Uitklappen
Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025
rel=nofollow

Ritenstrijd: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(verschuiving)
Geen bewerkingssamenvatting
 
(6 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
De '''Ritenstrijd''' was een meningsverschil dat van ongeveer 1610 tot 1744 duurde tussen enerzijds de [[jezuïeten]], anderzijds de [[franciscanen]] en [[dominicanen]], over de vraag in hoeverre het in de katholieke missies toegelaten was de erkende kerkritus aan te passen aan plaatselijke tradities.
De '''ritenstrijd''', ook wel bekend als '''accomodatiestrijd''' ([[Chinees]]: 禮儀之爭 lǐyí zhī zhēng) was een controverse tussen tussen de katholieke kloosterordes die actief waren in de missies: enerzijds de [[jezuïeten]], anderzijds de [[franciscanen]] en [[dominicanen]], over de vraag in hoeverre het in de katholieke missies toegelaten was de erkende kerkritus aan te passen of te accomoderen aan plaatselijke tradities. De strijd hield langer dan een eeuw aan, van ongeveer 1610 tot 1744.<ref name=oai>{{de}} http://www.oai.de/en/publikationen/ostasienlexikon/63-ostasienlexikon/rrr/1874-ritenstreit.html</ref>


===Achtergrond===
===Achtergrond===
Regel 9: Regel 9:


In 1939 erkende paus [[Pius XII]] „wegens de veranderde situatie” de mogelijkheid om rituelen aan te passen aan plaatselijke gebruiken.
In 1939 erkende paus [[Pius XII]] „wegens de veranderde situatie” de mogelijkheid om rituelen aan te passen aan plaatselijke gebruiken.
===Japan===
In 1540 werden de jezuïtische missionarissen hartelijk ontvangen in Japan door de heersende klasse, de Daimyōs. De Italiaanse jezuïet [[Alessandro Valignano]] en zijn medewerkers pasten zich zoveel mogelijk aan en gebruikte op het Japans gebaseerde begrippen om de christelijke leer over te brengen. Zij gingen zich kleden als Japanse [[zen]]-boeddhistische [[monnik]]en. Hij beschreef zijn methode in zijn boek ''Il cerimoniale per i missionari del Giappone'', dat een grote invloed zou hebben op de werkwijze van de jezuïeten in Aziatische landen.


===China===
===China===
De jezuïtische missionarissen bekleedden tal van functies aan het keizerlijk hof op het gebied van de [[diplomatie]], [[cartografie]], [[astronomie]] en [[mechanica]]. Onder andere ontwikkelden zij vuurwapens en hielpen met de herziening van de [[Chinese kalender]]. Nadat keizer Kangxi door twee priesters genezen werd van [[malaria]], stond hij in 1692 toe dat het christendom in China zou worden gepredikt.
[[Matteo Ricci]], die opgeleid was door Alessandro Valignano, ging in China te werk volgens het principe van ''accommodatie'', en kleedde zich aanvankelijk als een Chinese boeddhistische monnik. Later kozen de missionarissen voor een fijner gewaad in de stijl die bij de geleerden en ambtenaren gebruikelijk was. De jezuïtische missionarissen gingen tal van functies bekleden aan het keizerlijk hof op het gebied van de [[diplomatie]], [[cartografie]], [[mechanica]] en andere. De Vlaamse pater [[Ferdinand Verbiest]] leidde het keizerlijk [[observatorium]] en was voorzitter van het Wiskundetribunaal. Jezuïeten ontwikkelden er vuurwapens en hielpen met de herziening van de [[Chinese kalender]]. Nadat keizer [[Kangxi]] door twee priesters genezen werd van [[malaria]], stond hij in 1692 toe dat het christendom in China zou worden gepredikt. Pater [[Antoine Thomas]] (uit [[Namen]]) kreeg toestemming om in het hele Chinese rijk te prediken.


De jezuïeten, die de meeste katholieke missionarissen stuurden, waren tot het overlijden van Matteo Ricci in 1610 overwegend voorstanders van de ''accomodatie''. Het werd bekeerde Chinezen toegestaan om de uiterlijke riten en ceremonieën te blijven volgen van de traditionele religies, vooral van het [[confucianisme]] en de voorouderverering. Deze methode had succes, zodat er tegen 1720 in China rond de 300.000 katholieke christenen geteld werden.
Tot het overlijden van Matteo Ricci in 1610 waren de jezuïeten, die de meeste katholieke missionarissen stuurden, overwegend voorstanders van de ''accommodatie''. Het werd bekeerde Chinezen toegestaan om de uiterlijke riten en ceremonieën te blijven volgen van de traditionele religies, vooral van het [[confucianisme]] en de voorouderverering. Deze methode had succes, zodat er tegen 1720 in China rond de 300.000 katholieke christenen geteld werden.


Ricci’s opvolger, Niccolò Longobardo, vond dat de Chinese riten niet door de beugel konden. Ondanks veelvuldig overleg in de [[Sociëteit van Jezus]] werd de vraag niet opgelost. Toen de Spaanse dominicaanse en franciscaanse missionarissen aankwamen, die er voorstanders van waren de katholieke leer compromisloos te verspreiden zonder vermenging met Chinese gebruiken, werd het conflict verscherpt. Juan Bautista de Morales {{O|O.P.}} legde de vraag voor aan [[Rome]], waar men in 1645 de Chinese riten afwees. Daarop richtten de jezuïeten onder Martino Martini zich tot Rome. Zij legden de Chinese riten uit als burgerlijke gebruiken, en kregen in 1656 van paus [[Alexander VII]] een hernieuwde toelating.
Ricci’s opvolger, Niccolò Longobardo, vond dat de Chinese riten niet door de beugel konden. Ondanks veelvuldig overleg in de [[Sociëteit van Jezus]] werd de vraag niet opgelost. Toen de Spaanse dominicaanse en franciscaanse missionarissen aankwamen, die er voorstanders van waren de katholieke leer compromisloos te verspreiden zonder vermenging met Chinese gebruiken, werd het conflict verscherpt. Juan Bautista de Morales {{O|o.p.}} legde de vraag voor aan [[Rome]], waar men in 1645 de Chinese riten afwees.


In 1704 verbood [[paus]] [[Clemens XI]] de religieuze accommodatie. Dit verbod werd in 1715 bevestigd. Vanaf 1717 werd de christelijke prediking in China verboden door keizer Yongzheng, en vanaf 1723 werden missionarissen het land uitgezet en christenen vervolgd. Alleen de jezuïeten die aan het keizerlijke hof werkten, mochten blijven. Hoewel dit het einde betekende van de officieel toegelaten christelijke missie in China, overleefden een aantal kerken, verstrooid over heel China.
Op 15 januari 1648 stierf [[Francisco Fernández de Capillas]], een dominicaan, als eerste martelaar in China.
De jezuïeten onder Martino Martini richtten zich opnieuw tot Rome. Zij legden de Chinese riten uit als burgerlijke gebruiken, en kregen in 1656 van paus [[Alexander VII]] een hernieuwde toelating.


Na verder onderzoek verbood paus [[Benedictus XIV]] met de pauselijke [[bul]] ''Bulle Ex quo singulari'' in 1742 het gebruik van de Chinese riten.
In 1704 verbood [[paus]] [[Clemens XI]] de religieuze ''accommodatie''. Dit verbod werd in 1715 bevestigd. Vanaf 1717 verbood keizer [[Yongzheng]], de opvolger van keizer Kangxi, de christelijke prediking in China, en vanaf 1723 werden missionarissen het land uitgezet en christenen vervolgd. Alleen de jezuïeten die aan het keizerlijke hof werkten, mochten blijven. Ook de zoon en opvolger van de keizer, Qianlong, stond afwijzend tegenover het missiewerk.
 
Hoewel dit het einde betekende van de officieel toegelaten christelijke missie in China, overleefden een aantal kerken, verstrooid over heel China.
 
Na verder onderzoek verbood paus [[Benedictus XIV]] met de pauselijke [[bul]] ''Ex quo singulari'' in 1742 het gebruik van de Chinese riten.


===Indië===
===Indië===
Vanaf 1537 ging een [[kaste]] van Indiërs aan [[kust van Coromandel]] over tot het christendom. Vanaf 1541 vertaalde [[Franciscus Xaverius]], één van de stichters van de orde van de jezuïeten, de [[Geloofsbelijdenis]], de [[Tien geboden]], het [[Onze Vader]] en andere teksten naar het [[Tamil]]. Een andere groep Indische christenen bleef bestaan sinds naar verluidt de apostel [[Thomas (apostel)|Thomas]] in Indië predikte. Mogelijk werden zij in de vierde eeuw beïnvloed door de Sassanidische of de nestoriaanse christenen.
Vanaf 1537 ging een [[kaste]] van Indiërs aan de [[kust van Coromandel]] over tot het christendom. Vanaf 1541 vertaalde [[Franciscus Xaverius]], één van de stichters van de orde van de jezuïeten, de [[Geloofsbelijdenis]], de [[Tien geboden]], het [[Onzevader|Onze Vader]] en andere teksten naar het [[Tamil]]. Een andere groep Indische christenen bestond reeds sinds naar verluidt de apostel [[Thomas (apostel)|Thomas]] in Indië predikte. Mogelijk werden zij in de vierde eeuw beïnvloed door de [[Sassaniden|Sassanidische]] of de [[nestorianen|nestoriaanse]] christenen.


Door zijn aanpassing aan de [[hindoeïsme|hindoeïstische]] riten en gebruiken raakte Roberto de Nobili {{O|S.J.}} in conflict met zijn Portugese ordebroeders. Paus [[Gregorius XV]] gaf op 31 januari 1623 in de bul ''Romanae sedis antistetes'' zijn toestemming aan Nobili’s zendingsmethode. Door de aankomst van de [[capucijnen]] in Indië, werd het conflict verscherpt. Uiteindelijk verbood de pauselijke legaat Maillard de Tournon de opzettelijke aanpassing aan Indische religieuze gebruiken. Dit werd in 1734 en in 1739 bevestigd door paus [[Clemens XII]]. Een veroordeling van deze methoden volgde nog in 1744 met de bul ''Omnium solicitudinum'' van [[Benedictus XIV]].
Door zijn aanpassing aan de [[hindoeïsme|hindoeïstische]] riten en gebruiken raakte Roberto de Nobili {{O|s.j.}} in conflict met zijn Portugese ordebroeders. Paus [[Gregorius XV]] gaf op 31 januari 1623 in de bul ''Romanae sedis antistetes'' zijn toestemming aan Nobili’s zendingsmethode. Toen de [[kapucijnen]] als missionarissen in Indië actief werden, kwam de kwestie opnieuw in de actualiteit. Uiteindelijk verbood de pauselijke legaat Maillard de Tournon de opzettelijke aanpassing aan Indische religieuze gebruiken. Dit werd in 1734 en in 1739 bevestigd door paus [[Clemens XII]]. Een veroordeling van deze methoden volgde nog in 1744 met de bul ''Omnium solicitudinum'' van [[Benedictus XIV]].


===Beslissing van Pius XII==
Slechts twintig jaar later, in 1764, werd de jezuïetenorde opgeheven door [[Clemens XIV]], onder druk van de koningen van [[Frankrijk]], [[Spanje]] en [[Portugal]], tot deze in 1814 door [[Pius VII]] werd hersteld.
In 1939 gaf de [[Propaganda Fide]] met goedkeuring van paus [[Pius XII]] de verklaring ''Plane compertum est'' uit, waarin het standpunt tegenover de Chinese riten herzien werd. De verklaring stond toe dat Chinese katholieken in confucianistische tempels of scholen plechtigheden ter ere van [[Confucius]] bijwonen; in katholieke scholen werden beelden van Confucius toegelaten.


Pius XII beschreef dat de Chinese voorouderverering, zolang deze niet afglijdt in afgoderij of bijgeloof, een eervolle en burgerlijke manier is om waardering te tonen voor overleden familieleden, en in dat opzicht toegelaten is voor Chinese katholieken. Het confucianisme werd erkend als een [[filosofie]] en een integraal onderdeel van de Chinese cultuur, en niet meer als een heidense religie die onverenigbaar is met het katholicisme. De Chinese riten zoals deze in de twintigste eeuw werden beoefend in de twintigste eeuw, werden gezien als in wezen burgerlijke riten.
===Beslissing van Pius XII===
In 1939 gaf de [[Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren|Heilige Congregatie voor de Voortplanting van het Geloof]] (''Propaganda Fide'') met goedkeuring van paus [[Pius XII]] de verklaring ''Plane compertum est'' uit, waarin het standpunt tegenover de Chinese riten herzien werd. De verklaring stond toe dat Chinese katholieken in confucianistische tempels of scholen plechtigheden ter ere van [[Confucius]] bijwonen; in katholieke scholen werden beelden van Confucius toegelaten.


De verklaring van de ''Propaganda Fide'' veranderde de situatie van het katholicisme in China: de katholieke kerk begon te bloeien in een sneller tempo dan voorheen. Paus Pius stelde ook een nieuwe lokale kerkelijke hiërarchie aan, die voornamelijk uit Chinese bisschoppen bestond, en niet langer grotendeels uit Europese missionarissen. Na de Tweede Wereldoorlog waren er in China al ongeveer vier miljoen Chinezen. Na deze veranderingen knoopte de Chinese regering in 1943 diplomatieke betrekkingen aan met het Vaticaan.<ref>Jan Olav Smit, ''Pope Pius XII'', London, 1951, p. 188</ref><ref>Alberto Giovanetti, ''Pio XII parla alla Chiesa del Silenzio'', Milano, 1959, p. 230</ref>
Pius XII schreef dat de Chinese voorouderverering, zolang deze niet afglijdt in afgoderij of bijgeloof, een eervolle en burgerlijke manier is om waardering te tonen voor overleden familieleden, en in dat opzicht toegelaten is voor Chinese katholieken. Het confucianisme werd erkend als een [[filosofie]] en een integraal onderdeel van de Chinese cultuur, en niet meer als een heidense religie die onverenigbaar is met het katholicisme. De Chinese riten zoals deze in de twintigste eeuw werden beoefend, werden aanvaard als in wezen burgerlijke riten.
 
De verklaring van de ''Propaganda Fide'' veranderde de situatie van het katholicisme in China: de Katholieke Kerk beleefde een opbloei, in een sneller tempo dan voorheen. Paus Pius benoemde ook een nieuwe lokale kerkelijke hiërarchie, die voornamelijk uit Chinese bisschoppen bestond, en niet langer grotendeels uit Europese missionarissen. Na de [[Tweede Wereldoorlog]] waren er in China al ongeveer vier miljoen katholieke Chinezen. Na deze veranderingen knoopte de Chinese regering in 1943 diplomatieke betrekkingen aan met het [[Vaticaan]].<ref>Jan Olav Smit, ''Pope Pius XII'', London, 1951, p. 188</ref><ref>Alberto Giovanetti, ''Pio XII parla alla Chiesa del Silenzio'', Milano, 1959, p. 230</ref>


==Weblinks==
==Weblinks==
* {{en}}[http://www.fordham.edu/halsall/mod/1715chineserites.asp De decreten van keizer Kangxi (1692), paus Clemens XI (1715) en Kangxi (1721)] Internet Modern History Sourcebook (fordham.edu)
* {{en}}[http://www.fordham.edu/halsall/mod/1715chineserites.asp De decreten van keizer Kangxi (1692), paus Clemens XI (1715) en Kangxi (1721)] Internet Modern History Sourcebook (fordham.edu)
{{reflist}}
{{reflist}}
[[Categorie: Geschiedenis van de katholieke Kerk]]
{{Wikidata|Q525545}}
 
[[Categorie: Geschiedenis van de Katholieke Kerk]]
[[Categorie: Katholicisme in China]]
[[Categorie: Katholicisme in China]]
[[Categorie: Missie en zending]]

Huidige versie van 29 nov 2022 om 16:53

De ritenstrijd, ook wel bekend als accomodatiestrijd (Chinees: 禮儀之爭 lǐyí zhī zhēng) was een controverse tussen tussen de katholieke kloosterordes die actief waren in de missies: enerzijds de jezuïeten, anderzijds de franciscanen en dominicanen, over de vraag in hoeverre het in de katholieke missies toegelaten was de erkende kerkritus aan te passen of te accomoderen aan plaatselijke tradities. De strijd hield langer dan een eeuw aan, van ongeveer 1610 tot 1744.[1]

Achtergrond

In Europa groeide de belangstelling voor kolonies in afgelegen gebieden. Exotische beschavingen begonnen de aandacht te trekken van de intellectuelen. De nieuwsgierigheid werd opgewekt en in stand gehouden door de activiteiten en de boeken van de missionarissen.

Tijdens hun missies boekten de jezuïeten vaak succes door het principe van accommodatie of aanpassing te volgen. Niet alleen probeerden zij zichzelf aan te passen aan de plaatselijke cultuur, maar ook zochten zij hoe zij de christelijke leer en riten in de vorm van de inheemse tradities en cultuur konden voorstellen.

Hun methode stootte op onbegrip bij andere missionaire orden, zoals voornamelijk de franciscanen en de dominicanen. Het overnemen van inheemse riten leek voor hen het bewaren van heidense religieuze elementen en afgoderij.

In 1939 erkende paus Pius XII „wegens de veranderde situatie” de mogelijkheid om rituelen aan te passen aan plaatselijke gebruiken.

Japan

In 1540 werden de jezuïtische missionarissen hartelijk ontvangen in Japan door de heersende klasse, de Daimyōs. De Italiaanse jezuïet Alessandro Valignano en zijn medewerkers pasten zich zoveel mogelijk aan en gebruikte op het Japans gebaseerde begrippen om de christelijke leer over te brengen. Zij gingen zich kleden als Japanse zen-boeddhistische monniken. Hij beschreef zijn methode in zijn boek Il cerimoniale per i missionari del Giappone, dat een grote invloed zou hebben op de werkwijze van de jezuïeten in Aziatische landen.

China

Matteo Ricci, die opgeleid was door Alessandro Valignano, ging in China te werk volgens het principe van accommodatie, en kleedde zich aanvankelijk als een Chinese boeddhistische monnik. Later kozen de missionarissen voor een fijner gewaad in de stijl die bij de geleerden en ambtenaren gebruikelijk was. De jezuïtische missionarissen gingen tal van functies bekleden aan het keizerlijk hof op het gebied van de diplomatie, cartografie, mechanica en andere. De Vlaamse pater Ferdinand Verbiest leidde het keizerlijk observatorium en was voorzitter van het Wiskundetribunaal. Jezuïeten ontwikkelden er vuurwapens en hielpen met de herziening van de Chinese kalender. Nadat keizer Kangxi door twee priesters genezen werd van malaria, stond hij in 1692 toe dat het christendom in China zou worden gepredikt. Pater Antoine Thomas (uit Namen) kreeg toestemming om in het hele Chinese rijk te prediken.

Tot het overlijden van Matteo Ricci in 1610 waren de jezuïeten, die de meeste katholieke missionarissen stuurden, overwegend voorstanders van de accommodatie. Het werd bekeerde Chinezen toegestaan om de uiterlijke riten en ceremonieën te blijven volgen van de traditionele religies, vooral van het confucianisme en de voorouderverering. Deze methode had succes, zodat er tegen 1720 in China rond de 300.000 katholieke christenen geteld werden.

Ricci’s opvolger, Niccolò Longobardo, vond dat de Chinese riten niet door de beugel konden. Ondanks veelvuldig overleg in de Sociëteit van Jezus werd de vraag niet opgelost. Toen de Spaanse dominicaanse en franciscaanse missionarissen aankwamen, die er voorstanders van waren de katholieke leer compromisloos te verspreiden zonder vermenging met Chinese gebruiken, werd het conflict verscherpt. Juan Bautista de Morales o.p. legde de vraag voor aan Rome, waar men in 1645 de Chinese riten afwees.

Op 15 januari 1648 stierf Francisco Fernández de Capillas, een dominicaan, als eerste martelaar in China. De jezuïeten onder Martino Martini richtten zich opnieuw tot Rome. Zij legden de Chinese riten uit als burgerlijke gebruiken, en kregen in 1656 van paus Alexander VII een hernieuwde toelating.

In 1704 verbood paus Clemens XI de religieuze accommodatie. Dit verbod werd in 1715 bevestigd. Vanaf 1717 verbood keizer Yongzheng, de opvolger van keizer Kangxi, de christelijke prediking in China, en vanaf 1723 werden missionarissen het land uitgezet en christenen vervolgd. Alleen de jezuïeten die aan het keizerlijke hof werkten, mochten blijven. Ook de zoon en opvolger van de keizer, Qianlong, stond afwijzend tegenover het missiewerk.

Hoewel dit het einde betekende van de officieel toegelaten christelijke missie in China, overleefden een aantal kerken, verstrooid over heel China.

Na verder onderzoek verbood paus Benedictus XIV met de pauselijke bul Ex quo singulari in 1742 het gebruik van de Chinese riten.

Indië

Vanaf 1537 ging een kaste van Indiërs aan de kust van Coromandel over tot het christendom. Vanaf 1541 vertaalde Franciscus Xaverius, één van de stichters van de orde van de jezuïeten, de Geloofsbelijdenis, de Tien geboden, het Onze Vader en andere teksten naar het Tamil. Een andere groep Indische christenen bestond reeds sinds naar verluidt de apostel Thomas in Indië predikte. Mogelijk werden zij in de vierde eeuw beïnvloed door de Sassanidische of de nestoriaanse christenen.

Door zijn aanpassing aan de hindoeïstische riten en gebruiken raakte Roberto de Nobili s.j. in conflict met zijn Portugese ordebroeders. Paus Gregorius XV gaf op 31 januari 1623 in de bul Romanae sedis antistetes zijn toestemming aan Nobili’s zendingsmethode. Toen de kapucijnen als missionarissen in Indië actief werden, kwam de kwestie opnieuw in de actualiteit. Uiteindelijk verbood de pauselijke legaat Maillard de Tournon de opzettelijke aanpassing aan Indische religieuze gebruiken. Dit werd in 1734 en in 1739 bevestigd door paus Clemens XII. Een veroordeling van deze methoden volgde nog in 1744 met de bul Omnium solicitudinum van Benedictus XIV.

Slechts twintig jaar later, in 1764, werd de jezuïetenorde opgeheven door Clemens XIV, onder druk van de koningen van Frankrijk, Spanje en Portugal, tot deze in 1814 door Pius VII werd hersteld.

Beslissing van Pius XII

In 1939 gaf de Heilige Congregatie voor de Voortplanting van het Geloof (Propaganda Fide) met goedkeuring van paus Pius XII de verklaring Plane compertum est uit, waarin het standpunt tegenover de Chinese riten herzien werd. De verklaring stond toe dat Chinese katholieken in confucianistische tempels of scholen plechtigheden ter ere van Confucius bijwonen; in katholieke scholen werden beelden van Confucius toegelaten.

Pius XII schreef dat de Chinese voorouderverering, zolang deze niet afglijdt in afgoderij of bijgeloof, een eervolle en burgerlijke manier is om waardering te tonen voor overleden familieleden, en in dat opzicht toegelaten is voor Chinese katholieken. Het confucianisme werd erkend als een filosofie en een integraal onderdeel van de Chinese cultuur, en niet meer als een heidense religie die onverenigbaar is met het katholicisme. De Chinese riten zoals deze in de twintigste eeuw werden beoefend, werden aanvaard als in wezen burgerlijke riten.

De verklaring van de Propaganda Fide veranderde de situatie van het katholicisme in China: de Katholieke Kerk beleefde een opbloei, in een sneller tempo dan voorheen. Paus Pius benoemde ook een nieuwe lokale kerkelijke hiërarchie, die voornamelijk uit Chinese bisschoppen bestond, en niet langer grotendeels uit Europese missionarissen. Na de Tweede Wereldoorlog waren er in China al ongeveer vier miljoen katholieke Chinezen. Na deze veranderingen knoopte de Chinese regering in 1943 diplomatieke betrekkingen aan met het Vaticaan.[2][3]

Weblinks

rel=nofollow

Q525545 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)

rel=nofollow