Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Pijn

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 18 feb 2013 om 21:48 (Hippokrateshoef, cat)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dit artikel valt onder beheer van Dorp:Hippokrateshoef.
Wikisage is niet aansprakelijk voor eventuele onjuistheden of toepassing van de in dit lemma gegeven medische informatie.    lees meer

Pijn is een onplezierige sensorische en/of emotionele ervaring veroorzaakt door feitelijke of mogelijke weefselschade of die beschreven wordt in termen van weefselbeschadiging; ergens in het lichaam is een verwonding of dreigt er een te ontstaan. Soms ontstaat pijn echter ook zonder aanwijsbare lichamelijke oorzaak.

Fysiologie

Pijn begint bij de zenuwuiteinden die geprikkeld worden of door het beschadigd zijn van zenuwen. Die prikkels, elektrische signalen, worden via zenuwbanen doorgegeven aan het ruggenmerg en tenslotte aan de hersenen.

Vaak zijn het de kleinere vezels die pijn geleiden. Van de verschillende zenuwvezels in ons lichaam (Aα, Aβ, Aγ, Aδ, B en C) geleiden Aβ, Aδ en C, de kleinere, de pijn.

Pijn is niet enkel een directe link tussen huid en hersenen zoals René Descartes destijds dacht, maar is een proces met een psychologische en sociale dimensie. Ze kan ook beïnvloed worden door andere prikkels. Een en ander werd aannemelijk door de poorttheorie (Ronald Melzack en Patrick Wall). Deze verklaarde dat kleine vezels het pijnsignaal versterken, terwijl grotere vezels het signaal dempten. Ook prikkels uit het limbische systeem en de cortex cerebri hebben een invloed.

Perifere trage en snelle vezels

Binnen het nieuwe fysiologische concept werden pijnprikkels via specifieke receptoren en pijngeleidende zenuwbanen naar de hersenen geleid, waar deze tot het bewustzijn doordringen. In feite is dit een verdere uitwerking van de ideeën van Descartes. In het licht van de zintuigfysiologie werd pijn beschouwd als een zelfde kwaliteit als voelen, horen of zien, met een "eigen" geleidings- en perceptiesysteem. In dit licht stelde Max von Frey de specificiteitstheorie op. Binnen deze theorie bereiken de pijnprikkels via de snel geleidende gemyeliniseerde Aδ-zenuwvezels (snelheden tussen 6 en 30 m/sec) of de langzaam geleidende ongemyeliniseerde C-zenuwvezels (snelheden tussen 0.5 en 2 m/sec) het ruggenmerg. Daar worden de pijnprikkels vervolgens voortgeleid via een specifieke pijnbaan (de tractus spinothalamicus) naar het schakelstation in de thalamus, naar de hersenschors, waar deze tot het bewustzijn doordringt. Aldus wordt onderscheid gemaakt tussen snelle en trage pijn. Snelle pijn wordt met vele alternatieven beschreven: elektrische pijn, scherpe pijn, prikkende pijn, acute pijn. Dit type pijn is niet voelbaar in de meeste van de diepe lichaamsweefsels. Trage pijn kent ook vele alternatieve benamingen: trage brandende pijn, jeukende pijn, chronische pijn. Dit type pijn kan voorkomen in zowel de huid als bijna alle diepe weefsels en organen.

Omwille van dit dubbele geleidingssysteem komt pijn vaak in twee fases: een eerste en scherp gevoelde pijn gevolgd door een tragere pijn. Deze eerste pijn maakt de persoon snel attent op de pijnveroorzakende stimulus waardoor een gedragsreactie volgt (bv. de hand wegtrekken). De trage pijn die daarna volgt heeft de neiging te verergeren na verloop van tijd.

Dubbele transmissie: ruggenmerg en hersenstam

Wanneer de pijnsignalen het ruggenmerg binnendringen worden ze verdergeleid naar de hersenen via twee onderscheiden routes: (1) de tractus neospinothalamicus voor de snelle pijn en (2) de tractus palaeospinothalamicus voor de trage pijn.

Tractus neospinothalamicus voor snelle pijn

De snelle Aδ-zenuwvezels eindigen in de dorsale hoorn (ruggezijde) van het ruggenmerg (ter hoogte van lamina I) en maken daar synaps met tweede-orde neuronen van de tractus neospinothalamicus die het signaal meteen naar de andere zijde van het ruggenmerg leiden en van hieruit verder naar de hersenen. Sommige vezels eindigen in de formatio reticularis van de hersenstam. De meeste vezels echter eindigen in de thalamus. Van hieruit wordt het signaal verdergeleid naar andere basale hersengebieden en de somatosensibele hersenschors. Dit type pijn kan vrij precies gelokaliseerd worden. Als echter geen tactiele informatie verkregen wordt is de pijnlokalisatie ook bij deze scherpe pijn gering. Er wordt gedacht dat de signaaltransmissie van de Aδ-zenuwvezels geschiedt door middel van de neurotransmitter glutamine die slechts een zeer korte actieve periode kent (enkele milliseconden).

Tractus palaeospinothalamicus voor trage pijn

De tragere C-zenuwvezels eindigen eveneens in de dorsale hoorn van het ruggenmerg (ter hoogte van laminae II en III) en maken daar synaps met één of meerdere tussenneuronen alvorens verder geleid te worden en ter hoogte van lamina V synaps te maken met de neuronen die (na kruising over de middellijn van het ruggenmerg) het signaal verder naar de hersenen geleiden. De signaaltransmissie in de tragere C-vezels geschiedt enerzijds door glutamaat met een actieve periode van slechts enkele milliseconden. Daarnaast wordt gedacht dat ook substantie P een belangrijke rol speelt in de signaaltransmissie van deze trage vezels. Deze stof wordt veel trager vrijgegeven waarna de concentratie gedurende enkele seconden tot zelfs minuten stijgt. Geopperd wordt dat de verschillende pijnsensatie (acute scherpe pijn versus tragere doffe pijn) ten dele te verklaren valt door deze onderscheiden neurotransmissie.

De tractus palaeospinothalamicus eindigt in de hersenstam. Niet alle vezels dringen door tot de thalamus. Sommigen stoppen in de formatio reticularis, sommigen in het mesencephalon en nog anderen in de periaqueductale grijze zone rond de aquaeductus cerebri. Dit type pijn kan zeer moeilijk gelokaliseerd worden, en meestal slechts tot een groot gedeelte van het lichaam (bv. in een been). Dit verklaart waarom chronische pijnpatiënten vaak moeilijkheden hebben pijn exact te lokaliseren.

Onderscheid op basis van duur

Er kan onderscheid worden gemaakt tussen acute pijn en chronische pijn. Acute pijn ontstaat plotseling en gaat relatief snel weer over. Klinisch neemt men de grens van zes maanden. Onder chronische pijn wordt verstaan: pijn die langer dan zes maanden aanhoudt. Chronische pijn heeft geen waarschuwingsfunctie meer en veroorzaakt vooral stress. Chronische pijn is vaak moeilijk tot zeer moeilijk behandelbaar, omdat er geen lichamelijke oorzaak (meer) voor te vinden is of omdat de oorzaak niet weg te nemen is. De resterende behandelwijzen zijn dan pijnstillende medicijnen (die vaak slecht helpen) of een zenuwbehandeling, zodat moderne therapieën zich eerder richten op het pijngedrag en dit proberen om te buigen in normaal gedrag. De pijnbeleving blijkt als dit lukt vaak sterk te verminderen. Pijn waarop men zich echter lange tijd concentreert of waarop de aandacht lange tijd is gericht, wordt erger en kan het gehele leven gaan beheersen. Ook als er onderliggende angsten aanwezig zijn (bijvoorbeeld voor ernstige aandoeningen) wordt pijn sterker gevoeld.

Nociceptieve pijn is pijn die duidt op weefselschade. Ze voelt eerder stekend, zeurend aan. Neuropathische pijn is pijn door zenuwbeschadiging. Deze voelt eerder branderig, tintelend aan.

Onderzoek

Pijn kan nog niet goed worden gemeten. Pijn geeft vaak echter wel een stressreactie, die kan worden afgelezen aan de hartslag en bloeddruk. Men maakt vaak gebruik van vragenlijsten zoals de McGill Pain Questionnaire of men gebruik een visueel analoge schaal (VAS- schaal of Visual Analogue Scale) (hierbij wordt de patiënt gevraagd de pijn te situeren op een ononderbroken lijn) of met een getal van 0 tot 10. Deze methode gaat uit van de veronderstelling dat de patiënt zelf over de karakteristieken en intensiteit van de pijn kan rapporteren. Bij comateuze patiënten of verstandelijk gehandicapten is het meten van pijn een gecompliceerde aangelegenheid. Evenzo is dat het geval bij de pasgeborenen. In deze patiëntencategorie wordt gewerkt met een vijftal gevalideerde meetinstrumenten voor pijn, die zonder uitzondering multidimensioneel zijn. Dat wil zeggen dat ze zowel fysiologische veranderingen zoals hartslag en bloeddruk meten, en daarnaast een oordeel geven over gedragsveranderingen. Een enkel meetinstrument scoort ook beïnvloedende factoren als zwangerschapsduur (voor de te vroeg geborene) en gedragsstadium. Over het algemeen geldt dat objectieve pijnmeetinstrumenten ontwikkeld worden voor acute pijn. Het objectief meten van chronische pijn staat nog in de kinderschoenen.

Er bestaat ook een fenomeen als primaire en secundaire pijn. Primaire pijn krijg je direct na (bijvoorbeeld) een val. Deze pijn is sterk van aard en gaat na korte tijd weer over. De secundaire pijn komt direct na de primaire pijn en heeft meer een zeurend effect. Primaire pijn wordt ook wel 'fast pain' genoemd en secundaire pijn wordt ook wel 'slow pain' genoemd. Primaire pijn is ook wel goed gelokaliseerd. Na een val kan men precies aanwijzen waar het pijn doet. Terwijl dit bij secundaire pijn niet altijd zo is.

Sociale dimensie van pijn

Iedereen ervaart pijn anders. Pijnbeleving is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder: spanning, angst, sociaal-culturele factoren en biologische verschillen. Sommige mensen (bijvoorbeeld masochisten) houden echter van (bepaalde vormen) van pijn. Dit wordt algolagnie genoemd. Als iemand een ziekelijke angst voor pijn heeft, wordt dit algiofobie genoemd. Verder zijn er nog meer alledaagse vormen van mentale pijn, zoals verdriet.

Therapie

Pijn kan vaak worden verminderd of onderdrukt met pijnstillers. Dit is vooral nuttig bij pijn met een duidelijke oorzaak. Naarmate pijn chronisch wordt en er eigenlijk geen duidelijke lichamelijke oorzaak (meer) voor bestaat zijn pijnstillers zelden een oplossing. Het kan ertoe leiden dat de pijn wordt gemedicaliseerd. Hierbij zoekt men dan de oplossing in steeds hogere doses van pijnstillers die echter vaak weinig effect hebben maar wel steeds meer bijwerkingen gaan veroorzaken. Bij behandeling zal men voorts onderscheid willen maken tussen verschillende soorten pijn, zoals nociceptieve pijn en neurogene pijn.

Met operante conditionering zal men eerder een negatief pijngedrag ontmoedigen en een positief normaal gedrag bekrachtigen. In de modernere visie op pijnbehandeling staat immers de aanpak van het pijngedrag centraal, niet zozeer van de pijnklachten. Een recente, degelijk onderzochte aanpak voor het leren leven met chronische pijn is Acceptance and Commitment Therapy[1].

Trivia

"Pijn" is ook de benaming voor een pijnboom (Pinus), zoals ook de grove den.

Zie ook

Bronvermelding

  • Waarom is pijn zo persoonlijk? en nog 9 vragen over pijn, een artikel van Greetje van de Pol in het tijdschrift Health van mei/juni 2003.
  • Landelijke Pijnwerkgroep NICU's, een website voor zorgverleners in de pasgeborenenzorg.

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Pain op Wikimedia Commons.

rel=nofollow


Literatuur

  1. º Dahl, J.C., Wilson, K.G., e.a. (2005). Acceptance and Commitment Therapy for chronic pain. Reno: Context Press + McCracken, L.M. (2005). Contextual cognitive-behavioral therapy for chronic pain. Progress in pain research and management, vol. 33. Seatttle: IASP Press publications. + Kleen, M. & Heuts, P.H.T.G. (2008).ACT bij chronische pijn, In: A-Tjak & De Groot: Acceptance & Commitment Therapy. Een praktische inleiding voor hulpverleners.
rel=nofollow