Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Hendrik Willem van Tricht: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Gebruiker:Hendrik_Willem_van_Tricht&oldid=34084881 -1- Menke 22 dec 2012 meer niet)
 
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Hendrik_Willem_van_Tricht&oldid=46482715 9 apr 2016 Paul Brussel Hartenhof)
 
Regel 1: Regel 1:
'''Hendrik Willem van Tricht''' ([[Arnhem]], [[19 november]] [[1897]] - [[Velp (Gelderland)|Velp]], [[25 augustus]] [[1982]]) was een Nederlands literatuurkenner en literatuurwetenschapper.
'''Hendrik Willem van Tricht''' ([[Arnhem]], [[19 november]] [[1897]] - [[Velp (Gelderland)|Velp]], [[25 augustus]] [[1982]]) was een [[Nederland]]se docent, rector en publicist over letterkundigen.
 
==Familie==
Van Tricht was een lid van het in het ''[[Nederland's Patriciaat]]'' opgenomen geslacht [[Van Tricht]]. Hij was een zoon van generaal-majoor [[Aleid Gerhard van Tricht (1848-1925)]] en van Johanna Maria ter Haar (1862-1908). Hij was een broer van onder anderen generaal-majoor [[Aleid Gerhard van Tricht]] (1886-1969). Hij had uit twee huwelijken elk twee kinderen en trouwde voor de derde keer met de schrijfster [[Elisabeth Keesing]] (1911-2003).


==Loopbaan==
==Loopbaan==
Van Tricht volgde het [[gymnasium]], later de [[hogereburgerschool|H.B.S.]], en deed vervolgens staatsexamen. In 1918 begon hij aan de [[Universiteit Utrecht|Universiteit van Utrecht]] aan een studie [[Nederlands]]. Aldaar raakte hij bevriend met [[Piet Meertens|P.J. Meertens]]. Hij promoveerde [[cum laude]] bij dr. De Vooys op de [[dissertatie]] ''Frederik van Eeden, denker en strijder''. Na zijn [[kandidaats]] was hij werkzaam als leraar bij het Christelijk Lyceum te [[Zeist]] (1921) en was hij verder een der oprichters van het Van Eeden-genootschap. In 1926 veranderde hij van school en was als leraar te [[Baarn]] werkzaam en in 1928 werd hij als leraar aan het Amsterdams Lyceum benoemd. In januari 1940 werd Van Tricht tot [[Rector (school)|rector]] aangesteld aan het Lorentz-Lyceum te [[Eindhoven]],<ref>'Dr. H.W. van Tricht benoemd tot rector van het Lorentz-Lyceum', in het ''Utrechts Volksblad'', dat was als opvolger van de overleden dr. W.H. van Mels</ref> waar hij de daarop volgende twintig jaar zou blijven. Eén van zijn naaste collega's aldaar was de schrijver Lou Vleugelhof (echte naam: De Jonge). Te Eindhoven was hij medeoprichter van het [[Wetenschappelijk genootschap|Academisch Genootschap]] en kreeg hij voor de inzending van zijn werk over de dichter [[Pieter Corneliszoon Hooft|P.C. Hooft]] de gouden medaille in de prijsvraag die uitgeschreven was door het [[Teylers Tweede Genootschap|Teylers Genootschap]] (3 juni 1950).  
Van Tricht volgde het [[gymnasium]], later de [[hogereburgerschool|H.B.S.]], en deed vervolgens [[staatsexamen]]. In 1918 begon hij aan de [[Universiteit Utrecht|Rijksuniversiteit Utrecht]] aan de studie [[Neerlandistiek|Nederlandse taal- en letterkunde]]. Aldaar raakte hij bevriend met [[Piet Meertens|P.J. Meertens]]. Hij [[wetenschappelijke promotie|promoveerde]] [[cum laude]] bij C.G.N. de Vooys op de [[proefschrift|dissertatie]] ''Frederik van Eeden, denker en strijder''. Na zijn [[kandidaats]] was hij werkzaam als leraar bij het [[Christelijk Lyceum Zeist]] (1921). Hij was een der oprichters van het Van Eeden-genootschap. Hij veranderde enkele malen van school: in 1926 werd hij leraar aan [[Het Baarnsch Lyceum]] en in 1928 aan het [[Amsterdams Lyceum]]. In januari 1940 werd Van Tricht [[Rector (school)|rector]] van het [[Lorentz Casimir Lyceum|Lorentz Lyceum]] te [[Eindhoven]],<ref>'Dr. H.W. van Tricht benoemd tot rector van het Lorentz-Lyceum', in het ''Utrechts Volksblad'', dat was als opvolger van de overleden dr. W.H. van Mels</ref> waar hij tot 1960 bleef. Eén van zijn naaste collega's aldaar was de dichter Lou Vleugelhof ([[pseudoniem]] van Lau de Jonge). Te Eindhoven was hij medeoprichter van het [[Wetenschappelijk genootschap|Academisch Genootschap]]. Op 3 juni 1950 kreeg hij voor zijn werk over de dichter [[Pieter Corneliszoon Hooft|P.C. Hooft]] de gouden medaille in de prijsvraag van het [[Teylers Tweede Genootschap|Teylers Genootschap]].
 
Van Tricht weigerde in 1953 een regeringsopdracht om de ''Scheldsonetten'' van [[Willem Kloos (dichter)|Willem Kloos]] uit te geven. In plaats daarvan schreef hij een werk over [[Louis Couperus]], getiteld: ''Louis Couperus, een verkenning''. In 1963-1964 viel hij in als [[universitair docent|wetenschappelijk medewerker]] aan de [[Universiteit van Amsterdam]] voor de cursus [[17e eeuw|17e-eeuws]] [[Nederlands]]. Samen met [[Harry G.M. Prick]] gaf hij de [[correspondentie]] van [[Frederik van Eeden (schrijver)|Frederik van Eeden]] met [[Lodewijk van Deyssel]] uit. Alleen bewerkte hij een aantal brieven van Couperus. In deze tijd werkte hij ook aan de uitgave in vier delen van het ''Dagboek'' van Van Eeden. Het laatste gedeelte van zijn leven besteedde hij aan de brieven van Hooft, die hij toelichtte en voor publicatie gereed maakte.
 
== Van Tricht en Couperus ==
Van Tricht kreeg in de jaren 1950 een regeringsopdracht (van het [[Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap|ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen]]) tot het schrijven van een biografie Van Louis Couperus. De biografie verscheen in 1960. In dit boek verdeelde hij de inhoud van Couperus' werken in drie categorieën en wees hij op een verband tussen Couperus' houding tegenover zijn geaardheid en de neerslag daarvan in zijn boeken. Van Tricht noemde in zijn werk ''Louis Couperus, een verkenning'' Couperus een man met een groot gebrek aan zelfvertrouwen, "een schrijver met een onevenwichtig karakter door de overdreven ontplooiing van alle weke en vrouwelijke elementen in zijn karakter". Van Tricht omschreef Couperus verder als: "als dichter mislukt, als psychologisch romancier in één slag beroemd geworden, als schrijver van historische romans omstreden, als mythologisch romancier dikwijls verguisd; een merkwaardig figuur die zeventien jaar voor zijn dood opgehouden is met het schrijven van psychologische romans, opnieuw begon te dichten, maar zonder tot bundeling over te gaan en die ten slotte populair werd als journalist".<ref>'Groot schrijver nader getypeerd', in ''Leeuwarder Courant'', 24 mei 1961</ref> Het boek werd nog tweemaal herdrukt: in 1965 verscheen een "vermeerderde en herziene druk" die in 1980 nog eens werd herdrukt.


Van Tricht weigerde in 1953 een regeringsopdracht om de ''Scheldsonetten'' van [[Willem Kloos (dichter)|W. Kloos]] uit te geven. In plaats daarvan schreef hij een werk over [[Louis Couperus]], getiteld: ''Louis Couperus, een verkenning''. In dit boek verdeelde hij de inhoud van Couperus' werken in drie soorten en wees hij op een verband tussen Couperus' houding versus diens geaardheid en de weerslag daarvan in zijn boeken. In 1963-1964 fungeerde hij als invaller, in de functie van wetenschappelijk medewerker, aan de [[Universiteit van Amsterdam]] en gaf toen de cursus zeventiende eeuws Nederlands. Samen met [[Harry G.M. Prick|Harry Prick]] gaf hij de correspondentie van [[Frederik van Eeden]] met [[Lodewijk van Deyssel]] uit en alleen bewerkte hij een aantal brieven van Couperus. In deze tijd werkte hij tevens aan de uitgave in vier delen van het ''Dagboek'' van Van Eeden. Het laatste gedeelte van zijn leven besteedde hij aan de brieven van Hoofd, die hij toelichtte en voor publicatie gereed maakte.
Van Tricht heeft nog enkele malen over Couperus gepubliceerd. In 1962 besprak hij in ''[[De Gids (literatuur)|De Gids]]'' de uitgave ''Couperus en de Oudheid. Een opstel van W.E.J. Kuiper, en enkele brieven van Couperus'', zoals samengesteld door de [[classicus]] [[Wolter Everard Johan Kuiper]]. In 1963, toen Couperus honderd jaar geleden geboren was, verscheen onder andere ''[[Schrijversprentenboek]] 9'' van het [[Nederlands Letterkundig Museum]], gewijd aan Couperus. Van Tricht verzorgde de inleiding ervan. Hij droeg  ook bij aan het in dat jaar verschenen speciale nummer van ''[[Maatstaf (tijdschrift)|Maatstaf]]'', gewijd aan ''Louis Couperus als briefschrijver''. Nog in 1983 schreef hij over de relatie tussen Frederik van Eeden en Couperus.


==Van Tricht en Couperus==
===Kritiek ===
Van Tricht noemde in zijn werk ''Louis Couperus, een verkenning'' Couperus een man met een groot gebrek aan zelfvertrouwen, ''een schrijver met een onevenwichtig karakter door de overdreven ontplooiing van alle weke en vrouwelijke elementen in zijn karakter.'' [[Frédéric Bastet]] noemde als reactie op deze weergave van Couperus Van Tricht, die zijn boek in opdracht van het [[Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap]] schreef, ''een roddelaar, die de schrijver ontleedt aan de hand van allang verouderde [[Sigmund Freud|Freudiaanse]] begrippen.''<ref>'Gebundelde artikelen over Louis Couperus ''Een zuil in de mist'' ', in de ''Leeuwarder Courant'', 7 maart 1981</ref>  Van Tricht omschreef Couperus verder als: ''als dichter mislukt, als psychologisch romancier in één slag beroemd geworden, als schrijver van historische romans omstreden, als mythologisch romancier dikwijls verguisd; een merkwaardig figuur die zeventien jaar voor zijn dood opgehouden is met het schrijven van psychologische romans, opnieuw begon te dichten, maar zonder tot bundeling over te gaan en die tenslotte populair werd als journalist.''<ref>'Groot schrijver nader getypeerd', in ''Leeuwarder Courant'', 24 mei 1961</ref>
De "verkenning" van Couperus door Van Tricht oogstte veel kritiek. Dit betrof vooral de 'psychologische', zo niet 'psycho-analytische' benadering van de schrijver, die niet vrij was van waardeoordelen. In een uitgebreid artikel leverde Lieve Scheer als een van de eersten kritiek op de biografie.<ref>Lieve Scheer, 'Louis Couperus en de psychoanalyse', in: ''Spiegel der Letteren'' 5 (1961) 3, p. 182-210.</ref> Zo schreef ook [[Marc Galle]] zijn 'bedenkingen'.<ref>Marc Galle, 'Couperus en de psychoanalyse. Enkele bedenkingen', in: ''Nieuw Vlaams Tijdschrift'' 16 (1963) 1, p. 89-89</ref> Een zeer kritische bespreking van Bas den Ouden ([[pseudoniem]] van [[Frédéric Bastet]]) verscheen in ''Cartons voor letterkunde'' waarin hij schreef: "Maar de ruim zestig delen Couperus heeft hij [Van Tricht] geanalyseerd in een boekje dat men gemakkelijk in een avond uitleest en waarvan de quintessens deze is: Couperus was een homoseksueel, dat verklaart de verschillende genres die hij heeft beoefend, als psychopatische persoonlijkheid maakt hij een waarneembare ontwikkeling door waarbij vaderhaat, moederliefde en nooit behoorlijk aangepaste infantiliteit de belangrijkste keerpunten zijn waaromheen alles draait, en ten slotte: het verklaart zijn aristocratische houding tegenover de sociaal minder bevoorrechten die niet tot zijn kaste behoorden, hij was aanmatigend, ijdel, een poseur en het is geen wonder dat men hem uitlachte. We zijn er. Alle verwijten die vroegere generaties naar het hoofd van de arme Louis gesmeten hebben, zijn weer eens samengevat".<ref>Bas den Ouden, 'De kemenade van Couperus', in: ''Cartons voor letterkunde'' 2 (1961) 8 (februari), p. 16-23</ref> Couperus-[[biografie|biograaf]] Bastet noemde later Van Tricht, "een roddelaar, die de schrijver ontleedt aan de hand van allang verouderde [[Sigmund Freud|Freudiaanse]] begrippen".<ref>'Gebundelde artikelen over Louis Couperus ''Een zuil in de mist'' ', in de ''Leeuwarder Courant'', 7 maart 1981</ref>


==Bibliografie==
==Bibliografie==
*1927. ''Bloemlezing uit de werken van Frederik van Eeden'', Amsterdam
*1927. ''Bloemlezing uit de werken van Frederik van Eeden'', Amsterdam
*1931. ''Het Arnhemse geslacht Nijhoff, geschiedenis en genealogie.'' 's-Gravenhag
*1931. ''Het Arnhemse geslacht Nijhoff, geschiedenis en genealogie.'' 's-Gravenhage
*1934. ''Frederik van Eeden, denker en strijder.'' Dissertatie
*1934. ''Frederik van Eeden, denker en strijder.'' Dissertatie
*1939. ''Frederik van Eeden, De Broeders.'' Amsterdam  
*1939. ''Frederik van Eeden, De Broeders.'' Amsterdam  
Regel 33: Regel 41:
{{Appendix|2=
{{Appendix|2=
{{references}}
{{references}}
*[http://www.dbnl.org/tekst/_jaa003198301_01/_jaa003198301_01_0014.php ''Hendrik Willem van Tricht Arnhem 19 november 1897 - Velp 25 augustus 1982'' in het Jaarboek van de Nederlandse Maatschappij der Letterkunde]
*[http://www.dbnl.org/tekst/_jaa003198301_01/_jaa003198301_01_0014.php E.E. van Tricht-Keesing, ''Hendrik Willem van Tricht Arnhem 19 november 1897 - Velp 25 augustus 1982'', in: ''Jaarboek van de Nederlandse Maatschappij der Letterkunde 1982-1983'' (1984)]
}}
}}
{{authority control|TYPE=p|Wikidata=Q2495198}}
{{DEFAULTSORT:Tricht, Hendrik Willem van}}
{{DEFAULTSORT:Tricht, Hendrik Willem van}}
[[Categorie:Nederlands literatuuronderzoeker]]
[[Categorie:Nederlands literatuuronderzoeker]]

Huidige versie van 1 aug 2016 om 10:21

Hendrik Willem van Tricht (Arnhem, 19 november 1897 - Velp, 25 augustus 1982) was een Nederlandse docent, rector en publicist over letterkundigen.

Familie

Van Tricht was een lid van het in het Nederland's Patriciaat opgenomen geslacht Van Tricht. Hij was een zoon van generaal-majoor Aleid Gerhard van Tricht (1848-1925) en van Johanna Maria ter Haar (1862-1908). Hij was een broer van onder anderen generaal-majoor Aleid Gerhard van Tricht (1886-1969). Hij had uit twee huwelijken elk twee kinderen en trouwde voor de derde keer met de schrijfster Elisabeth Keesing (1911-2003).

Loopbaan

Van Tricht volgde het gymnasium, later de H.B.S., en deed vervolgens staatsexamen. In 1918 begon hij aan de Rijksuniversiteit Utrecht aan de studie Nederlandse taal- en letterkunde. Aldaar raakte hij bevriend met P.J. Meertens. Hij promoveerde cum laude bij C.G.N. de Vooys op de dissertatie Frederik van Eeden, denker en strijder. Na zijn kandidaats was hij werkzaam als leraar bij het Christelijk Lyceum Zeist (1921). Hij was een der oprichters van het Van Eeden-genootschap. Hij veranderde enkele malen van school: in 1926 werd hij leraar aan Het Baarnsch Lyceum en in 1928 aan het Amsterdams Lyceum. In januari 1940 werd Van Tricht rector van het Lorentz Lyceum te Eindhoven,[1] waar hij tot 1960 bleef. Eén van zijn naaste collega's aldaar was de dichter Lou Vleugelhof (pseudoniem van Lau de Jonge). Te Eindhoven was hij medeoprichter van het Academisch Genootschap. Op 3 juni 1950 kreeg hij voor zijn werk over de dichter P.C. Hooft de gouden medaille in de prijsvraag van het Teylers Genootschap.

Van Tricht weigerde in 1953 een regeringsopdracht om de Scheldsonetten van Willem Kloos uit te geven. In plaats daarvan schreef hij een werk over Louis Couperus, getiteld: Louis Couperus, een verkenning. In 1963-1964 viel hij in als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Amsterdam voor de cursus 17e-eeuws Nederlands. Samen met Harry G.M. Prick gaf hij de correspondentie van Frederik van Eeden met Lodewijk van Deyssel uit. Alleen bewerkte hij een aantal brieven van Couperus. In deze tijd werkte hij ook aan de uitgave in vier delen van het Dagboek van Van Eeden. Het laatste gedeelte van zijn leven besteedde hij aan de brieven van Hooft, die hij toelichtte en voor publicatie gereed maakte.

Van Tricht en Couperus

Van Tricht kreeg in de jaren 1950 een regeringsopdracht (van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) tot het schrijven van een biografie Van Louis Couperus. De biografie verscheen in 1960. In dit boek verdeelde hij de inhoud van Couperus' werken in drie categorieën en wees hij op een verband tussen Couperus' houding tegenover zijn geaardheid en de neerslag daarvan in zijn boeken. Van Tricht noemde in zijn werk Louis Couperus, een verkenning Couperus een man met een groot gebrek aan zelfvertrouwen, "een schrijver met een onevenwichtig karakter door de overdreven ontplooiing van alle weke en vrouwelijke elementen in zijn karakter". Van Tricht omschreef Couperus verder als: "als dichter mislukt, als psychologisch romancier in één slag beroemd geworden, als schrijver van historische romans omstreden, als mythologisch romancier dikwijls verguisd; een merkwaardig figuur die zeventien jaar voor zijn dood opgehouden is met het schrijven van psychologische romans, opnieuw begon te dichten, maar zonder tot bundeling over te gaan en die ten slotte populair werd als journalist".[2] Het boek werd nog tweemaal herdrukt: in 1965 verscheen een "vermeerderde en herziene druk" die in 1980 nog eens werd herdrukt.

Van Tricht heeft nog enkele malen over Couperus gepubliceerd. In 1962 besprak hij in De Gids de uitgave Couperus en de Oudheid. Een opstel van W.E.J. Kuiper, en enkele brieven van Couperus, zoals samengesteld door de classicus Wolter Everard Johan Kuiper. In 1963, toen Couperus honderd jaar geleden geboren was, verscheen onder andere Schrijversprentenboek 9 van het Nederlands Letterkundig Museum, gewijd aan Couperus. Van Tricht verzorgde de inleiding ervan. Hij droeg ook bij aan het in dat jaar verschenen speciale nummer van Maatstaf, gewijd aan Louis Couperus als briefschrijver. Nog in 1983 schreef hij over de relatie tussen Frederik van Eeden en Couperus.

Kritiek

De "verkenning" van Couperus door Van Tricht oogstte veel kritiek. Dit betrof vooral de 'psychologische', zo niet 'psycho-analytische' benadering van de schrijver, die niet vrij was van waardeoordelen. In een uitgebreid artikel leverde Lieve Scheer als een van de eersten kritiek op de biografie.[3] Zo schreef ook Marc Galle zijn 'bedenkingen'.[4] Een zeer kritische bespreking van Bas den Ouden (pseudoniem van Frédéric Bastet) verscheen in Cartons voor letterkunde waarin hij schreef: "Maar de ruim zestig delen Couperus heeft hij [Van Tricht] geanalyseerd in een boekje dat men gemakkelijk in een avond uitleest en waarvan de quintessens deze is: Couperus was een homoseksueel, dat verklaart de verschillende genres die hij heeft beoefend, als psychopatische persoonlijkheid maakt hij een waarneembare ontwikkeling door waarbij vaderhaat, moederliefde en nooit behoorlijk aangepaste infantiliteit de belangrijkste keerpunten zijn waaromheen alles draait, en ten slotte: het verklaart zijn aristocratische houding tegenover de sociaal minder bevoorrechten die niet tot zijn kaste behoorden, hij was aanmatigend, ijdel, een poseur en het is geen wonder dat men hem uitlachte. We zijn er. Alle verwijten die vroegere generaties naar het hoofd van de arme Louis gesmeten hebben, zijn weer eens samengevat".[5] Couperus-biograaf Bastet noemde later Van Tricht, "een roddelaar, die de schrijver ontleedt aan de hand van allang verouderde Freudiaanse begrippen".[6]

Bibliografie

  • 1927. Bloemlezing uit de werken van Frederik van Eeden, Amsterdam
  • 1931. Het Arnhemse geslacht Nijhoff, geschiedenis en genealogie. 's-Gravenhage
  • 1934. Frederik van Eeden, denker en strijder. Dissertatie
  • 1939. Frederik van Eeden, De Broeders. Amsterdam
  • 1946. Stereometrie van de Hollandse ziel. Leiden
  • 1949. Bloemlezing uit de gedichten van Frederik van Eeden. Amsterdam
  • 1951. Het leven van P.C. Hooft. Arnhem
  • 1954. Frederik van Eeden, Het lied van schijn en wezen, uitgegeven, ingeleid en toegelicht. Zwolle
  • 1960. Louis Couperus. Een verkenning. 's-Gravenhage
  • 1963. Over de Tagore vertalingen van Frederik van Eeden. 's-Gravenhage
  • 1963. Waarom, daarom. Keus en toelichting bij honderd brieven van Couperus in Maatstaf
  • 1963. Louis Couperus. 's-Gravenhage
  • 1964. De briefwisseling tussen Frederik van Eeden en Lodewijk van Deyssel. In opdracht van het Frederik van Eeden-Genootschap verzorgd en toegelicht. Zwolle
  • 1971. Frederik van Eeden, Dagboek 1878-1923. Culemborg
  • 1972. Bloemlezing uit de brieven van P.C. Hooft. Zutphen
  • 1976-1979. De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft. 's-Gravenhage
  • 1981. Casteleijn van de Huijse te Muijden. Hooft. Amsterdam
  • 1982. Uit het dagboek van Frederik van Eeden. Bloemlezing en toelichting. 's-Gravenhage
  • 1983. Onzeekerheid is leeven. Beschouwingen over Frederik van Eeden. Keuze uit bijdragen tussen 1935 en 1981 verschenen in de Mededelingen van het Frederik van Eeden-Genootschap. Leiden
Portaal Louis Couperus

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º 'Dr. H.W. van Tricht benoemd tot rector van het Lorentz-Lyceum', in het Utrechts Volksblad, dat was als opvolger van de overleden dr. W.H. van Mels
  2. º 'Groot schrijver nader getypeerd', in Leeuwarder Courant, 24 mei 1961
  3. º Lieve Scheer, 'Louis Couperus en de psychoanalyse', in: Spiegel der Letteren 5 (1961) 3, p. 182-210.
  4. º Marc Galle, 'Couperus en de psychoanalyse. Enkele bedenkingen', in: Nieuw Vlaams Tijdschrift 16 (1963) 1, p. 89-89
  5. º Bas den Ouden, 'De kemenade van Couperus', in: Cartons voor letterkunde 2 (1961) 8 (februari), p. 16-23
  6. º 'Gebundelde artikelen over Louis Couperus Een zuil in de mist ', in de Leeuwarder Courant, 7 maart 1981
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow