes Andresen|Andresen]] met de hoofdtroep onder Boon van Ostade naar Goenong Lawak, waar de vijand zich volgens ingekomen berichten verzameld had. Niets vindend, liet de kolonel de hoofdtroep halt houden en rukte met 100 man onder kapitein Graas naar Kalangan. Die plaats leverde een treurig toneel van verwoesting op; geen enkel voorwerp was gespaard gebleven. Boon van Ostade liet onderwijl de kampong Goenong Lawak onderzoeken, vond in ieder huis geroofde voorwerpen van het etablissement en arresteerde pembekkel Taba, die deel had genomen aan de gruwelen te Kalangan gepleegd. Toen de kolonel naar Goenong Lawak terugkeerde, en het bleek dat er [[koelie]]s ontbraken om de gevonden goederen te dragen, bood een der gidsen zich aan om enige mensen te pressen die zich in een enkel huis ophielden. Toen hij daarin niet slaagde, werd eerste luitenant-adjudant [[Evert Willem Pfeiffer|Pfeiffer]] daarheen gezonden, die er twee gewapenden aantrof. Een trad met gevelde lans op hem toe maar werd gedood, de ander ontvluchtte. | Boon van Ostade nam in 1859 deel aan de [[expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo]]. In 1859: Inmiddels rukte (16 juni) [[kolonel]] [[Augustus Johannes Andresen|Andresen]] met de hoofdtroep onder Boon van Ostade naar Goenong Lawak, waar de vijand zich volgens ingekomen berichten verzameld had. Niets vindend, liet de kolonel de hoofdtroep halt houden en rukte met 100 man onder kapitein Graas naar Kalangan. Die plaats leverde een treurig toneel van verwoesting op; geen enkel voorwerp was gespaard gebleven. Boon van Ostade liet onderwijl de kampong Goenong Lawak onderzoeken, vond in ieder huis geroofde voorwerpen van het etablissement en arresteerde pembekkel Taba, die deel had genomen aan de gruwelen te Kalangan gepleegd. Toen de kolonel naar Goenong Lawak terugkeerde, en het bleek dat er [[koelie]]s ontbraken om de gevonden goederen te dragen, bood een der gidsen zich aan om enige mensen te pressen die zich in een enkel huis ophielden. Toen hij daarin niet slaagde, werd eerste luitenant-adjudant [[Evert Willem Pfeiffer|Pfeiffer]] daarheen gezonden, die er twee gewapenden aantrof. Een trad met gevelde lans op hem toe maar werd gedood, de ander ontvluchtte. | ||
Regel 31: | Regel 27: | ||
[[Categorie:Militair in het KNIL]] | [[Categorie:Militair in het KNIL]] | ||
[[Categorie:Ridder in de Militaire Willems-Orde]] | [[Categorie:Ridder in de Militaire Willems-Orde]] | ||
[[Categorie:Geboren in 1814]] | |||
[[Categorie:Overleden in 1896]] |
Huidige versie van 3 aug 2018 om 15:09
Leeswaarschuwing | Onderstaande tekst is gebaseerd op bronnen uit de 19de eeuw. (Publieke domein) De tekst geeft hierdoor de zienswijzen van die tijd weer. |
Carel Hendrik Boon van Ostade (Den Haag, 1814 - Rotterdam, 2 april 1896) was een Nederlandse luitenant-kolonel der infanterie van het Nederlands-Indische leger, ridder in de Militaire Willems-Orde.
Loopbaan
Boon van Ostade werd in november 1841 benoemd tot eerste luitenant bij het corps sappeurs. Bij besluit van 11 december 1849 werd door Z.M. de Koning goedgevonden: aan de tot de tweede en derde expeditie naar Bali (1848-1849) behoord hebbende militairen en schepelingen van de land- en zeemacht, in het algemeen, zijn tevredenheid te betuigen over hun bij die gelegenheid betoonde moed en volharding, met bepaling dat daarvan bij afzonderlijke dagorders, zowel in Indië als in Nederland, melding zal worden gemaakt. Boon van Ostade nam in de rang van kapitein (benoemd op 1 april 1848, dan tijdelijk werkzaam bij het corps sappeurs) deel aan de expeditie naar Bali en werd bij dit Koninklijk Besluit van 11 december 1849 nummer 44 benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse.
Bali-expeditie
Tijdens de derde expeditie naar Bali: Tegen 11 uur was zo goed als de gehele colonne boven, zonder dat uit iets hoegenaamd bleek, dat de vijand enig vermoeden had van hetgeen hem wachtte. Vooraan, het dichtst bij de versterkingen lagen, door het hoge gras verborgen, de eerste en tweede compagnie, onder de kapiteins Happé en A.A. Dessart, tezamen onder aanvoering van majoor J.M. Hemmes en daarbij de sappeurs onder luitenant der genie A.W. Egter van Wissekerke. Op enige afstand daarachter de derde en vijfde compagnie, onder de kapiteins H.W. Buijs en Wollweber, in reserve. De vierde compagnie, onder Boon van Ostade, bezette de rand van het ravijn, terwijl de zesde compagnie, onder kapitein J.C.A.H. Hacher, met de bagage in de bedding van de rivier achterbleef, en de beweging van de manschappen zou volgen, naarmate de voorhoede avanceerde. Het was ook luitenant Eekhout gelukt, om de beide mortieren op 300 pas van de vijandelijke positie ongezien in stelling te brengen.
Al vóór vier uur in de morgen rukte majoor Hemmes in alle stilte uit met de vierde en de zesde compagnie van het zevende bataljon, geleid door de beide luitenanten die de vijandelijke stelling verkend hadden, en aan het hoofd de sappeurs. Majoor Roqué volgde als reserve met de beide compagnieën van het vijfde bataljon. Vóór het aanbreken van de dag was die sterkte na geringe tegenstand genomen, maar de vijand opende dadelijk een moorddadig vuur uit een nabijgelegen redoute, die echter ook direct, zodra het enigszins dag geworden was, stormenderhand genomen werd, terwijl de hoofdcolonne, dat vuren horend, de aanval in front met alle kracht herhaalde, en Le Bron de Vexela in de kampong Djagara doordrong en de terugtochtslijn van de vijand naderde. De Balinezen vochten wanhopig en stortten zich met ware doodsverachting als razenden op de Nederlandse onwrikbaar standhoudende troepen, want hij begreep dat de beslissing komen moest, maar tegenover de moed en de vastberadenheid van de Nederlanders, die overwinnen wilden, was niets bestand. Boon van Ostade was met zijn compagnie in een verschrikkelijke bloedig handgemeen gewikkeld, maar zij drongen voorwaarts, en alle verdedigers van de sterkte vielen op de plaats waar zij stonden, geveld door de bajonetten. Telkens en telkens klonk een luid hoezee! en een schetterend Wilhelmus, dat zich eindelijk ook aan de voorkant bij de hoofdcolonne herhaalde, en toen De Brauw zwaargewond het slagveld moest verlaten, was de overwinning volkomen, rukten de troepen zegevierend de onneembaar geachte, werkelijk sterke vijandelijke positie binnen, waaruit de verdedigers aan alle kanten een goed heenkomen zochten. Om 7 uur ontmoetten de hoofden van beide overwinnende colonnes elkaar in het midden der veroverde sterkte en aan het zegevierend gejuich kwam geen einde. Boon van Ostade werd in mei 1850 overgeplaatst van het zevende naar het negende bataljon; hij werd in juli 1854 bevorderd tot majoor en nam in de jaren vijftig nog deel aan de expeditie naar de Lampongse Districten; hij werd in februari 1858 bevorderd tot luitenant-kolonel, in april 1858 overgeplaatst bij het negende bataljon.
Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo
Boon van Ostade nam in 1859 deel aan de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo. In 1859: Inmiddels rukte (16 juni) kolonel Andresen met de hoofdtroep onder Boon van Ostade naar Goenong Lawak, waar de vijand zich volgens ingekomen berichten verzameld had. Niets vindend, liet de kolonel de hoofdtroep halt houden en rukte met 100 man onder kapitein Graas naar Kalangan. Die plaats leverde een treurig toneel van verwoesting op; geen enkel voorwerp was gespaard gebleven. Boon van Ostade liet onderwijl de kampong Goenong Lawak onderzoeken, vond in ieder huis geroofde voorwerpen van het etablissement en arresteerde pembekkel Taba, die deel had genomen aan de gruwelen te Kalangan gepleegd. Toen de kolonel naar Goenong Lawak terugkeerde, en het bleek dat er koelies ontbraken om de gevonden goederen te dragen, bood een der gidsen zich aan om enige mensen te pressen die zich in een enkel huis ophielden. Toen hij daarin niet slaagde, werd eerste luitenant-adjudant Pfeiffer daarheen gezonden, die er twee gewapenden aantrof. Een trad met gevelde lans op hem toe maar werd gedood, de ander ontvluchtte.
Boon van Ostade trok daarop met 120 man en een 3 ponder naar Tjampakka. Men beweerde dat de vijand zich op een korte afstand achter de kampong had opgesteld, maar de colonne drong niet verder door, en keerde terug zonder iets verricht te hebben. Voor het overige bepaalden de eerste ontmoetingen zich tot schermutselingen waarbij de vijand na het wisselen van enige schoten terugtrok. Aan moed ontbrak het hem echter niet; dit bleek duidelijk door de stoute aanval op de Kraton te Martapoera. Een bende van 1.000 man namelijk met geweren, lansen en klewangs gewapend, en aangevoerd door demang Lehman daagde omstreeks vijf uur in de namiddag van de 30ste juni onverwachts op, maakte de schildwacht af die aan de achterpoort op post stond, liep de poort open en drong zonder geraas, zonder veldgehuil de Kraton binnen. Een tweede drom naderde tegelijkertijd langs de weg achter het residentiehuis, en klom over de palissadering. Een hadji, door een tiental dweepzieke mannen gevolgd, was ieder vooruit, drong met woede voorwaarts, velde alles wat in zijn bereik kwam neer, en was reeds doorgedrongen tot de woning van Boon van Ostade. Door een gelukkig toeval stond de bezetting op de passeerbaan onder de wapens om te worden geïnspecteerd. De wacht, op het alarm van de schildwachten toegeschoten, kon daardoor onmiddellijk ondersteund worden. Een ander gedeelte veegde met een pelotonsvuur de passeerbaan schoon. De meeste uitwerking hadden een paar schoten uit de houwitser langs de grote achterpoort, want dit joeg de vijand op de vlucht. Boon van Ostade werd per 1 maart 1860 op zijn verzoek eervol ontslagen uit de dienst; hij vestigde zich te Arnhem en overleed daar in 1896.
Portaal KNIL |
Bronnen, noten en/of referenties
|