Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Videorecorder
Een videorecorder is een apparaat waarmee beeldsignalen opgenomen kunnen worden op videoband. Deze banden zijn of waren verkrijgbaar in verschillende typen: Ampex, Betamax, Betacam SP, Hi 8, S-VHS, U-matic, VCR, VHS, Video 8 en Video 2000.
Van band naar cassette
VCR was een systeem voor videocassette, ontwikkeld door Philips. Het was een van de eerste systemen voor het opnemen van beeld en geluid die met cassettes werkten.
Eerdere systemen werkten net als bandrecorders met losse spoelen. Het VCR-systeem werkte met een speciale cassette, waarbij de twee spoelen boven elkaar lagen, en niet naast elkaar, zoals bij de latere modellen videorecorders. De cassettes hadden nog een tamelijk korte speelduur: 30, 45 en 60 minuten, en waren bovendien erg duur. Bij de latere VCR-modellen werd de speelduur ruim verdubbeld. Helaas waren deze niet uitwisselbaar met de eerdere modellen, als gevolg van een andere techniek. De VCR-lijn werd opgevolgd door Video 2000.
In de consumentenmarkt werd het VHS-formaat uiteindelijk het meest gebruikte formaat voor videorecorders, hoewel andere formaten, met name Video 2000, van betere kwaliteit waren.
Techniek
Voor opname van geluid, met frequenties tot ca. 20 kHz, is een bandsnelheid van enkele cm/s voldoende. Moderne consumentenbandrecorders lopen voor de beste geluidskwaliteit op 19 cm/s; (semi-)professionele bandrecorders lopen veelal op 38 cm/s of zelfs 76 cm/s. De informatie wordt met de kop van een elektromagneet met smalle spleet op de bewegende band geschreven en weer afgelezen. Een signaal op de band met een golflengte kleiner dan twee maal de spleetbreedte wordt bij weergave sterk verzwakt. Dit bepaalt de minimale bandsnelheid.
Een videosignaal bevat veel hogere frequenties dan geluid en vereist daarom een hogere bandsnelheid, ca. 3 m/s. In de eerste videorecorders liep de band inderdaad met die snelheid. Een dergelijk snelheid resulteert natuurlijk in een groot bandverbruik, dus zeer grote spoelen, en allerlei technische problemen bij het aandrijven van die spoelen. Om met kortere banden te kunnen werken, werd de band steeds aan het einde omgekeerd en de band met een groot aantal sporen beschreven. Dit levert elke paar minuten een onderbreking in het signaal aan het eind van de band, en ook snelle slijtage.
De oplossing bestaat uit roterende koppen. De band loopt langzaam, en de koppen bevinden zich op een snel draaiende trommel die korte vegen op de band registreert. Er zijn twee mogelijkheden, het professionele transversale systeem en het longitudinale systeem voor consumentenapparatuur.
Transversaal
De band loopt horizontaal, net als in een audiorecorder. De trommel bevat vier koppen en draait om een horizontale as. Er worden verticale stroken op de band geregistreerd. De band is 2 inch breed.
Longitudinaal
De band loopt een beetje schuin, de ene spoel staat wat hoger dan de andere. De band wordt in een lus van iets meer dan 180 graden om de trommel geleid. De as van de trommel is verticaal. Er bevinden zich twee koppen in de trommel, waarbij elke kop een half videobeeld (een heel raster) voor zijn rekening neemt.
Bij moderne videocassetterecorders is de hele constructie een beetje schuin opgesteld. De spoelen liggen dan even hoog en de trommel staat een beetje schuin.
VCR
De kwaliteit van het klassieke VCR-systeem was redelijk goed te noemen. Wel traden er, zeker bij de eerste VCR-modellen, veel storingen op. De koppen sleten erg snel. Reparaties waren moeizaam en daardoor duur. De apparaten waren namelijk opgebouwd met "discrete elektronica", losse componenten in plaats van geïntegreerde schakelingen. Ook was er nog veel mechaniek aanwezig: het hele loopwerk en de sturing van de bandfuncties waren mechanisch.
Stoorstrepen
De consument verlangde behalve normale weergave ook de mogelijkheid van versnelde en vertraagde weergave en stilstaand beeld. Hierbij is het nodig de band een andere dan de normale snelheid te geven. De koppentrommel moet echter zijn normale snelheid behouden om de synchronisatie van het televisiebeeld niet te verstoren. Hierdoor volgen de koppen het opgetekende spoor niet meer, maar komen bij naastgelegen sporen terecht, waardoor het televisiebeeld stoorstrepen vertoont. (Bij wisseling van spoor moet nl. eerst het spoor van het andere halve beeld gepasseerd worden.)
Met behulp van extra weergavekoppen kunnen de stoorstrepen minder storend worden gemaakt. De videorecorders van het Video 2000-systeem hebben dynamische spoorvolging, dat wil zeggen dat de magneetkoppen piëzo-elektrisch bestuurbaar zijn, waardoor ze het spoor altijd volgen, en er geen stoorstrepen optreden. Tevens kan hierdoor de informatiedichtheid vergroot worden, zodat slechts de halve breedte van de band voor de opname wordt gebruikt. Door de cassette om te keren kan de andere helft gebruikt worden, waardoor de speelduur verdubbeld werd.
Geluid
Voor optekening van het bij het beeld behorende geluid kan een aparte, vast opgestelde kop worden gebruikt. Door de lage bandsnelheid en smalle beschikbare spoorbreedte is de geluidskwaliteit matig, en nauwelijks voor muziek geschikt.
Een latere ontwikkeling is om het geluid op een draaggolf te moduleren en deze op dezelfde manier als het beeld te registreren. Dit levert stereogeluid van zeer goede kwaliteit. Ook is opname van tweetalige programma's mogelijk. In tegenstelling tot de opname met een vast opgestelde kop kan dit geluid nadien niet worden vervangen zonder de video-opname te beïnvloeden, maar ter wille van de compatibiliteit wordt het geluid tevens op de oude wijze opgenomen. Bij weergave kan dan het gewenste geluidssignaal gekozen worden.
Programmeren
Alle consumentenmodellen zijn programmeerbaar, dat wil zeggen dat vooraf kan worden ingesteld wanneer een opname moet plaatsvinden, en van welke televisiezender. Hiertoe is een televisietuner ingebouwd, zodat het televisietoestel niet hoeft aan te staan, of gelijktijdig naar een ander programma kan worden gekeken. Minimaal moeten de dag, de zender en de begin- en eindtijd opgegeven worden. In plaats van een zender kan een van de extra ingangen als bron gekozen worden. Om de opname op het juiste moment te starten beschikt een videorecorder over een ingebouwde klok met kalender, die dan ook nauwkeurig ingesteld moet worden. Soms kan deze met behulp van teletext gelijkgezet en bijgehouden worden, zodat ook begin en eind van de zomertijd geen ingrijpen vereisen. Vaak kan worden ingesteld of het programma periodiek (dagelijks of wekelijks), met normale of halve snelheid, en met of zonder PDC moet worden opgenomen. Een opname kan maximaal een week tot soms wel een jaar vooruit geprogrammeerd worden.
Programmeren kan, afhankelijk van het apparaat, op verschillende manieren: met behulp van toetsen op de afstandsbediening of het apparaat zelf, waarbij op het display de voortgang getoond wordt. Sommige recorders gebruiken in plaats van het display het televisiebeeld als feedback, wat bezwaarlijk is als een ander televisie wil kijken. Soms kunnen de gegevens eerst in de afstandsbediening worden opgeslagen en dan in één keer naar de recorder overgebracht. Weer andere recorders kunnen de informatie van de programmapagina's op teletext lezen: paginanummer en gebruik van PDC kunnen vooraf per zender worden ingesteld; het volstaat dan om de zender te kiezen en de juiste regel op de pagina aan te geven. Bij recorders met een archiefsysteem wordt dan tevens de titel opgeslagen. Gezien de hoeveelheid in te voeren gegevens is opnamen programmeren voor sommigen te ingewikkeld. In een poging hieraan tegemoet te komen is ShowView ontwikkeld.
Aansluitingen
De videorecorder heeft twee antenneaansluitingen, een ingang en een uitgang. Op de ingang wordt een televisieantenne of kabelsignaal aangesloten, de uitgang wordt met de antenne-ingang van het televisietoestel verbonden. Zo beschikken beide apparaten over het antennesignaal, en weergave kan via deze zelfde verbinding plaatsvinden.
Door kleine snelheidsvariaties van de koppentrommel is het signaal van een videorecorder minder stabiel dan dat van een rechtstreekse uitzending, wat bij oudere televisietoestellen steevast een scheeftrekkend beeld oplevert. Bij nieuwe toestellen is hiermee rekening gehouden; sommige voorkeuzetoetsen, vaak 0 en/of de laatste, zijn speciaal voor de videorecorder aangepast.
Nieuwere televisietoestellen hebben ook een video-ingang. Weergave via deze ingang in plaats van de antenneaansluiting maakt een iets betere beeldkwaliteit en stereoweergave mogelijk, doordat het signaal niet opnieuw gemoduleerd hoeft te worden.
Bij een videoaansluiting is een signaal in beide richtingen mogelijk, zodat de videorecorder niet alleen het signaal afkomstig van zijn ingebouwde tuner kan opnemen, maar ook dat van het televisietoestel.
Nieuwere modellen zijn verder vaak voorzien van extra aansluitingen voor o.a. geluidsapparatuur, een videocamera en S-VHS.
De opvolger
Vanaf 2007 wordt de videorecorder meer en meer verdrongen door de bespeelbare dvd en de harddiskrecorder.
Vrije mediabestanden over Videorecorder op Wikimedia Commons