Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Paul Auguste Alting von Geusau

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Leeswaarschuwing   Onderstaande tekst is gebaseerd op bronnen uit de 19de eeuw. (Publieke domein)
De tekst geeft hierdoor de zienswijzen van die tijd weer.


rel=nofollow

Paul Auguste (Guus) Alting von Geusau (Maastricht, 21 februari 1867 - Lombok, 26 augustus 1894) was een Nederlands officier in het Indische leger en publicist.

Familie

Geusau, telg uit de familie Von Geusau, was zoon van jhr. W.A. Alting von Geusau (1836-1885), officier en laatstelijk luitenant-kolonel, en M.E.J. Colen (1842-1925). Zijn broer jhr. George August Alexander Alting von Geusau (1864-1937) was minister van Oorlog 1918-1920, zijn jongste broer jhr. J.Th. Alting von Geusau (1881-1940) was ook officier, laatstelijk generaal-majoor, en directeur van de Hogere Krijgsschool. Hij trouwde in 1892 met Victorine Marie Dumonceau (1867-1938) met wie hij een zoon kreeg,[1] de latere advocaat en voorzitter van de landraad te Kediri Willem Henri Alting von Geusau.

Loopbaan

Alting von Geusau volgde het gymnasium in Amsterdam, waar zijn vader toen als kolonel der artillerie in garnizoen was. Hij maakte het gymnasium niet af maar deed in september 1886 toelatingsexamen voor de hoofdcursus in Kampen, waarvoor hij slaagde.[2] Hij behaalde in juli 1887 het overgangsexamen voor het eerste naar het tweede studiejaar en werd voorgedragen om per 1 oktober in de tweede klasse te worden geplaatst.[3] Bij Koninklijk Besluit van november 1888 werd hij vanuit de rang van sergeant benoemd tot tweede luitenant bij het tweede regiment[4] en bij Koninklijk Besluit van juni 1892 overgeplaatst bij het leger in Oost-Indië, samen met de tweede luitenants W.A. Herold, J.J. Boreel en J.W. Schiff.[5] Hij vertrok op 17 september vanuit Rotterdam per stoomschip Ardjoeno, met onder zijn medecommando (overige commandanten waren kapitein der genie M.A.J. de Haan en tweede luitenant G. van Ginkel) een detachement suppletietroepen van 4 onderofficieren, 45 korporaals en manschappen.[6]

Alting von Geusau werd bij zijn aankomst in Nederlands-Indië geplaatst bij het achtste bataljon te Fort Willem I[7] en in juni 1894 overgeplaatst bij het zevende bataljon.[8] Hij werd als commandant van de derde sectie Madoerezen, tijdens de Lombok-expeditie op 26 augustus 1894 dodelijk gewond. Eerst werd hij door een schot in zijn dij getroffen, en terwijl hij zijn slagader aan het opbinden was opnieuw geraakt, ditmaal door een kogel in zijn borst. In de tijd dat Alting von Geusau in Kampen verbleef publiceerde hij zijn eerste gedicht: Gevallen (dat handelde over de dood op het veld van eer, met als laatste zin: Gevallen - zijn roeping vervuld). Later, tijdens zijn militaire loopbaan, bleef hij onder zijn pseudoniem Fabian de Indische warongpraatjes schrijven voor Het Weekblad. Justus van Maurik wijdde in het Weekblad een hartelijk woord aan Alting von Geusau: "Op de cursus in Kampen toonde hij wat een flinke kop hij was en niet alleen als zodanig werd hij geacht; hij was ook een der meest beminden onder zijn kameraden. " En naar aanleiding van het gedicht "Gevallen": "Ja, Von Geusau heeft zijn roeping als krijgsman vervuld, en dat is dan ook de enige troost die zijn jeugdige diepbedroefde echtgenote, zijn treurende en bejaarde moeder en bloedverwanten overblijft, want hij viel in de volle bloei van zijn leven, en werd slechts 27 jaar oud." [9]

Alting von Geusau zelf schreef in een brief van 19 augustus 1894 over generaal J.A. Vetter en de keuze van het bivak:

(...) moesten we in het donker terugtrekken om het bivak te vernauwen. Ziet u, al kijkt zoo'n generaal als de oneindig hooge Vetter, die geen subaltern officier aankijkt, ook nog zoo deftig en zoo voornaam, toen heeft hij een fout gemaakt, de eenige die hij kon maken, en was er een vijand gekomen, dan hadden wij een catastrophe aan dienzelfden hooge generaal te danken gehad. Natuurlijk wordt dit door ons met den mantel der discipline bedekt. Dat niemand van tevoren gezien heeft wat ik terstond heb gezien, dat we in een open bivak stonden, waar een inlandsche vijand 's nachts tusschenin zit, voordat men het weet, dat is mij onbegrijpelijk van den staf die in grooten getale met de expeditie is meegegaan. 't Is waar dat de staf niets aan den opperbevelhebber durft op te merken, die weet alles alleen. U zult zeggen dat ik wat bitter ben tegen Vetter, maar ik ga nu ook al zes weken gebukt onder den druk die hij uitoefent. Wij, mannen van het zwaard, vol illusie opgerukt naar de velden van Lombok, bezield met het heiligste vuur om ons bloed te offeren en lauweren te vergaderen, wij krijgslieden vol strijdlust ... wij doen hier in het bivak niets dan voortdurend heen en weer snellen om soep te proeven. En om deze hartverheffende bezigheid te beoefenen zit ik hier midden in een sawah in een stroohut, ver van vrouw en kind! dat is hard.[10]

Gevallen - zijn roeping vervuld

Gevallen - de slapen met lauw'ren omkroond,
neen, ook hem heeft de grijnzende dood niet verschoond,
want noch jeugd, noch verwachting wordt door hem geteld,
en het moordende lood heeft hem nedergeveld.
gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - bezield met dat hemelsche vuur,
dat den krijgsman verzelt in het hachelijkste uur,
ging hij voorwaarts in 't felst van den woedenden kamp,
in een nevel van stof en van aschgrauwen damp,
gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - de gapende wonde in de borst,
en de lippen ontkleurd door den brandenden dorst,
het nog drupplende bloed en het brekende oog,
't zendt alles het bitter verwijt naar omhoog:
Gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - en straks, als met plechtigen tred
men hem wegdragen gaat van het eervolle bed,
ja, dan slaken zijn makkers een droevige klacht,
en bij de opene groeve daar fluist'ren ze zacht:
Gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - en straks, als, door tranen verblind,
de moeder komt bidden op 't graf van haar kind,
en zij stil nog een zucht van vertwijfeling loost,
dan weerklink' in haar ooren de zalige troost:
Gevallen - zijn roeping vervuld.
Gevallen - o krijgsman, uw streven is schoon,
gij verwerft u op aard' een onsterflijke kroon,
en in stilte blijft steeds ons de smeekbede bij,
dat, o God, ook bij ons eens de lijkrede zij:
Gevallen - zijn roeping vervuld.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Geboortebericht, Java-bode, 2 mei 1894
  2. º Leeuwarder Courant, 22 september 1886
  3. º Leeuwarder Courant, 9 juli 1887
  4. º De Tijd, 20 november 1888
  5. º Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 18 juni 1892
  6. º Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 22 augustus 1892
  7. º Java-bode, 14 oktober 1892
  8. º De Locomotief, 7 juni 1894
  9. º 'Lombok', in het Algemeen Handelsblad, 23 september 1894
  10. º Zie de brief die hieronder geplaatst is, met dank aan de familie Von Geusau.
rel=nofollow

Q1956702 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)

rel=nofollow
rel=nofollow