Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Etrog
Een succadecitroen, ook bekend als cedercitroen, cederappel, muskuscitroen, etrog (Hebreeuws: אֶתְרוֹג) of met de wetenschappelijke naam citrus medica, is een grote geurige gele (of groene) citrusvrucht die uiterlijk op een citroen lijkt. Dit is een van de vier plantensoorten die joden gebruiken op het Loofhuttenfeest (Soekot).
De etrog is geel tot groengeel en heeft een dikke schil met ruwe oppervlakte. De schil is bitter en het vruchtvlees bitter tot zoet. Het hout van deze plant bevat een sterk geurende olie.
Gewoonlijk wordt de etrog geoogst wanneer deze nog groen is, en wordt gebruik gemaakt van ethyleengas om de etrog te laten rijpen. Dit gas wordt van nature vrijgegeven door appelen, zodat men de etrog in dezelfde doos kan leggen als appelen om deze te laten rijpen.
Deze citrusvrucht wordt gebruikt om succade of citronaat te maken: geconfijte stukjes gehakte citrusschil.
Oorspronkelijk biotoop
De etrog was net als de pompelmoes en de mandarijn een van de drie oorspronkelijke, niet gekweekte citrusvruchten. Hij kwam voor in Assam, aan de voet van de Himalaya. Het milde klimaat en de overvloedige neerslag in die streek waren ideale voorwaarden voor de etrog. In drogere en warmere gebieden heeft de plant menselijke hulp nodig om te overleven.
Gebruik in het jodendom
De etrog speelt een belangrijke rol in het joodse loofhuttenfeest. Hij wordt gebruikt als een van de vier gewassen die in Leviticus 23:40 staan voorgeschreven. De andere vermelde gewassen zijn de palmtak (lulav), mirtetak (hadassim), wilg (arawot).
De bij soekot gebruikte vrucht moet onbeschadigd, rein en vlekkeloos zijn. Dit houdt onder andere in dat de etrog zo weinig mogelijk zwarte puntjes in de schil mag bevatten. Bij de teelt wordt er extra aandacht aan besteed dat bladeren en takken worden weggesneden die de vrucht zouden kunnen beschadigen. Ook probeert men de bomen te beschermen tegen allerlei stof en koolstof, die in de schil zou kunnen worden opgenomen als een zwart puntje.
De punt of het kroontje van de etrog, die men pitoem noemt, mag niet afgebroken zijn, maar variëteiten die van nature geen kroontje bezitten worden wel geaccepteerd. Bovendien mag de vrucht niet van een veredelde boom afkomstig zijn.
Tijdens het gebed op soekot houdt men de etrog in de linkerhand, terwijl de takken van de drie andere planten samengebonden in de rechterhand worden gehouden.
In de Haggada-literatuur worden verscheidene symbolische betekenissen gegeven aan deze planten.
Op fresco’s en mozaïeken in antieke synagogen vanaf de eerste eeuw v.Chr. staan de etrog en de lulav dikwijls afgebeeld.
Etrog in Leviticus?
De etrog wordt niet met name genoemd in Leviticus 23:40. Letterlijk is er sprake van de vrucht van prachtige bomen, ets hadar. Hetzelfde woord betekent in modern Hebreeuws „citrusbomen” in het algemeen. Toen de Septuagintavertaling werd gemaakt, gaven de vertalers dit nog weer als „vrucht van prachtige bomen” (καρπὸν ξύλου ὡραῖον). In de rabbijnse commentaren in de Misjna duikt de etrog op. Aangezien de etrog niet zo mooi is als de granaatappel en niet te eten is, tenzij hij wordt verwerkt, werd hij blijkbaar uitgekozen wegens zijn lekkere geur.[1]
Zie ook
Verwijzingen
Vrije mediabestanden over etrog op Wikimedia Commons