Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

John Meshullam: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 12: Regel 12:
In 1840 werd hij en zijn vrouw gedoopt in Valletta, de oude haven van Malta, door [[Samuel Gobat]], die later protestants bisschop van [[Jeruzalem]] werd. In 1840 verhuisde John Meshullam met vrouw en kinderen ook naar [[Jeruzalem]].
In 1840 werd hij en zijn vrouw gedoopt in Valletta, de oude haven van Malta, door [[Samuel Gobat]], die later protestants bisschop van [[Jeruzalem]] werd. In 1840 verhuisde John Meshullam met vrouw en kinderen ook naar [[Jeruzalem]].


In 1845 ging Meshullam met zijn familie en een groepje kolonisten in Artas wonen, niet ver van [[Bethlehem]], [[Palestina]], wat toen in het [[Osmaanse rijk]] lag. De benaming Artas was gebaseerd op de Arabische uitspraak van het Latijnse woord Hortus, wat tuin betekent, en een verwijzing was naar de paradijselijke tuin van Eden. Onder de andere kolonisten bevonden zich ook James Finn, de Britse consul in Jeruzalem, en diens echtgenote Elizabeth Anne, en Johann Grossteinbeck, de grootvader van de schrijver [[John Steinbeck]], en diens broer Friedrich.
In 1845 ging Meshullam met zijn familie en een groepje kolonisten in Artas wonen, niet ver van [[Bethlehem]], [[Palestina]], wat toen in het [[Osmaanse rijk]] lag. De benaming Artas was gebaseerd op de Arabische uitspraak van het Latijnse woord Hortus, wat tuin betekent, en een verwijzing was naar de paradijselijke tuin van Eden. Onder de andere kolonisten bevonden zich ook James Finn, de Britse consul in Jeruzalem, die zorgde voor de wettelijke regelingen met het Osmaanse rijk, diens echtgenote Elizabeth Anne; Johann Grossteinbeck, de grootvader van de schrijver [[John Steinbeck]], en diens broer Friedrich.


Meshullam was in 1850 betrokken bij het oprichten van de landbouwondernemingen in Artas. Hij deed wat hij kon om de bewoners te voorzien van voedingswaren of werk. In 1850 verpachtte hij land aan de [[mennonieten|mennoniet]] Peter Claaßen (1809–1865) en diens broer Isaac (1815–1850), afkomstig uit Tiegen in [[West-Pruisen]] (vandaag een deel van [[Nowy Dwór Gdański]]). De families Claaßen kwamen naar Artas wonen, maar verhuisden tussen 1851 en 1853 naar [[Jaffa]].<ref>Eisler, p. 52 e.v.</ref>
Meshullam was in 1850 betrokken bij het oprichten van de landbouwondernemingen in Artas. Hij deed wat hij kon om de bewoners te voorzien van voedingswaren of werk. In 1850 verpachtte hij land aan de [[mennonieten|mennoniet]] Peter Claaßen (1809–1865) en diens broer Isaac (1815–1850), afkomstig uit Tiegen in [[West-Pruisen]] (vandaag een deel van [[Nowy Dwór Gdański]]). De families Claaßen kwamen naar Artas wonen, maar verhuisden tussen 1851 en 1853 naar [[Jaffa]].<ref>Eisler, p. 52 e.v.</ref>
Regel 36: Regel 36:
{{DEFAULTSORT:Meshullam, John}}
{{DEFAULTSORT:Meshullam, John}}
[[Categorie: Brits persoon]]
[[Categorie: Brits persoon]]
[[Categorie: Persoon van Joodse afkomst]]
[[Categorie: Persoon met Joodse afkomst]]
[[Categorie: Brits ondernemer]]
[[Categorie: Brits ondernemer]]
[[Categorie: Kolonist]]
[[Categorie: Kolonist]]

Versie van 22 jan 2017 07:34

John Meshullam (9 oktober 17997 januari 1878)[1] was een in Engeland geboren Jood. Hij speelde een rol in het vestigen van een experimenteel landbouwproject, op grond die gekocht was door de Britse consul James Finn, met het doel werkgelegengeid te creëren voor de joden die toen in de oude stad van Jeruzalem woonden. Zijn landbouwactiviteiten in Palestina zorgden voor een golf van speculaties onder christenen die hierin een vervulling van bijbelse profetieën zagen.

Leven

Op een reis naar Jeruzalem kwam de familie van John Meshullam in een strijd tussen Turken en Grieken terecht. John was de enige die overleefde en hij erfde het volledige familievermogen. Hij werd verder opgevoed door een oom tot hij meerderjarig was. Men probeerde hem ertoe aan te zetten, de erfenis in een gemeenschappelijk fonds te storten, maar hij besloot dat niet te doen.[2]

Hij ging naar Berlijn om Duits te leren en ontmoette daar de zendeling Joseph Wolff, die werkte voor het Londens Genootschap voor de Bevordering van het Christendom onder de Joden (London Society for Promoting Christianity Among the Jews).[3] Hij besloot naar het Midden-Oosten te vertrekken.[4] In Saloniki maakte hij mee dat Joseph Wolff de synagoge werd uitgejaagd door een woedende joodse menigte. Men deed een beroep op de Turkse gouverneur om Wolff ter dood te laten veroordelen omdat hij in de synagoge het evangelie predikte. Meshullam had medegevoel voor Wolff en pleitte bij de gouverneur om Wolff vrij te laten. Nog steeds in levensgevaar werd Joseph Wolff de stad uitgesmokkeld.[2] Meshullam vertrok naar Jeruzalem, waar hij drie jaar verbleef en vloeiend Arabisch leerde.

Hij reisde heen en weer door Europa en het Midden-Oosten, en leerde zowat dertien talen. Toen hij terug in Londen was, kwam hij te weten dat Joseph Wolff een preek zou houden in een plaatselijke kapel. Hij besloot te gaan luisteren. Toen Joseph Wolff hem herkende, vertelde hij aan de toehoorders dat deze jongeman hem in Saloniki het leven had gered. Meshullam had veel om over na te denken toen hij die avond naar huis ging.[2]

In Italië trouwde hij met vrouw Mary Fau/Fua (1809–1882), de dochter van een rijke bankier. Als succesvol zakenman kreeg hij het respect van zijn schoonfamilie en de joodse gemeenschap. Tezelfdertijd begon hij echter in het geheim christelijke bijeenkomsten te bezoeken. Hij bekeerde zich tot de Anglicaanse Kerk.[4]

In 1840 werd hij en zijn vrouw gedoopt in Valletta, de oude haven van Malta, door Samuel Gobat, die later protestants bisschop van Jeruzalem werd. In 1840 verhuisde John Meshullam met vrouw en kinderen ook naar Jeruzalem.

In 1845 ging Meshullam met zijn familie en een groepje kolonisten in Artas wonen, niet ver van Bethlehem, Palestina, wat toen in het Osmaanse rijk lag. De benaming Artas was gebaseerd op de Arabische uitspraak van het Latijnse woord Hortus, wat tuin betekent, en een verwijzing was naar de paradijselijke tuin van Eden. Onder de andere kolonisten bevonden zich ook James Finn, de Britse consul in Jeruzalem, die zorgde voor de wettelijke regelingen met het Osmaanse rijk, diens echtgenote Elizabeth Anne; Johann Grossteinbeck, de grootvader van de schrijver John Steinbeck, en diens broer Friedrich.

Meshullam was in 1850 betrokken bij het oprichten van de landbouwondernemingen in Artas. Hij deed wat hij kon om de bewoners te voorzien van voedingswaren of werk. In 1850 verpachtte hij land aan de mennoniet Peter Claaßen (1809–1865) en diens broer Isaac (1815–1850), afkomstig uit Tiegen in West-Pruisen (vandaag een deel van Nowy Dwór Gdański). De families Claaßen kwamen naar Artas wonen, maar verhuisden tussen 1851 en 1853 naar Jaffa.[5]

Nadat Meshullam de hulp van mevrouw Clorinda S. Minor afwees, vertrok zij tegen het einde van 1853 met een andere groep pachters.

Meshullam werd begraven te Jeruzalem. Zijn graf werd bewaard op de protestantse Berg Zion Begraafplaats.[4]

Invloed

Na haar bezoek aan Palestina gaf Clorinda Minor in juni 1850 een korte biografie uit van John Meshullam. In 1851 breidde zij dit uit met ervaringen uit haar reisdagboek. In dit boek, getiteld Meshullam! Or: Tidings from Jerusalem (Tijdingen uit Jeruzalem), deed ze een oproep om Meshullams project financieel te ondersteunen en beschreef ze het als een vervulling van Bijbelse profetieën.

De zienswijzen in haar boek brachten tal van discussies teweeg in tijdschriften als de Advent Harbinger. Sommigen, zoals John B. Cook, ondersteunden haar enthousiast, terwijl anderen, zoals Joseph Marsh en Owen Crozier twijfelden aan het succes van deze onderneming, en het als onbijbels verwierpen.[6]

Bronnen

Noten

  1. º Protestant Cemetary, op CMJ-Israel.org
  2. 2,0 2,1 2,2 >MaozNews, No. 75. April 2014. http://www.themaozweb.com/writing/download/139
  3. º Serendipity in Artas – Portrait of a Palestinian Village
  4. 4,0 4,1 4,2 Eisler, p. 48.
  5. º Eisler, p. 52 e.v.
  6. º Neuffer
rel=nofollow
rel=nofollow