Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Wilde-dierenleed

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Wilde-dierenleed is het lijden van niet-menselijke dieren in de natuur door oorzaken als ziekte, verwondingen, honger, natuurrampen, en het ten prooi vallen aan andere dieren. Wilde-dierenleed wordt al langere tijd besproken in het kader van de godsdienstfilosofie als een voorbeeld van het probleem van het kwaad.[1][2][3][4][5] Recentelijk zijn een aantal academici het probleem gaan bekijken als een algemene morele kwestie, een die mensen eventueel in staat zijn om te voorkomen.[5][6][7][8][9][10][11][12][13][14][15]

Er is onenigheid rond dit laatste punt. Velen vinden dat menselijk ingrijpen onethisch, onhaalbaar, of beiden is.

Voorbeelden van leed in de natuur

Predatie

De grootste groep van zoogdieren zijn knaagdieren.[16] Voor woelmuis- en muissoorten is predatie waarschijnlijk de grootste doodsoorzaak.[17][18][19][20] Roofdieren van kleine knaagdieren zijn onder andere roofvogels, katten, honden, spitsmuizen en marterachtigen.[21][20] Jachtmethoden van deze dieren verschillen. Huiskatten vermoeien eerst hun prooi door ermee te 'spelen' en vervolgens doden ze de prooi met een beet in de nek.[22][23] Honden doden kleine prooien door ze in hun bek te schudden.[24] De kortstaartspitsmuis vangt woelmuizen en andere spitsmuizen door op hen in te kauwen tot het gif in het speeksel de prooi verlamt of doodt.[25] Wezels doden hun kleinere, muisachtige prooien door met beten in het achterhoofd de nek te breken. Wezels kunnen ook grotere prooien aan zoals konijnen, die tot tien keer groter zijn dan zijzelf.[26] Deze prooien worden ook in de nek gebeten, maar sterven aan bloedverlies of aan shock.[27]

Twee andere voorbeelden van roofdieren zijn de Afrikaanse wilde hond en de gevlekte hyena. Van de Afrikaanse wilde hond zijn in het wild rond de 6600 dieren.[28] Hun prooien zijn voornamelijk Thomsongazelles en gnoes.[29] Er zijn tussen de 27000 en 47000 gevlekte hyena's in het wild,[30] zij jagen voornamelijk op gnoes, zebra's en gazelles.[31] Voor de blauwe gnoe is geschat dat 37% van de sterftegevallen komt door predatie.[32]

De jachtstrategieën van beide diersoorten is vergelijkbaar. Wanneer de dieren in groepen jagen op grotere dieren bijten ze in de benen van hun prooi tot deze neervalt. Vervolgens wordt het dier door de groep uit elkaar getrokken of levend gegeten, beginnend bij de ingewanden. Kleinere dieren als hertenkalfjes worden eerst met de mond geschud tot ze sterven en daarna pas opgegeten.[29]

Het is mogelijk dat de slachtoffers niet zoveel lijden als we zouden verwachten. Terwijl hij of zij gegeten wordt kan kan het dier in shock verkeren.

De algemeenheid van leed in de natuur

Natuurlijke selectie

Evolutiebioloog Richard Dawkins stelt in zijn boek River out of Eden dat het lijden van wilde dieren het gevolg moet zijn van natuurlijke selectie, en hiermee niet om uitzonderlijke gevallen gaat maar om een algemeenheid. Hij beschrijft de volgende evolutionaire mechanismen die hieraan bijdragen:[33]

  • Egoïstische genen - genen zijn onverschillig over het welzijn van het individu zo lang DNA maar wordt overgedragen.
  • De strijd om het bestaan - concurrentie over beperkte voedselbronnen of watervoorziening zorgt ervoor dat de meeste organismen sterven voor ze hebben kunnen voortplanten.
  • Malthusiaanse catastrofe - zelfs periodes van overvloed zorgen uiteindelijk voor overpopulatie en een daaropvolgende populatie crash.

Ook Charles Darwin beschrijft in zijn autobiografie dat het vele lijden dat in de natuur voorkomt in overeenstemming is met de theorie van natuurlijke selectie, maar in tegenstelling tot Dawkins stelt hij dat genot hierbij de belangrijkste drijfveer is.[1]

R/k strategie

In de theorie van r/K-strategie wordt onderscheid gemaakt tussen twee voortplantingsstrategieën. Organismen die de K-strategie volgen hebben weinig nakomeling en kunnen hierdoor veel energie steken in de zorg voor hen. Organismen die de r-strategie volgen krijgen een groot aantal nakomelingen en investeren minder in ouderlijke zorg. Voorbeelden van r-strategen zijn de huismuis die rond de 100 nakomelingen krijgt, de Canadese gans die rond de 85 nakomelingen krijgt, de seychellenreuzenschildpad die 250 eieren kan leggen en de maanvis, die 900 miljoen eieren per legsel legt. In een stabiel ecosysteem zullen per moeder maar twee nakomelingen overleven, en veel dieren zullen sterven voordat zij volwassen zijn.

Deze voortplantingsstrategieën zijn door natuurlijke selectie ontstaan om genen door te geven, niet om geluk te maximaliseren. Omdat een kort leven weinig gelegenheid biedt tot positieve ervaringen en omdat sterven in de natuur vaak op een pijnlijke manier gebeurt, wordt beweerd dat het gemiddelde leven van een dier in de natuur meer leed dan geluk bevat.[34][35][36]

Verband met het theologische probleem van het kwaad

Zie: Probleem van het lijden

Leed vermindering door menselijk ingrijpen

Mensen zijn al langere tijd bezig met het leed in de natuur te verminderen. Doorgaans zijn voordelen voor de mens de motivatie.

Vaccinaties

Wanneer wilde dieren besmet zijn met een bepaalde ziekte kan dit een gevaar zijn voor huisdieren, boerderijdieren en beschermde diersoorten omdat zij hier ook besmet door kunnen raken. Een voorbeeld hiervan is het hondsdolheidsvirus waar in Europa vossen de voornaamste drager van zijn. Sinds 1978 zijn er projecten in stand om vaccinaties bij vossen toe te brengen door middel van het verspreiden van koekjes of ander voedsel met een vaccinatie er in verwerkt. Sindsdien is hondsdolheid sterk teruggenomen en in sommige delen van Europa zelfs volledig geëlimineerd.[37][38]

In de Verenigde Staten zijn vergelijkbare projecten om wasberen tegen hondsdolheid te vaccineren.[39] Er zijn projecten in ontwikkeling om koala's op grote schaal tegen chlamydia te behandelen,[40][41] en om prairiehonden tegen de pest te beschermen.[42]

Populatiecontrole

Wanneer er in een gebied veel dieren van een bepaalde diersoort zijn kunnen deze overlast voor mensen veroorzaken. Een klassieke manier om de populatie terug te brengen is het neerschieten van de dieren, maar een andere methode is om de dieren onvruchtbaar te maken en zo voortplanting te verminderen. Bij herten is dit al meerdere malen succesvol toegepast door middel van een injectie die tot vijf jaar kan werken. Het nut naar mensen is voornamelijk in de buitenwijken waar herten niet kunnen worden neergeschoten omdat ze te dicht bij mensen zijn. Het grootste nadeel van anticonceptie-injecties is dat het $300 tot $500 per hert kost.[43][44][45] Voor duiven en ganzen is er een andere methode beschikbaar waarbij de dieren voedsel krijgen aangeboden met een anticonceptiemiddel dat voor een dag werkt.[44] Dierenrechtenorganisaties promoten en sponsoren dergelijke projecten.[46][47]

Individuen helpen

De bovenstaande projecten zijn voornamelijk bedoeld om voordelen voor mensen te bieden, het welzijn van wilde dieren is slechts een bijkomend voordeel. Voorstanders van dierenrechten zouden vergelijkbare projecten willen uitvoeren ook wanneer deze geen directe voordelen voor mensen hebben. Voorbeelden van andere mogelijke interventies om individuele dieren te helpen zijn het verwijderen van roofdieren uit natuurgebieden,[48] roofdieren niet opnieuw in natuurgebieden introduceren,[49][35] medische zorg bieden aan zieke of gewonde dieren,[50][12][51] en wilde dieren beschermen tegen natuurrampen.

Discussie rond ingrijpen om wilde-dierenleed te verminderen

Redenatie vanuit de dieren

De morele basis voor het ingrijpen in de natuur om het lijden van wilde dieren te verminderen kan gebaseerd zijn op dierenrechten of op dierenwelzijn. Vanuit een dierenrechtenperspectief wordt beredeneerd dat dieren het recht hebben op lichamelijke integriteit en dat we moeten ingrijpen als andere dieren deze integriteit schaden.[52]

Vanuit een dierenwelzijnsperspectief wordt beredeneerd dat moet worden ingegrepen wanneer het lijden van dieren verminderd kan worden zonder meer lijden te veroorzaken.[50] Voorstanders van interventie stellen dat het niet-ingrijpen inconsistent is met beide van deze standpunten.

Filosoof Peter Singer hangt het dierenwelzijnsperspectief aan. Hij is van mening dat ingrijpen in de natuur gerechtvaardigd is wanneer we betrekkelijk zeker kunnen zijn dat dit op lange termijn het lijden van dieren sterk vermindert. In de praktijk waarschuwt Singer voor ingrijpen omdat hij denkt dat dit meer kwaad dan goed zal doen.[53][54]

Anderen zijn het met dit laatste punt eens, en vinden dat ingrijpen onpraktisch zou zijn om de hoeveelheid werk die het met zich meebrengt en omdat ecosystemen te complex zijn om te weten of een interventie meer goed dan kwaad aanricht.[55][56] Een tegenargument hierop is dat mensen al veel ingrijpen in de natuur om andere redenen dan het helpen van dieren, namelijk voor onze eigen belangen of voor natuurbehoud en dat we op deze manier inzicht hebben gekregen op het effect van interventies.[34][50]

De intrinsieke waarde van de natuur

In het essay On Nature, schrijf utilitair filosoof John Stuart Mill over het lijden in de natuur en de vanzelfsprekendheid van het verzet hiertegen. Hij schrijft dat het alledaagse leven in de natuur zo gruwelijk is dat wanneer mensen zich hetzelfde zouden gedragen ze veroordeeld zouden worden tot zware straffen. Het idee dat de natuur idyllisch is, en een voorbeeld is voor hoe zaken zouden moeten verlopen, is volgens hem slechts poëtisch sentiment dat uit elkaar valt wanneer we er kritisch naar kijken.[57]

Filosoof Holmes Rolston III is van mening dat mensen geen plicht hebben om in te grijpen bij natuurlijk lijden en dat dit lijden niet onethisch is.[58] Hij waardeert roofdieren in de natuur om de belangrijke rol die ze spelen in hun ecosystemen. Anderen vinden dat mensen wel beschermd moeten worden van roofdieren omdat mensen geen onderdeel van de natuur zijn.[59][60] Anderen vinden dat prooidieren hun natuurlijke rol vervullen, hierdoor is gegeten worden of sterven op een andere manier het gewenste einde op hun leven.[52]

Sommigen beweren dat de instandhouding van de natuurlijke gang van zaken slecht samengaat met het beschermen van individuele dieren.[61] Er zijn verschillende voorbeelden van tegenstellingen te noemen. Bijvoorbeeld zijn voorstanders van dierenrechten tegen het jagen op uitheemse soorten om de dierenpopulatie onder controle te houden[62] en tegen het herintroduceren van roofdieren of diersoorten met een hoog sterftecijfer.[63] Een ander voorbeeld van een conflict is dat voorstanders van dierenrechten tegen het behouden en beschermen van natuurgebieden kunnen zijn omdat volgens hen het meeste dierenleed in de natuur plaats vindt.[35][59]

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

Q17395477 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)

rel=nofollow
rel=nofollow