Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Walter Benjamin

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Walter Benjamin (Berlijn, 15 juli 1892Portbou, 27 september 1940) was een Joods-Duitse marxistische cultuurfilosoof. Zijn werk heeft betrekking op onder andere filosofie, theologie, literatuurkritiek en kunstgeschiedenis.

Jeugd

Benjamin werd geboren in een geassimileerd Joods milieu als zoon van Emil Benjamin en Pauline Benjamin-Schönflies. Zijn vader handelde met succes in antiek en tapijten en de familie was welgesteld. Walter was de oudste van de drie kinderen van het gezin, dat nog een zoon en een dochter telde: Georg en Dora.

Walter was ziekelijk en werd in 1905 van de afdeling Gymnasium van de Kaiser-Friedrich-Schule in Berlijn-Charlottenburg genomen om in het, op het platteland gelegen, internaat Haubinda aan te sterken en verder te leren. Hier kwam hij in aanraking met het Griekse denken en leerde hij Gustav Wyneken kennen, een leraar met eigen ideeën over opvoeding en onderwijs. Kenmerkend was zijn opvatting dat de jeugd een zelfstandige fase van het leven is, geen overgang van kind naar volwassenheid.

Na twee jaar ging Benjamin terug naar Berlijn. Onder invloed van Wyneken werd hij actief in de jeugdbeweging. De deelnemers aan deze beweging handelden vanuit de overtuiging dat alleen de jeugd de wereld kon verbeteren; dat de ouderen, en met name de eigen ouders, voorgoed waren weggezonken in comfort.

Studie

Na zijn eindexamen te Berlijn in 1912 ging Benjamin filosofie studeren in Freiburg en een jaar later in Berlijn. Hij bleef actief in de jeugdbeweging: hij schreef in het tijdschrift Der Anfang, waarvan Wyneken uitgever was, organiseerde debatten en in het begin van de zomer van 1914 werd hij voorzitter van de Berlijnse "Freie Studentenschaft". Tegen hem werd oppositie gevoerd door een groep die streefde naar sociale hervormingen. Benjamin geloofde daar niet in; hij zocht de oplossing van maatschappelijke problemen in intellectuele vernieuwing.

In 1912 raakte Benjamin bevriend met de dichter C.F. Heinle, die bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 samen met zijn vriendin Rika Seligsohn een einde aan zijn leven maakte. Dit deed Benjamin besluiten zich te drukken voor de militaire dienst. Benjamins vereerde leermeester Wyneken riep op tot mobilisatie, waarop Benjamin met pijn in het hart met hem en de jeugdbeweging brak.

In 1915 ontmoette hij Gerhard Scholem en werd de basis gelegd voor een levenslange vriendschap. Scholem was gefascineerd door het joodse denken, hij zou later in Jeruzalem hoogleraar voor joodse mystiek worden, en heeft Benjamin vanaf hun kennismaking in die richting beïnvloed. In 1917 trouwde Benjamin met Dora Kellner en uit dat huwelijk werd in 1918 Benjamins enige kind Stefan geboren.

In 1919 studeerde Benjamin cum laude af op Der Begriff der Kunstkritik in der deutschen Romantik. Hij maakte plannen voor een academische carrière.

Periode 1920-1933

In 1920 keerde het gezin Benjamin terug naar Berlijn. Het lukte Walter niet om aan de slag te komen en hij was financieel afhankelijk van zijn vader. Pogingen om bij een uitgever (S. Fischer Verlag) een baan te krijgen mislukten, evenals een poging een tijdschrift (Angelus Novus) op te zetten. Hij overwoog, meer of minder serieus, net als Scholem naar Palestina te emigreren.

In 1921 en 1922 werkte hij aan de tekst Goethes Wahlverwandschaften. In dezelfde tijd raakten Dora en hij in een ingewikkelde serie driehoeksverhoudingen, die hun relatie geen goed deed. Dora werd verliefd op Ernst Schoen, een vriend van Benjamin, terwijl Walter Jula Cohn, de zuster van zijn jeugdvriend Alfred Cohn, als zijn liefde begon te zien. Beide relaties liepen af, maar het huwelijk van Walter en Dora overleefde de klap niet. Vanaf 1923 bleven de echtelieden volgens Scholem alleen om financiële redenen en om het kind bij elkaar op vriendschappelijke basis.

Benjamins vader was ondertussen begonnen druk uit te oefenen: hij vond dat zijn zoon op een bank moest gaan werken. Benjamin weigerde dat en hij wendde zich met succes om financiële ondersteuning tot zijn schoonvader, de Weense anglist en uitgever van Herzls geschriften Leon Kellner. Dora werkte ondertussen als vertaalster voor een Amerikaanse journalist en dankzij deze twee financiële bronnen bleef het huishouden draaien.

In de zomer van 1923 was Benjamin met Scholem in Frankfurt om zijn "Habilitation" voor te bereiden. Hier leerde hij Siegfried Kracauer en Theodor Adorno kennen.

Wanneer hij niet onderweg was, Benjamin was een reislustig mens, woonde hij in Berlijn bij Dora. De tijd van mei tot oktober 1924 bracht hij door op Capri, goedkoop en niet toeristisch, waar hij de eerste versie van zijn proefschrift Ursprung des deutschen Trauerspiels schreef. Hier leerde hij de Letse actrice en regisseuse Asja Lacis kennen, die zijn derde grote liefde werd. Deze ontmoeting en het lezen van Georg Lukács Geschichte und Klassenbewußtsein (1923) trokken Benjamins engagement en intellectuele belangstelling in de richting van de sociale beweging. Hij overwoog enige tijd lid te worden van de communistische partij.

In 1925 trok hij zijn proefschrift terug nadat hem duidelijk was gemaakt dat het afgewezen zou worden. Daarmee had de universiteit voor hem voorgoed afgedaan. Hij ging zich op een andere manier van geld verdienen richten.

Van maart tot oktober 1926 leefde Benjamin in Parijs, waar hij samen met Franz Hessel een aantal delen van het werk van Proust vertaalde. Daarnaast schreef hij artikelen voor de Frankfurter Zeitung en de Literarische Welt.

In december 1926 en januari 1927 bezocht hij Asja Lacis in Moskou. In het dagboek, dat hij toen bijhield en dat later gepubliceerd werd als Moskauer Tagebuch en in het artikel Moskau legde hij zijn ervaringen met de Russische hoofdstad vast.

Terug in Parijs begon hij met Das Passagen-Werk, zijn grote studie naar de wortels van de twintigste-eeuwse cultuur in het Parijs van de negentiende eeuw. Hij ging intensief om met Scholem, die tijdelijk in Parijs was, en dacht weer over emigratie naar Palestina. In dit jaar experimenteerde hij voor het eerst met hasjiesj.

In 1928 verschenen van Benjamins hand bij Rowohlt Einbahnstraße (opgedragen aan Asja Lacis), en Ursprung des deutschen Trauerspiels, Benjamins afgewezen proefschrift. In hetzelfde jaar was Asja Lacis in Berlijn en Benjamin woonde twee maanden met haar samen. Hij wilde met Lacis trouwen en eiste van Dora dat zij van hem zou scheiden. Dat laatste gebeurde inderdaad in 1930. Lacis ging echter zonder met Benjamin te trouwen terug naar Moskou. Benjamins nieuwe belangstelling voor marxistische esthetiek en politiek brachten hem ertoe Asja Lacis te vragen hem met Bertolt Brecht in contact te brengen. Dat gebeurde in mei 1929.

Een van de eerste gezamenlijke projecten van Brecht en Benjamin zou een tijdschrift moeten worden: Krisis und Kritik. Na theoretische onenigheid trok Benjamin zich terug, waarna het blad door organisatorische en financiële strubbelingen niet meer van de grond kwam. Brecht en Benjamin bleven echter, ondanks hun meningsverschillen, tot aan Benjamins dood bevriend. Scholem en Theodor Adorno zagen deze vriendschap met lede ogen aan, omdat zij Brechts invloed op Benjamin niet konden waarderen.

In 1930 stopte Benjamin met Das Passagen-Werk. Hij bleef in zijn levensonderhoud voorzien door het schrijven van artikelen voor kranten en tijdschriften. In een brief van 20 januari 1930 aan Scholem meldt hij dat hij er naar streeft als de belangrijkste Duitse literatuurcriticus te worden beschouwd. Vanaf april 1932 was hij op Ibiza, waar hij aan Berliner Kindheit um neunzehnhundert werkte. In juli keerde hij terug van het eiland en liep een tijd met zelfmoordplannen rond.

Periode na 1933

In maart 1933 vestigde hij zich, op de vlucht voor de Nazi's, definitief in Parijs. In dit jaar begon hij te werken voor het Institut für Sozialforschung, waar ook Adorno een baan had. Dit instituut verschafte hem enige financiële middelen, omdat hij in Duitsland bijna niet meer kon publiceren.

Van april tot september 1933 was hij weer genoodzaakt naar Ibiza te gaan. Omdat twee Duitse kranten, de Vossische Zeitung en de Frankfurter, nog wel recensies en korte prozateksten van zijn hand publiceerden, alsmede door de verkoop van zijn verzameling handtekeningen, kon hij de geringe kosten van het levensonderhoud op Ibiza opbrengen. Hij at weinig en ongezond, soms enkel een reep chocola, en bleek uiteindelijk te veel van zichzelf te hebben gevraagd: eind september keerde hij met malaria besmet terug naar Parijs.

Na zijn herstel ging hij op zoek naar nieuwe financiële bronnen. Met weinig succes. Alleen zijn werk voor het Frankfurter Institut für Sozialforschung bood hem enig perspectief. Het instituut, dat onderzoek deed op maatschappijkritische grondslag, was in 1932, met het oog op een te verwachten fascistische machtsovername, van Frankfurt naar Genève verhuisd, en emigreerde een jaar later naar New York. Adorno was Benjamins contactpersoon bij het instituut, dat sinds 1932 een eigen tijdschrift uitgaf: Zeitschrift für Sozialforschung. De contacten tussen Benjamin en het instituut gingen met veel irritaties gepaard omdat de directeur ervan, Max Horkheimer, geen expliciet politieke uitspraken in het tijdschrift wilde hebben: hij hoopte aldus de positie van het instituut in de V.S. te beschermen. In veel artikelen van Benjamin werd geschrapt of moesten wijzigingen aangebracht worden. Deze praktijk werd vaak filosofisch en methodologisch gelegitimeerd. Benjamin had weinig keuze en slikte de meeste kritiek.

Vanaf voorjaar 1934 ontving Benjamin van het Instituut 500 Franse francs per maand plus een toelage voor reizen, boeken e.d. Dat was niet voldoende om van te leven. Om de kosten van levensonderhoud te drukken woonde hij af en toe bij zijn zuster, die ook in Parijs woonde, of bij zijn ex-vrouw Dora, die een pension had in San Remo. De zomers van 1934 en 1936 bracht hij door in Skovbostrand bij Brecht.

In 1934 begon hij weer met Das Passagen-Werk. Het was dit project dat hem op de been hield. In de winter van 1934 - 1935 begon hij, in San Remo, met de selectie en ordening van het tot dan toe verzamelde materiaal. Hij schreef op verzoek van het Frankfurter instituut een onderzoeksvoorstel waarin hij een eerste lijn aanbracht in het materiaal voor het Passagen-Werk: Paris, die Hauptstadt des XIX. Jahrhunderts. Op grond van dit voorstel was het instituut bereid bij te dragen aan de kosten van het onderzoek voor het Passagen-Werk. Het kwam er op neer dat Benjamin voor dat onderzoek tijd vrij kon maken.

In 1936 organiseerde de stalinistische bureaucratie de eerste politieke showprocessen in Moskou. Benjamin zag het gebeuren verbijsterd aan. Kort daarop zocht hij in Parijs contact met een groep rond Georges Bataille en het tijdschrift Acéphale. In hetzelfde jaar, 1936, publiceerde hij Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit (Ned. Het Kunstwerk in het Tijdperk van de Mechanische Reproductie) - over de politieke betekenis van de film - en verscheen in Luzern van zijn hand Deutsche Menschen onder het pseudoniem Detlef Holz: een verzameling van 26 door Benjamin becommentarieerde brieven uit de jaren 1783 - 1883.

De twee jaren daarop werkte hij, om iets te kunnen publiceren in ruil voor zijn stipendium, naast het Passagen-Werk, aan een boek over Baudelaire, dat uit het materiaal van het Passagen-Werk samengesteld zou moeten worden. Bij zijn laatste bezoek aan Brecht in Denemarken, in de zomer van 1938, schreef hij grote delen van het tweede deel van dat boek. Dat deel zou onder de titel Das Paris des Second Empire bei Baudelaire in het Zeitschrift für Sozialforschung'' gepubliceerd moeten worden. In september stuurde hij de tekst naar New York. Het artikel werd door Adorno gekraakt en Benjamin werkte het jaar daarop een deel van deze tekst opnieuw uit: Über einige Motive bei Baudelaire verscheen in januari 1940. Hoewel er van vele zijden bij Benjamin op werd aangedrongen dat hij, vanwege de dreigende houding van Duitsland, Frankrijk verliet, bleef hij in Parijs. Hij was van mening dat alleen daar het Passagen-Werk afgemaakt kon worden.

Periode 1939-1940

Februari 1939 ontving Benjamin een brief van Max Horkheimer waarin deze mededeelde dat het Institut in financiële moeilijkheden verkeerde en wel eens niet in staat zou kunnen zijn Benjamin op de loonlijst te houden. Benjamin schreef daarop aan Scholem met het verzoek iets voor hem in Palestina te regelen.

In april 1939 zat Benjamin nog in Frankrijk. Hij had al eerder pogingen gedaan de Franse nationaliteit te krijgen, zonder succes, en probeerde nu voor het eerst een vlucht naar de V.S. te regelen. Ondertussen werkte hij verder aan Über einige Motive bei Baudelaire. Hij stuurde de tekst eind juli naar New York.

Bij de inval van Duitse legers in Polen, op 1 september 1939, werd Benjamin, als Duitser, geïnterneerd in een kamp bij Nevers. Hij gaf in het kamp cursussen filosofie voor gevorderden tegen betaling van drie Gauloises of een broekknoop. Bovendien was hij van plan een kamptijdschrift op te zetten om op die manier verlof te krijgen in de stad naar de bibliotheek te gaan. Voordat het zover was werd Benjamin, door bemiddeling van met name Adrienne Monnier en Jules Romains in november weer vrijgelaten. Hij keerde terug naar Parijs, waar hij de stellingen Über den Begriff der Geschichte schreef.

Bestand:Grab Walter Benjamin.jpg
Het graf van Walter Benjamin

In juni 1940, toen de Franse overgave aan de Duitse legers in het verschiet lag, overhandigde Benjamin zijn manuscripten aan Georges Bataille, die ze verstopte in de Bibliothèque Nationale, en vluchtte met zijn zuster naar Lourdes. In augustus ontving hij, na bemiddeling door het Institut, in Marseille een inreisvisum voor de V.S. Door het ontbreken van een Frans uitreisvisum moest hij illegaal de grens over. Op 26 september deed hij een poging met een groep Frankrijk te verlaten via een pas in de Pyreneeën. Aan de Spaanse grens werd de groep aangehouden en door drie agenten begeleid ging het terug naar de Spaanse grensplaats Portbou. De volgende morgen zouden ze naar de Franse grens terug worden gebracht.

In het zuiden van Frankrijk was inmiddels de met de Duitsers samenwerkende regering Pétain aan de macht. Terugkeer naar Frankrijk zou daarom voor Benjamin uitlevering aan Duitsland en uiteindelijk het concentratiekamp betekenen.

Met dat vooruitzicht maakte hij in de nacht van 26 op 27 september met een overdosis morfine, die hij voor een dergelijk geval bij zich had, een einde aan zijn leven. De douanebeambten lieten, waarschijnlijk onder de indruk van Benjamins dood, de rest van de groep alsnog de grens passeren.

Teksten van Benjamin

Veel van deze teksten zijn in de loop der jaren in het Nederlands vertaald. Alle teksten zijn te vinden in Gesammelte Schriften (Frankfurt am Main, Suhrkamp), maar een groot deel ervan is ook los verkrijgbaar.

  • Das Passagen-Werk
  • Der Begriff der Kunstkritik in der deutschen Romantik
  • Goethes Wahlverwandschaften
  • Ursprung des deutschen Trauerspiels
  • Moskauer Tagebuch
  • Berliner Kindheit um neunzehnhundert
  • Deutsche Menschen
  • Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit, 1936
  • Einbahnstraße
  • Über den Begriff der Geschichte
  • Paris die Hauptstadt des 19. Jahrhunderts
  • Pariser Passagen II
  • Das Paris des second Empire bei Baudelaire.
  • Über einige Motive bei Baudelaire.
  • Zentralpark.
  • Über Sprache überhaupt und über die Sprache des Menschen.
  • Lehre vom Ähnlichen.
  • Über das mimetische Vermögen.
  • Theologisch-politisches Fragment.
  • Die Aufgabe des Übersetzers.
  • Erkenntniskritische Vorrede
  • Über den Begriff der Geschichte.
  • Der Sürrealismus.
  • Der destruktive Charakter.
  • Zur Kritik der Gewalt.
  • Kapitalismus als Religion
  • Erfahrung und Armut

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Walter Benjamin op Wikimedia Commons.

rel=nofollow