Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Ontwerpen in de Web 2.0-samenleving: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Ontwerpen_in_de_Web_2.0-samenleving&oldid=31160080)
 
(cats)
 
Regel 87: Regel 87:
* [[Max Bruinsma]]. [http://www.items.nl/2011/11/21/michele-champagne-wint-studentenprijs/ "Michèle Champagne wint Studentenprijs"], [[Items Magazine]], [[2011]]
* [[Max Bruinsma]]. [http://www.items.nl/2011/11/21/michele-champagne-wint-studentenprijs/ "Michèle Champagne wint Studentenprijs"], [[Items Magazine]], [[2011]]
* [[Andrew Blauvelt]]. [http://www.items.nl/2009/8/1/relationeel-design/ "Relationeel design"], [[Items Magazine]], [[2009]]
* [[Andrew Blauvelt]]. [http://www.items.nl/2009/8/1/relationeel-design/ "Relationeel design"], [[Items Magazine]], [[2009]]
[[Categorie: Design]]
[[Categorie: Informatica]]
[[Categorie: Programmeren]]

Huidige versie van 6 feb 2013 om 19:55

De rol van de ontwerper in de Web 2.0-samenleving is die van de redacteur. In de Web 2.0-samenleving staat de kennis van de amateur centraal. Om een relevante rol te blijven spelen voert de ontwerper daarom redactie over deze kennis. Zijn ontwerpen komen niet langer tot stand door het form follows function-principe maar ontstaan vanuit de input van de amateur of andersoortige data.

Achtergrond

Web 2.0

De term ‘Web 2.0’ wordt door velen toegeschreven aan Tim O’Reilly, die in 2004 de O’Reilly Media Web 2.0 conferentie organiseerde. O’Reilly gebruikt de term Web 2.0 om een duidelijk onderscheid te maken tussen het ‘oude’ (Web 1.0) en ‘nieuwe’ internet. O’Reilly wijst het knappen van de zogenaamde ‘dot-com bubble’ in 2001 aan als een omslagpunt voor het web. Een van de belangrijkste kenmerken van het web 2.0 is het web als platform. Waar voorheen het internet voornamelijk bestond uit eenzijdig communicerende servers (de computer thuis haalt informatie op van een server en toont bijvoorbeeld een persoonlijke website) ontstond er nu interactie. Het tonen van advertenties op een website is een van de eerste vormen hiervan: de advertentie op een bepaalde website wordt geladen vanuit een andere server als die waar de website op gehost wordt. Ook de iedereen bekende zoekmachine van Google is een goed voorbeeld. De content die wordt opgezocht door de zoekmachine staat niet op dezelfde server als de machine zelf, maar komt van alle uithoeken van het web.

User-generated content

Op het web 2.0-platform zijn de internetgebruikers niet alleen afnemers van informatie, maar dragen ze ook bij aan de inhoud die op internet verschijnt. Voorbeelden zijn:

Twitter Bovenstaande platforms zijn gedegen concurrentie voor de traditionele media. Microsoft moest zijn online encyclopedie sluiten omdat gebruikers de voorkeur geven aan een gratis en open bron als Wikipedia. BBC en CNN visten achter het net bij de nieuwsvoorziening over de tsunami in 2004; persoonlijke blogs van toeristen blijken een wereldwijd publiek sneller en gedetailleerder te kunnen informeren over gebeurtenissen. Traditionele media zijn hun dominante rol kwijtgeraakt als bewakers van gepubliceerde content, een rol die ze zijn kwijtgeraakt aan de massa. Internet heeft de macht teruggegeven aan het volk.

Kritieken

Bij platforms als Wikipedia ontbreekt het vaak aan redactie. De massa voorziet van informatie in plaats van de expert op het betreffende gebied, het ontbreekt aan academische referenties. Voormalig hoofdredacteur van de Encyclopaedia Britannica Robert McHenry bekijkt het interactieve internet dan ook sceptisch en noemt Wikipedia ‘een online project met als doel een encyclopedie te creëeren op basis van bijdragen en redactie van vrijwilligers, ongeacht hun kennis van het onderwerp of het vermogen om samenhangend te schrijven’.

Andrew Keen schrijft in zijn boek De @-cultuur kritisch over Web 2.0 platforms als MySpace en Facebook, en legt uit hoe deze en andere Web 2.0 fenomenen kunnen leiden tot de vernietiging van onze cultuur en de afbraak van onze beschaving. Ze zijn volgens hem verantwoordelijk voor een ‘jongerencultuur van digitaal narcisme’. Wanneer de jeugd, maar ook de maatschappij in het algemeen, op de genoemde platforms tot zelfexpressie wordt gestimuleerd gaat dat ten koste van het verwerven van kennis. Publicatie van zichzelf (de slogan van YouTube is ‘Broadcast Yourself’) zorgt dat er geen of minder kennis wordt genomen van professionele publicaties van bijvoorbeeld schrijvers, musici en filmmakers. Jongeren die zonder na te denken Wikipedia op vliegen om ergens iets over te weten te komen, zien hun docent niet meer als een autoriteit. Wikipedia, maar ook anonieme blogs en andere plaatsen op het web met door gebruikers toegevoegde informatie, maakt jongeren doof voor de stemmen van deskundigen en professionele journalisten.

Keen roemt een alternatief als Citizendium, een initiatief van Larry Sanger, de bedenker van Wikipedia. Sanger kreeg genoeg van de enorme hoeveelheid anonieme, van kwaliteit verstoken bijdragen en bedacht een manier om enerzijds in de buurt te komen van de kwaliteit van de Encyclopaedia Britannica en anderzijds te putten uit de participatie van het publiek. Hij kwam met Citizendium, een online encyclopedie waar een redactieteam de bijdragen van niet-anonieme gebruikers redigeert en controleert.

Web 2.0-principes in de de samenleving

Van oudsher heeft de macht in een samenleving altijd aan een kleine groep mensen (elite) behoort. Tot en met de moderne samenleving van voor WOII werd er gezag toegekend aan de grote religieuze en ideologische dogma’s als christendom of marxisme. Media uit deze tijd zijn televisie en radio, zij kennen eenrichtingsverkeer, dat wil zeggen dat enkele zenders (politici, organisaties, bedrijven) de massa bedienen. De traditionele rol van de ontwerper in deze is die van de bemiddelaar: de boodschap van de zender wordt ontworpen zodat de boodschap wordt vertolkt en de doelgroep wordt bereikt.

Hoe Web 2.0 hier verandering in heeft gebracht blijkt wel uit de recente ontwikkelingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, de Arabische Lente. Mensen hebben met hun mobieltje en een account op Twitter een stem gekregen om zich tegen het heersende regime uit te spreken. Via Facebook ontstaan bewegingen van mensen die elkaar oproepen om te protesteren.

Radio en televisie zijn verschoven van hun plaatst als belangrijkste media. Het postmodernistische tijdperk vroeg om haar eigen media en heeft die gekregen in de vorm van het interactieve internet. De principes van het Web 2.0 lagen al in het verlengde van de principes van de taalfilosofen. Iedereen heeft een stem gekregen. In de ontzuilde of versplinterde samenleving van vandaag zijn niet langer enkele zenders actief, maar velen. Er is niet langer een instituut met gezag dat de massa bedient, maar vele individuen bedienen ontelbaar veel niches. Het onderscheid tussen zender en ontvanger is vervaagd.

Crowdsourcing

Behalve de ondermijning van politieke systemen heeft ook het gezag van instituten en experts op een bepaald vakgebied sterk aan invloed ingeboet door de ontwikkelingen van het web. De amateur stelt zich op de hoogte via Wikipedia en uit zichzelf op YouTube. Hij neemt kennis van de visie van bloggers en anonieme bronnen en onderhoud zijn sociale contacten op Facebook. Via torrent programma’s is alles gratis te downloaden en over gebruikersrechten hoeft hij zich steeds minder zorgen te maken. Nummers worden gemixt en video’s worden bewerkt en terug op internet geplaatst.

Naast de ontwikkeling dat aan bestaande instituten steeds minder gezag wordt toegekend, wordt de kennis en ervaring van de massa in toenemende mate juist ook erkend door overheden, bedrijven en instituten, die graag gebruikmaken van de – vaak gratis – diensten van de amateur. Er valt door professionele fotografen niet te concurreren met agentschappen die stockfoto’s verkopen. Iedere wereldbewoner heeft wel een digitale camera en een kopie van Photoshop en kan prachtige foto’s uploaden. Andrew Keen uit in De @-cultuur zijn afschuw over de waardering van creaties van amateurs en noemt als voorbeeld een initiatief van The Barenaked Ladies, een band uit Toronto, die een wedstrijd organiseerde waarbij fans een nummer van hun laatste album konden remixen. De beste bewerking zou op cd worden uitgebracht. ‘Dat is zoiets als een chefkok die geen smakelijke maaltijd voor je kookt maar je alleen de ingrediënten verschaft’.

Ook ondernemingen beseffen dat amateuristische reclamefilmpjes niet alleen goedkoper zijn, maar dat de consument ze ook beschouwt als ‘echter’ en ‘eerlijker’ dan een professionele commercial. Er worden tal van wedstrijden georganiseerd waarbij amateurs hun in elkaar geknutselde stukje film kunnen insturen om zo bijvoorbeeld een leven lang gratis tortilla’s te kunnen eten.

De Web 2.0-ontwerper

De klassieke ontwerper kan ‘verhalen een context geven en betekenis manipuleren, hij is katalysator, redacteur, doorgeefluik en interpretator van boodschappen en verwijzingen,’ stelt Annelys de Vet in een column in Items uit 2006. Hier is sprake van een enkele opdrachtgever, een groot publiek en een ontwerper als bemiddelaar, die enerzijds de boodschap van een partij op een goede manier moet kunnen vertolken en anderzijds moet waken dat de boodschap communiceert en aansluit bij de behoeften en interesses van het publiek.

In het manifest Everyone is a designer! uit 2000 voorspellen Mieke Gerritzen en Geert Lovink de ‘democratisering van design’ omdat iedereen de middelen heeft of krijgt aangereikt om te ontwerpen. Dit wordt democratisering genoemd omdat de macht wordt teruggegeven aan het volk: iedereen kan alles zelf waardoor de macht van instituten wordt afgebroken. In ‘Everyone is a designer in the age of social media’ uit 2010 van dezelfde schrijvers wordt gesteld dat de beschikbaarheid van de gereedschappen en middelen om zelf te ontwerpen ook te danken is aan Web 2.0. Het ontwerp van de een wordt via internet beschikbaar gesteld en gebruikt door duizend anderen. Stylesheets en templates, logo-generators en vector pakketten helpen het individu om beeld te creëren.

De kennis en de expertise van de ontwerper en zijn vaardigheden om tijdschriften, websites, logo’s, posters en andere media een visuele vorm mee te geven wordt niet langer gewaardeerd en niet als kwalitatief beter worden ervaren dan een willekeurige template.

Ook liggen waarheid en leugen in een tijd waarin al het beeldmateriaal kan worden bewerkt en gemanipuleerd heel dicht bij elkaar. Voorbeelden: ‘Iemand heeft het op YouTube gezet’ was het excuus van een republikeinse presidentskandidaat naar aanleiding van een populair filmpje, waarbij zijn rivaal ervan werd beschuldigd belastinggeld te gebruiken om ‘tienermeisjes met een sonde in hun vagina naar pornofilms te laten kijken!’ Hij noemt ook een propagandafilmpje van de Duitse neonazipartij NPD, waarin beweerd wordt dat deze partij genoeg stemmen heeft gekregen om zitting te nemen in het parlement. De betrouwbaarheid wordt kracht bijgezet door de setting te gebruiken van ‘Tagesschau’, het meest betrouwbare Duitse televisiejournaal: een keurige nieuwslezer gezeten achter een bureau en met achter hem de kaart van Europa. De oplettende kijker kon echter een klein verschil zien: het studiologo was vervangen door een hakenkruis logo.

Nieuwe rollen

De ontwerper speelt opnieuw een rol van betekenis wil spelen wanneer hij hetzelfde doet als overheden, instituten en bedrijven: de kennis en ervaring van de amateur gebruiken en daar redactie over voeren, ordening in aanbrengen en redigeren. Zo blijft de rol van de ontwerper van toegevoegde waarde. Een initiatief als de encyclopedie Citizendium, waarbij gebruikgemaakt wordt van de kennis van de amateur en deze kennis tegelijkertijd geredigeerd en gecontroleerd wordt door experts, dient de ontwerper als voorbeeld.

Een voorbeeld van de kracht van de samenwerking tussen massa en curator is Upload Cinema, opgericht door Dagan Cohen en Barbara de Wijn. Zij zien een nieuwe beweging in de filmwereld: ‘Het hele interactieve proces van maken, mixen, kiezen, uploaden, commentaar geven, aanbevelen en reageren is de industrie ingrijpend aan het veranderen. (...) Film wordt steeds meer een sociale activiteit die draait om samenwerking.’ Upload Cinema toont door middel van thema’s trends op het gebied van internetfilmpjes en brengt redactie aan in de enorme hoeveelheid materiaal. Het belangrijkste is echter dat ze het amateurfilmpje van YouTube nu tonen in de schouwburg en grote bioscopen: ‘Upload Cinema wil deze spannende nieuwe manier van film maken en delen buiten het thuisdomein brengen, weg van het internet en het kleine beeldscherm en naar een ruimte die bedoeld is voor gezamenlijke ervaringen: de bioscoop.’

De vervagende grens tussen werkelijkheid en geconstrueerde werkelijkheid tast de ontwerper aan in zijn authenticiteit. Zijn ontwerp kan slecht concurreren met de massaproductie van de enorme hoeveelheid internetgebruikers. Met deze vervagende grens heeft hij echter ook een nieuw stuk gereedschap in handen. Dit wordt geïllustreerd door het feit dat filmmaker Floris Kaayk recentelijk in het nieuws wist te komen, omdat zijn pseudoniem Jarno Smeets helemaal niet echt had gevlogen met zijn ‘human birdwings’, zoals hij ons in een YouTube-filmpje had willen doen geloven. De filmmaker kon op deze manier echter wel aandacht vragen voor zijn onderwerp en publiciteit genereren.

De ontwerper kan macht hebben en invloed uitoefenen door input vanuit de massa te bundelen en daar redactie over te voeren, maar hij kan ook zelf nieuwe platforms ontwerpen. Dit kan een fysieke of online plaats zijn die door de ontwerper gemaakt is om specifieke input vanuit de internetgebruiker of, in het geval van een fysieke plaats, voorbijganger te vergaren. Wanneer de ontwerper de controle heeft over media waar de massa zich via uit kan hij een enorme invloed op hebben. De massa wordt namelijk gestuurd door de beperkingen en mogelijkheden van het platform waar de ontwerper de touwtjes van in handen heeft. Op Facebook kan elke gebruiker alles op zijn profiel plaatsen wat hij wil (binnen de grenzen van de evenals op YouTube aanwezige censuur overigens, wat ook een beperking is van het medium), maar vrienden kunnen hier enkel op reageren met ‘vind ik leuk’ en niet met ‘vind ik niet leuk’. Zo worden gebruikers dus gestuurd door de mogelijkheden en beperkingen van het medium. In het geval van een medium als YouTube geldt ook dat het aanbod de vraag – grotendeels – schept. Zonder het platform YouTube zouden mensen niet of in beduidend mindere mate de behoefte hebben om hun leven via filmpjes te delen met de wereld. De initiatiefnemers van YouTube hebben een service, een dienst geschapen die zowel voorziet in een behoefte als deze behoefte ook schept en aanwakkert.

Michèle Champagne, winnares van de Studentenprijs Grafisch Ontwerpen 2011, laat met haar eindexamenwerk aan het Sandberg Instituut zien hoe de ontwerper zijn nieuwe positie kan invullen. Haar werk bestaat uit een tijdschrift en een online forum genaamd ‘That New Design Smell’. In feite gaat het om een blad wat op het forum gegenereerde content publiceert. Op het forum worden korte artikelen of interviews geplaatst, waar lezers op kunnen reageren. In het blad wordt vervolgens een combinatie van artikelen en reacties gepubliceerd. Op de website van het project wordt het tijdschrift aangeduid als een kritisch design magazine, gebaseerd op dialoog in plaats van monoloog.

In 2008 lanceerde een reclamebureau, genaamd Modernista, haar nieuwe ‘website’, die bestaat uit een klein menu linksboven in het scherm die als laag bovenop elke willekeurige website ligt die je bezoekt. Het verwijst de bezoekers naar bestaande forums als Flickr en MySpace, waar het werk van het reclamebureau te zien is. Alhoewel de links naar hun accounts op de genoemde platforms uiteraard niet willekeurig zijn, suggereert de website een redactie over oneindig veel content.

Een relatief nieuw fenomeen wat zich bijvoorbeeld op YouTube voordoet, maar ook wordt gebruikt door filmmakers, is dat de kijker invloed heeft op het verloop van het in het filmpje vertelde verhaal. Een bekend voorbeeld is een commercial van Tipp-ex, waarin een jager wordt aangevallen door een beer. De kijker krijgt door middel van buttons de keuze of de jager de beer neer schiet, of niet. Kies je voor ‘shoot’ dan pakt de jager vervolgens het Tipp-ex apparaatje en haalt het ‘shoot’ uit de titel ‘A hunter shoots a bear’ weg. De kijker kan nu een werkwoord intypen naar keuze en krijgt vervolgens een filmpje te zien aansluitend op wat hij heeft ingetypt.

Ook multimediaal ontwerper Olivier Otten maakt onder het pseudoniem Selfcontrolfreak filmpjes waarbij het verloop steeds aan de kijker wordt overgelaten. Zo kun je als kijker in het filmpje ‘Cheers’ steeds beslissen of de persoon achter de tafel nog een blikje bier opentrekt, of nog een slok neemt. Wanneer dit uiteindelijk uitmond in kotsen voel je je als kijker schuldig aan dit feit. Met interactiviteit kan de ontwerper dus nieuwe vragen stellen.

Relationeel design

De praktijk waarbij het ontwerp niet zozeer het natuurlijke resultaat is van functionaliteit en esthetiek maar van gebruik en gebruikersgedrag, wordt wel relationeel design genoemd. De gebruiker van het product beïnvloedt de uiteindelijke vorm, alhoewel er vaak geen uiteindelijke vorm bestaat. In relationeel design worden de mogelijkheden en beperkingen van een medium of platform ontworpen. De ontwerper is daarom eerder een redacteur of programmeur dan de auteur van het werk. Hij gaat op deze manier op zoek naar systematische methoden waaruit het ontwerp voortkomt, in plaats van deze af te laten hangen van een aantal subjectieve en aanvechtbare beslissingen. Omdat de beschouwer op gebruiker zo een deelnemer wordt vervaagt het onderscheid tussen productie en consumptie.

Relationeel design is een term die reeds in de jaren ’90 werd gebruikt door curator en kunstcriticus Nicolas Bourriaud om een nieuwe kunststroming aan te duiden die toen opkwam. Andrew Blauvelt noemt in 2009 in Items Magazine een aantal voorbeelden: ‘een kunstenaar bereidt in een galerie een maaltijd voor de bezoekers; een ander kiest ervoor gedurende een paar uur een party te houden in plaats van de expositieruimte conventioneel te gebruiken; een tekst van een kunstenaar over diens fobie voor alleen dineren wordt uitgedeeld aan eenzame eters in een restaurant; een kunstenaar hangt een hangmat op in de beeldentuin van een museum.’

Ook in de wereld van de grafisch ontwerper komen deze principes terug. In 2006 maakten Luna Maurer en Jonathan Puckey voor een tentoonstelling over grafisch ontwerpen doe-het-zelfpakketten voor het maken van posters, waarbij de deelnemers instructies kregen in de vorm van spelregels en in datzelfde jaar laat designstudio Projects Projects eigen tentoonstellingscatalogi samenstellen door bezoekers met behulp van dozen, kaarten en poststickers. Daniel Eatock maakte al in 1998 zijn Utilitarian Poster, een ontwerp met witte vlakken en daarin een kleine aanwijzing voor de gebruiker zodat deze de poster kan afmaken.

Talloze voorbeelden zijn er ook te noemen waarbij de ontwerper niet langer redactie voert over of een podium biedt aan gebruikers, maar zijn ontwerp laat afhangen van een algoritmisch programma. Het ontwerp is dan gekoppeld aan bepaalde data die het programma krijgt aangeleverd. In 2008 maakte Lust voor het Graphic Design Museum in Breda het Poster Wall-project, waarin een programma 600 posters per dag genereerde op basis van verschillende internetbronnen waardoor data werd gegenereerd. Het Haagse duo LetTerror maakte in 2003 een lettertype dat van zwaarte en vorm kan veranderen afhankelijk van bijvoorbeeld de buitentemperatuur. Op deze manier wordt de ontwerper tot degene die het proces faciliteert en begeleidt in plaats van de auteur. Zijn rol verdwijnt zo uit het centrum in vergelijking met de rol die de traditionele ontwerper speelde.

Wanneer de traditionele rol van de ontwerper is uitgespeeld en hij zich nu moet richten op het ontwerpen van media en platforms, heeft dat ook iets te zeggen over de scholing van de nieuwe generatie. Waar vroeger, voor de komst van Adobe-pakketten en aanverwante software, kennis nodig was van letterzetten en drukinkten, moest de ontwerper na hem weten hoe hij door de tienduizenden functies van InDesign kon navigeren. De nieuwe generatie ontwerpers echter hebben te maken met een verbredend vakgebied waarvan de grenzen vervagen. Het werk van de ‘relationele ontwerper’ kan evengoed het organiseren zijn van een workshop, het programmeren van een platform op internet, of het redactie voeren over een verzameling door gebruikers geproduceerde foto’s.

Literatuur