Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Guillaume Frederic Charlier
Guillaume Frederic Charlier (Namen, 1818 - Nijmegen, 4 juli 1891) was een Nederlands dirigerend officier van gezondheid, ridder in de Militaire Willems-Orde.
Loopbaan
Charlier volgde een medische opleiding en woonde in maart 1848 de bestraffing bij van enige militairen, omschreven als volslagen schavuiten en ijverig volhardend in hun wangedrag, die rietslagen kregen ter bestraffing. Omdat deze bestraffing enige onrust verwekte verklaarde Charlier, die deze bestraffing als toeziend medicus bijwoonde, dat de slagen op een voor de gezondheid minst schadelijke manier waren toegepast. Charlier werd op 1 februari 1850 overgeplaatst (in de rang van officier der gezondheid derde klasse) van het Nederlandse leger bij het Nederlands-Indische leger en gelijktijdig bevorderd tot officier van gezondheid der tweede klasse. Hij vertrok op de 14de september 1850 vanuit het Koloniaal Werfdepot te Harderwijk te water naar het Nieuwe Diep met een detachement van 80 onderofficieren en manschappen, onder bevel van kapitein J.C.C. Henckel en tweede luitenants der infanterie De Roy van Zuijdewijn en C.A. van der Boom, om op de 16de aan boord van het schip Philips van Marnix zich in te schepen naar Oost-Indië. Hij werd in augustus 1857 overgeplaatst bij de civiele en militaire geneeskundige dienst te Banda en op 1 juli 1859 bevorderd tot officier der gezondheid eerste klasse bij de militaire geneeskundige dienst; tevens van Batavia overgeplaatst bij het groot militair hospitaal te Willem I.
Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo
Charlier werd bij Koninklijk Besluit van 18 februari 1861 nummer 82 benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde voor zijn verdiensten tijdens de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo; andere personen die in ditzelfde besluit tot ridder of officier in de Militaire Willems-Orde werden benoemd waren onder meer de luitenants Verstege, Borel en Pfeiffer, tweede luitenant Perelaer en majoor Verspyck, luitenant ter zee 2de klasse Jeekel, de sergeants Ter Woord en Kromkamp. Juni 1860. Schepens met de hoofdcolonne, sterk 100 bajonetten, één houwitser en één mortier met bediening onder Van den Hoek, zes sappeurs, en officier van gezondheid 1ste klasse Charlier, zou langs de grote weg recht op de stelling aanrukken. Deze was nagenoeg dezelfde als op de 8ste en bestond uit zeven afzonderlijke open bentings, die beschermd waren door de bijna onwaadbare soengej Passiraman en begrensd door een dicht bos dat een veilige terugtocht aanbood. Schepens verliet vroeg in de morgen van de 19de Martapoera, kwam tegen elf uur op een paal afstands van Passiraman, zond van daar Terwerda met 25 bajonetten in zuidoostelijke richting en sergeant Eggermont met een gelijk aantal bajonetten in noordoostelijke richting uit, om de vijandelijke stelling om te trekken. Verder voortrukkend zag de hoofdcolonne op de Pamatton enige vijanden, die door het slaan op gongs hun makkers seinen gaven. Het geschut op de plaats waar de 8ste de hoofdversterking stond, in batterij gebracht zijnde, werd door een kanonschot op de naastbij gelegen beting het signaal tot aanval van de omtrekkende detachementen gegeven. Prinsen zond nu bericht dat hij door de aanwezige terreinhindernissen zich verplicht had gezien in plaats van zuidwestelijk van soengej Passiraman, zoals de instructie luidde, noordwestelijk daarvan positie te nemen. Hierop beval Schepens hem de bentings om te trekken, in een zuidoostelijke richting post te vatten en de vluchtenden op te vangen.
Charlier werd in juni 1861 van de expeditionaire geneeskundige dienst in de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo overgeplaatst bij de militair geneeskundige dienst van het garnizoen te Weltevreden. Hij verkreeg per 1 juni 1862 een tweejarig verlof naar Nederland wegens ziekte en kwam op 1 oktober per Nieuw Holland aan in Nederland. Hij keerde in 1864 terug naar Indië per Jacob Roggeveen (december 1864) en werd, dan geplaatst bij het garnizoen te Meester Cornelis (januari 1865), per 1 oktober 1866 bevorderd tot dirigerend officier van gezondheid tweede klasse, inspecteur der hospitalen. In september 1868 verkreeg hij, wegens ziekte, een tweejarig verlof naar Nederland. Terug in Nederland werd hem bij Koninklijk Besluit (december 1869) op het daartoe door hem gedane verzoek met ingang van 1 september 1870 eervol ontslag verleend uit de dienst met toekenning van pensioen.
Bronnen, noten en/of referenties
|