Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Traiectum (oud)

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:Traiectum munt.jpg
Traiectum-munt van de muntmeester Madelinus uit 640 met het randschrift TRIECTO FIT (gemaakt in Traiecto)

In het Frankische Rijk (428-987) bestond een stad Traiectum in de periode van ca. 450 tot ca. 850. Voorafgaand aan deze periode wordt de plaats al gemeld rond 250 in het Itinerarium Antonini, een Romeinse reisgids. Op route 205 noemt de gids de volgende plaatsen en afstanden (in leuga van 2,5 km): Lugduno, caput Germaniarum – X – Albanianis – XVII – Traiecto – XV – Mannaricio – XXII – Carvone – XXII – Harenatio (Kleef). Het genoemde Traiecto ligt op 59 leuga (147 km) van Kleef.

Traiectum vanaf 450

Traiectum was de stad waar vanaf 450 de bisschoppen van Tungris (Tongeren) hun toevlucht zochten: „in 450 vlucht bisschop Aravatius uit Tungris voor de tornado van het land binnenvallende Hunnen, en begeeft zich naar Traiectum”.[1] Daar waren ze onder bescherming van de Frankische heersers. Het bisdom ressorteerde het onder het aartsbisdom Reims. De opeenvolgende Tungerse bisschoppen bleven daar tot circa 700. Traiectum bleef al die tijd een (asiel) bisdom. In 700 vertrokken ze naar Luik.

De Franken waren rond 300 als foederati (bondgenoten) door de Romeinen geaccepteerd en kregen het Eiland van de Bataven (de Betuwe) als woongebied toegewezen om daar de noordgrens van het Rijk te verdedigen. Na het ineenstorten van het Romeinse Rijk trokken ze de Scheldevallei binnen en vestigden zich in 428 in Doornik. Rond 450 zaten ze in Vlaanderen en moest de verovering van Gallië nog beginnen.

In het Chronicon Episcoporum Traiectensium (Kroniek van het bisdom Traiectum) van Johannes de Beke uit 1346[2] komt Traiectum als volgt aan de orde: ten tijde van de Volksverhuizingen (rond 400) werd de plaats door het Slavenvolk de Vilten ingenomen, en omgedoopt tot Viltenburg. (In 731 bevestigt Beda dit gegeven: Traiectum heette in de oude taal Wiltaburg.) Rond 450 werden deze Vilten verslagen door de Romeinse keizer Valentinianus III (425-455), waarbij Viltenburg werd vernield. Daarna heerste er de Frankische koning Dagobert (623-642). Die timmerde er een kasteel en noemde de plaats Traiectum. Er werd tol geheven van schepen van de Rijn en van de zoute zee. Binnen het kasteel werd in 642 een kerk ter ere van St.-Thomas gebouwd, van waaruit een missie onder de Friezen werd gestart. Dagobert en de vroege kerkenbouw geven aan dat het hier om een Frankische plaats gaat, en wel in de nabijheid van de zoute zee en van de Friezen.

Traiectum vanaf 600

Traiectum wordt daarna genoemd in 595 wanneer de Merovingische koning Theudebert II privileges verleent aan de St.-Martinuskerk van Traiectum.[3] In die tijd valt de bloeiperiode van Traiectum: het was een belangrijke handelsstad waar tussen 600 en 650 wel twaalf opeenvolgende muntmeesters de Frankische TRIECT-munten sloegen. In de daaropvolgende periode zijn er herhaaldelijk schermutselingen tussen Friezen en Franken en meermalen wisselt Traiectum van bezitter. Na de dood van de Friese koning Radboud in 719, wordt Traiectum definitief Frankisch.

Traiectum vanaf 700

Nadat de Friezen zijn verslagen verschijnt de Engelse missionaris Willibrord ten tonele om de Friezen te bekeren. Hij steekt in 690 de Noordzee over en landt in de Rijn-monden bij de nieuwe haven van Greveningen.[4] De Rijn-monden waren het totale uitstroomgebied van Rijn, Maas en Schelde.[5] Greveningen lag bij het begin van die delta, aan het Zwin bij Sluis. Vervolgens komt Willibrord aan bij de burcht Traiectum, gelegen op de oever van dezelfde rivier, bij het volk van de Friezen.[6] Van de Frankische hofmeijer Pippijn krijgt hij de bisschopszetel in die burcht “die in de oude taal Wiltaburg genoemd wordt, maar in de Gallische taal Traiectum”.[7] Na een reis in 691 naar de paus begint hij vanuit Traiectum zijn missie onder de Friezen.

Bestand:Werkgebied Willibrord.jpg
Het werkgebied van Willibrord

Zetelend in Traiectum ontvangt Willibrord, volgens de Echternachse teksten,[8] in 692[9] schenkingen van de edelman Rauching: de kerk in de burcht van Antwerpen, welke door Amandus gesticht was. Verder kreeg hij een derde van de tol op de Schelde en de omliggende plaatsen Boechout, Vorselaar en Wynechem (Wijnegem).[10] In zijn Testament noemt hij als eerste zijn Antwerpse bezit: „Dat dit bezit aan het hoofd van de lijst prijkt is geen toeval; het is een sterke aanwijzing dat Willibrord de Antwerpse kerk als zijn eersteling in gedachten hield.”[11] De Echternach teksten staan ter discussie maar worden door diverse deskundigen als echt beschouwd.[12] In de regio Antwerpen bestaat een verering van St. Willibrord. „In het aartsbisdom Mechelen hebben elf parochies rondom Antwerpen hem tot patroon, vijfentwintig kerken bezitten een afbeelding van hem, en tien kerken relikwieën.”[13] Deze aanwijzingen laten weinig te raden: de bronnen geven aan dat Willibrord zijn missie in Antwerpen begon. „Willibrord kon heel goed een begin maken met zijn zendingswerk door bijvoorbeeld Antwerpen als uitgangspunt te nemen. Daar stond een kerk, gewijd aan St. Petrus en St. Paulus, die door St. Amandus was gesticht.”[14] In een brief van 753 aan de paus voegde Bonifatius hier aan toe: „Willibrord is altijd op zijn zetel van Traiectum gebleven.”[15] Antwerpen lag in het grensgebied van Franken en Friezen; het was gunstig gelegen met steun van de Franken in de rug en de heidense Friezen recht voor de deur.

Traiectum vanaf 857

Willibrord werd in Traiectum opgevolgd door dertien bisschoppen. In 857 wordt de stad verwoest door Noormannen en wijkt de bisschop uit naar Berg aan de Sura, later naar Deventer en ten slotte naar Utrecht. Als in 899 Radboud als bisschop van Trajectum aangesteld wordt lijkt sprake te zijn van een verhuizing van het bisdom. Radboud voorspelt namelijk dat zijn opvolger Balderik “de zetel van het bisdom zal overbrengen”.[16] In zijn cartularium (een opsomming van de goederen van het bisdom) is tweemaal sprake van een Trajectum ad Rhenum (Utrecht). Traiectum ressorteert nu onder het aartsbisdom Keulen. De Duitse koning Koenraad I bevestigt in 914 de privileges van het bisdom Traiectum.[17] Radboud sterft in 917, en in 921 zit Balderik metterdaad in Utrecht. Koning Zwentibold bevestigt daarop de voorrechten die aan het vroegere Trajectum, ’Traiectensis ecclesia Vetus’, zijn verleend. Vanaf die tijd wordt voor het bisdom de naam Utrecht gebruikt en niet meer de naam Trajectum.

Literatuur

  • Acta Sanctorum, nov. III
  • Alcuin, Vita St. Willibrordi
  • Archeologische Kroniek 1976, 1977, 1981, 1982,
  • Beda, Kerkgeschiedenis der Angelen
  • Johannes de Beke, Croniken van den Stichte van Utrecht ende van Hollant; uitgave H.Bruch, den Haag 1982
  • Cartularium van Radboud, nr. 11
  • H. Halbertsma, St. Willibrord en het bisdom Tongeren. Maastricht 1986
  • H. Halbertsma, Frieslands Oudheid. Groningen 1982
  • Jaarboek Oud Utrecht 1999
  • Tijdschrift Madoc-10, 1996
  • K. Peeters, Sint-Willibrordus, Antwerpen en Brabant. 1958
  • F. Prims, Geschiedenis van Antwerpen. Brussel 1927
  • H. Rombaut, De sleutelpositie van Antwerpen binnen het Scheldebekken tot het jaar 836
  • Sigma 1995, nr.4
  • J. Stockmans, Deurne en Borgerhout, sedert de vroegste tijden tot heden. Brecht 1895
  • Gregorius van Tours, Historiën. Vertaling F. Meijer. Baarne 1994
  • L. Voet: Antwerpen van de Romeinse tijd tot de 17e eeuw. Gemeentekrediet 1978
  • A. Weiler: Willibrords missie, Hilversum 1989

Referenties

Bronnen, noten en/of referenties

Referenties
  1. º Gregorius van Tours: Historiën. Vertaling F. Meijer. Baarne 1994, p.178
  2. º Johannes de Beke, Croniken van den Stichte van Utrecht ende van Hollant; uitgave H. Bruch, den Haag 1982.
  3. º Oorkonde van Pippijn III uit 753; Cartularium van Radboud, nr 4.
  4. º Theofridus, vita S.Willibrordi, Acta Sanctorum, nov.III, p.463
  5. º A. Weiler, Willibrords missie, Hilversum 1989, p. 93
  6. º Alcuin: Vita St.Willibrordi. In: A.G.Weiler: Willibrords missie, Hilversum 1989, p.196
  7. º Beda, Kerkgeschiedenis der Angelen, in: A. G. Weiler: Willibrords missie; Hilversum 1989, p. 212
  8. º A. Weiler: Willibrords missie, Hilversum 1989, p. 96
  9. º H. Halbertsma, St. Willibrord en het bisdom Tongeren. Uit: Munsters in de Maasgouw. Maastricht 1986, p. 133
    F. Prims, Geschiedenis van Antwerpen. Brussel 1927, p. 16
  10. º F. Prims: Antwerpen door de eeuwen heen. Antwerpen 1974, p. 16
  11. º F. Prims: Antwerpen door de eeuwen heen. Antwerpen 1974, p. 20
    H. Halbertsma: Frieslands Oudheid. Groningen 1982, p. 354
  12. º J. Stockmans, Deurne en Borgerhout, sedert de vroegste tijden tot heden. Brecht 1895, p. 63-68
    F. Prims, Geschiedenis van Antwerpen. Brussel 1927, p. 16
    A. Verhulst, Het ontstaan en de vroege topografie van Antwerpen van de Romeinse tijd tot het begin van de 12e eeuw. In: L. Voet, Antwerpen van de Romeinse tijd tot de 17e eeuw. , Gemeentekrediet 1978, p. 20
    A. Weiler, Willibrords missie. Hilversum 1989, p. 96-97
    H. Rombaut, De sleutelpositie van Antwerpen binnen het Scheldebekken tot het jaar 836. Lezing voor het Genootschap voor Antwerpse Geschiedenis op 4 September 2007, p. 2
  13. º K. Peeters, Sint-Willibrordus, Antwerpen en Brabant. in: Bijdragen tot de geschiedenis inzonderdheid van het oud hertogdom Brabant; 1958, p. 175
  14. º A. Weiler, Willibrords missie. Hilversum 1989, p. 94
  15. º A. Weiler, Willibrords missie. Hilversum 1989, p. 213
  16. º H. Halbertsma: Frieslands Oudheid. Groningen 1982, p. 150
  17. º Cartularium van Radboud, nr. 11
rel=nofollow
rel=nofollow