Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Gijsbert Brandt Hooijer: verschil tussen versies
(aanvulling) |
k (O heeft pagina Gijsbert Brand Hooijer hernoemd naar Gijsbert Brandt Hooijer) |
(geen verschil)
|
Huidige versie van 5 jun 2016 om 19:37
Gijsbert Brandt Hooijer Gijsbert Hooyer (Zaltbommel, 9 mei 1848 - Meran, 16 februari 1934) was een Nederlandse luitenant-kolonel en tekenaar, ridder in de Militaire Willems-Orde.
Loopbaan
Hooijer volgde de Koninklijke Militaire Academie (als jaargenoot van Wouter Cool, met wie hij ook later bevriend bleef en samenwerkte zowel in het leger als aan boeken) en werd op 1 juni 1869 benoemd tot tweede luitenant voor het wapen der infanterie voor het leger in Oost-Indië. Zijn jaargenoten en mede-infanteristen bij het Oost-Indische leger waren onder meer W.C. Nieuwenhuijzen en P. van Lawick van Pabst, bij de artillerie W. Boetje. Hooijer kwam in december 1870 in Nederlands-Indië aan en werd geplaatst bij het zesde bataljon te Buitenzorg. In het jaar 1878 vond de onderwerping van Habib Abdoe'r Rahman Alzahier plaats. Generaal van der Heijden, omringd door zee- en landofficieren, wachtte hem in de binnenzaal op. Eerder, op zondag 13 oktober, kwam omstreeks half tien een officier van de opname in vliegende vaart de Kraton binnen en rende naar de generaalswoning. Van der Heijden vloog naar buiten en eer Hooijer van zijn paard was gestegen hoorde de generaal dat Habib Abdoe'r Rahman 's morgens om 7 uur met gevolg te Anak Galoeng was aangekomen en tussen 1 en 2 uur te Kota Radja zou zijn. Tranen kwamen uit het enige oog van de generaal; hij greep Hooijer bij de hand en riep: is het waarachtig waar, heeft Habib zich onderworpen? Hooijer werd in september 1880 in de rang van eerste luitenant Eervol Vermeld voor zijn verrichtingen in de XXII en XXVI Moekims (Atjeh, gedurende de tijdvakken van 23 maart tot 17 juni en van 30 juni tot 5 september 1879). Hij werd benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde bij Koninklijk Besluit van 31 januari 1880 nummer 14 voor zijn werkzaamheden inzake de krijgsverrichtingen in de XXII en XXVI Moekims gedurende het tijdvak van 23 juli 1878 tot en met 23 maart 1879. Hij werd op 1 januari 1880 als eerste luitenant der militaire verkenningen overgeplaatst naar Tandjoer en op 1 september van dat jaar bevorderd tot kapitein; hij verkreeg op 1 juni 1885 een tweejarig verlof naar Nederland wegens 12 jaar onafgebroken dienst als officier in Nederlands-Indië. In 1890 verscheen de brochure Een schone bladzijde uit Atjeh's geschiedenis, geschreven door Hooijer en Cool, handelend over de tocht, tien jaar daarvoor, naar Selimoen onder generaal van der Heijden. Hooijer werd, in de rang van majoor (1 juli 1891) per 1 september ter beschikking gesteld van het Departement van Koloniën en per dezelfde datum overgeplaatst bij het linkerhalf eerste bataljon te Banjoe-Biroe. Hij gaf daarvoor ook les aan de Koninklijke Militaire Academie (vanaf 1 september 1890) als leraar in de Oost-Indische krijgsgeschiedenis en was ook technisch directeur der lithografie. Hij werd in 1893 eervol gepensioneerd met de rang van luitenant-kolonel en droeg het Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als officier met het cijfer XX.
Hooijer gaf in april 1895 in een vergadering van de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap een lezing over de militaire moraal die met name ging over de morele plichten van officieren tegenover zichzelf en hun stand. Hij publiceerde in 1896 in Eigen Haard een uittreksel van een brief van een vriend van de gesneuvelde eerste luitenant Vuyk aan diens vader, waarin nadere mededeling werd gedaan over over diens laatste strijdhandelingen. Ook schreef hij een brief aan de Nieuwe Rotterdamse Courant, waarin hij meldde: Op Lombok sloot men goedmoedig de ogen voor het gevaar en sloeg men geloof aan het woord van een Balinese vorst, op Atjeh vocht men willens en wetens met bezoedelde wapens en vertrouwde men op de eden van een schijnheilige schurk. Op Lombok werden onze soldaten als honden neergeschoten van achter de muren waartegen zij zich rustig en vol vertrouwen hadden moeten neerleggen, op Atjeh zitten zij nu in de elf posten buiten de geconcentreerde linie, omringd door 21 versterkte punten, waarin de legioenen van Teukoe Oemar en consorten als onze hulptroepen in bezetting liggen.[1] In 1896 publiceerden Hooijer en Cool samen het boek De Lombok-expeditie, waarbij Hooijer de illustraties verzorgde. In april 1897 nam hij deel in een commissie ten behoeve van de wereldtentoonstelling en in datzelfde jaar verscheen van zijn hand De verlaten posten op Groot-Atjeh, een geschiedkundige boek met onder meer topografische beschrijvingen van de bentings van de geconcentreerde linie. In 1899 verzorgde Hooijer de illustraties van het boek ter gelegenheid van het 5-jarig bestaan van de Nederlandse Militaire Bond. Hij vestigde zich eerst in Den Haag en overleed in 1934 in Italië, waar hij ook ter aarde werd besteld.
Koloniaal Instituut
Op uitnodiging van dr. J.W. IJzerman bezocht Hooijer de vergadering van de Commissie voor de symboliek van 6 mei 1916. Als adviseur. Maar, zo staat in de notulen van de vergadering van de Raad van Beheer van het Koloniaal Instituut te Amsterdam, op 19 juni van datzelfde jaar werd hij al als vast lid van de commissie aangesteld. Hij was een waardevolle aanwinst voor deze actieve commissie, die alle kunst op en in het gebouw aan de Mauritskade bedacht en liet uitvoeren. Als oud-militair van de Topografische dienst in Indië en als zeer verdienstelijk tekenaar bestond de bijdrage van Hooijer vooral uit het verstrekken van de juiste gegevens aan de beeldhouwers. Hij maakte de tekeningen van de onderwerpen die de commissie eerst vaststelde. Volgens zijn leidraad werden talrijke beeldhouwwerken uitgevoerd. Ervaring deed hij tevens op als adviseur voor de Indische afdeling op de grote tentoonstelling in Parijs in 1900. Toen Hooijer zijn werkzaamheden voor de commissie begon was hij zestig jaar (hij werd 86) en zocht hij, gezien zijn gezondheid, steeds het grootste deel van het jaar de warmere streken in Europa op. Zo reisde hij maanden lang van hotel naar hotel naar onder andere Rome, Florence en Nice. Steeds hield hij per uitvoerige briefwisseling contact met de commissie en had hij zo zijn zeer duidelijke inbreng. Een goed voorbeeld van zijn enorme ijver en inzicht is terug te vinden op de begane grond (vroeger: de bel-etage) van het Koloniaal Instituut, in de omgeving van de glazen lift. Hier is, over circa veertig strekkende meter in totaal, het verhaal afgebeeld van de eerste scheepvaart naar Indië door Cornelis de Houtman. Hooijer maakte, alvorens Louis Vreugde ging beeldhouwen, voor dit verhaal alle tekeningen. Bovendien zorgde hij voor een "sponsor" voor dit beeldhouwwerk. Door zijn bemiddeling schonk de heer H.E. Levert de benodigde 9.375 gulden die Vreugde voor de uitvoering vroeg.
Publicaties
- 1889, Een schoone bladzijde uit Atjeh's geschiedenis, door G.B. Hooijer en W. Cool, handelend over de tocht naar Selimoen onder generaal van der Heijden.
- 1896, De Lombok Expeditie, door W. Cool met illustraties van G.B. Hooijer. Uitgifte G. Kolff & Co Batavia - `s-Gravenhage,1896.
- 1897, De verlaten posten op Groot-Atjeh, een geschiedkundige boek met onder meer topografische beschrijvingen van de bentings van de geconcentreerde linie. Uitgave G.Kolff & Co, Batavia.
- 1897, Guide to the Dutch East Indies. Opgesteld in opdracht van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij door Johan Frans Van Bemmelen & G.B. Hooijer.
- 1899, illustraties ten behoeve van het boek ter gelegenheid van het 5-jarig bestaan van de Nederlandse Militaire Bond.
- 1900, Exposition Universelle Internationale de 1900 à Paris, Guide à Travers la Section des Indes Néerlandaises; Goupe XVII (Colonisation). C.M. Kan - H.D.H. Bosboom, G.B. Hooijer & C.M. Pleijte (Schrijvend committee).
- 1921, Dwerghert-verhalen (Kantjil-fabelen) uit den Oost-Indischen Archipel, in opdracht van de Raad van Beheer van het Koloniaal Instituut te Amsterdam door G.B. Hooijer omschreven en gebeeldbouwd door Louis J. Vreugde.
- 1931, De onzichtbare Boeddha, artikel in het blad Nederlandsch-Indië Oud en Nieuw.
- Jaartal onbekend, Ferdinand Vermeulen Krieger, Indische typen en krijgstafereelen (Twee delen in een band), door W.A. van Rees met illustraties door GB Hooijer. Uitgave G.Kolff & Co, Batavia.
- Jaartal onbekend, Toontje Poland (Twee delen in een band), door W.A. van Rees met illustraties door G.B. Hooijer. Uitgave G.Kolff & Co, Batavia.
- Jaartal onbekend, De eerste schipvaart der Nederlanders naar Oost Indië onder Cornelis Houtman, uitgave De Bussy Amsterdam.
Literatuur
- H.F.M. Jeltes, Willem Roelofs, Amsterdam 1911, p. 98-100
- J.Versteegh, 'Verandering tot die richting beteekent voor mij :zelfmoord'. De kentering in de eerste tien jaren van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift', De Boekenwereld 20 (2003-2004), p. 150
Linken
Informatie over deze kunstenaar bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
Portaal KNIL |
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Gijsbert Brand Hooijer op Wikimedia Commons.
Bronnen, noten en/of referenties
|