Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Taalbeschouwing

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Circa 1,5% van de Nederlandse bevolking is analfabeet. Dit aantal correspondeert met 250.000 personen. Analfabetisme is een taalprobleem welke gerubriceerd is onder het domein 'taalproblemen. Diverse domeinen, waaronder 'taalproblemen', manipuleren je interpretatie met betrekking tot de taal en taalbeschouwing. De definitie van taalbeschouwing houdt concreet in: In welke mate heeft een individu inzicht in taal als systeem; in taal als maatschappelijk fenomeen en hoe denkt een persoon over taal in het algemeen. Dit betekent: In welke mate en hoe reflecteert iemand op woorden, spelling, vormen, zinnen, klanken, betekenissen en teksten. Hiermee kunnen we taalbeschouwing onderverdelen in diverse categorieën welke hierna aan de orde komen.

Dialecten en streektalen

Dialecten

Een dialect is een variatie van een bepaalde taal, die als standaardtaal wordt gezien. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het Gronings. Dit dialect lijkt op het Nederlands, maar toch zijn er zoveel verschillen, dat het niet als Nederlands wordt geclassificeerd. Dialecten hebben net als talen een grammaticaal systeem en een eigen woordenschat. Ook worden dialecten vaak verbonden met bepaalde accenten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de ‘zachte g’ bij dialecten in Zuid-Nederland. Hier kunt u meer lezen over dialecten.

Streektalen

Een streektaal is in de taalkunde een variatie op een standaardtaal, die verbonden is met een bepaalde regio. De classificering van streektalen is geregeld door het ECRML. Deze organisatie onderscheid 3 streektalen in het Nederlands. Deze streektalen zijn: het Fries, het Limburgs en het Nedersaksisch. Hier kunt u nog meer lezen over streektalen.

Naamkunde

Naamkunde, ook wel onomastiek genoemd, is de studie die zich bezighoudt met de oorsprong, verspreiding en betekenis van namen. Het wordt gezien als een onderdeel van Taalkunde. Onomastiek of naamkunde heeft in principe twee stromingen:

  • Antroponymie, deze stroming heeft te maken met voor-en achternamen. De ambtenaar mag je naam niet goed keuren als je naam ongepast is of als je een achternaam opgeeft als voornaam.[1]
  • Toponymie, deze stroming houdt zich bezig met plaatsnamen.

Toponymici zijn helaas bijna allemaal uit Nederland verdwenen, hoewel ze vroeger nog actief waren bij het Meertens Instituut. Het instituut onderzoekt vooral de Nederlandse taal en cultuur hiermee onderzoekt het vooral verband tussen de geschiedenis en actualiteit van bepaalde onderwerpen.

Jargon

Jargon is het taalgebruik dat binnen een bepaalde groep mensen gebruikt wordt; een soort “specialistentaal”. Jargon wordt vooral in veel beroepssectoren gebruikt, een aantal voorbeelden:

  • Scheepsjargon; werd vroeger gebruikt in de scheepsvaart en tegenwoordig voornamelijk nog op schepen die een zeil bevatten.
  • Medisch jargon; de taal van dokters, artsen en orthodontisten.
  • Militair jargon; het militaire alfabet (Alpha, Bravo, Charlie), ook wordt dit gebruikt in militaire humor.
  • Spoorwegjargon; Hoe machinisten en conducteurs met elkaar communiceren.
  • Sportjargon; bijvoorbeeld ‘topspin’ in tennis, of blessures zoals ‘zweepslag’.
  • Juridisch jargon; vaktermen die juristen en de politie gebruiken.
  • Wijnterminologie; “het hout uit het vat proeven”
  • Internetjargon; gifs, memes, jinxen en 9gag

Er is echter wel een verschil tussen vaktaal en jargon. Vaktaal wordt gebruikt om dingen sneller en efficiënter over te brengen of uit te voeren. Zo geven elektriciens de voorkeur aan het woord wandcontactdoos in plaats van stopcontact en spreken aannemers over hemelwater in plaats van regen, sneeuw en andere neerslag. Jargon daarentegen is meer bedoeld om de banden binnen een groep te versterken, omdat alleen de individuen binnen de specifieke groep weten wat er wordt gezegd. Beiden zijn voor buitenstaanders vaak onbegrijpelijk, hoe zou u bijvoorbeeld de volgende zin interpreteren; “We are Oscar Mike”. Dit betekent in militair jargon: “We are on the move”. Maar er zijn ook termen die de meeste mensen wel kennen; zoals “Bakboord” en ”Stuurboord”. Die links en rechts betekenen in scheepsjargon. Op scholen komt over het algemeen jargon voor. Dit uit zich in termen die voor leerlingen heel logisch zijn maar die voor buitenstaanders heel raar klinken. Afkortingen als “SO” en “PWS” zijn hier voorbeelden van.

Meertaligheid

Meertaligheid betekent dat iemand meer dan één taal vloeiend kan spreken en dat in verschillende situaties kan toepassen. Een kind kan vanaf de geboorte al tweetalig opgevoed worden. Meertalig opgevoede kinderen kunnen ook sneller andere talen leren. Door de flexibele hersenen raken deze mensen, gemiddeld, later dement. Wanneer een kind vanaf de geboorte twee talen leert spreken heeft het kind de meeste kans om ook een derde en een vierde taal vloeiend leert te spreken. Bij gelijktijdige tweetaligheid krijgt een kind na de geboorte twee moedertalen aangeleerd. Bij opeenvolgende tweetaligheid krijgt een kind eerst de moedertaal aangeleerd. Wanneer deze voldoende is ontwikkeld, krijgt het kind nog een tweede taal aangeleerd.

Tweedetaalverwerving

Achtergrond

Een kind leert in zijn jeugd zijn eerste taal , dit is zijn moedertaal , dit heet taalverwerving . De opvoeders spelen de belangrijkste rol in dit leerproces. Naast het leren van de moedertaal kan er ook een tweede taal worden aangeleerd. Dit kan in geval van tweetalige opvoeding of tweetalig onderwijs.

Proces van tweedetaalverwerving

  • Tweetalige opvoeding
  • Tweetalig onderwijs

Engels en andere tweede talen

Vooral het Engels wordt als tweede taal aangeleerd: door personen en instanties in vele landen wordt het beschouwd als dé wereldtaal , en het aanleren ervan kan gezien worden als een vorm van taal politiek . Ook andere wereld talen zijn vaak tweede talen zoals het Duits en het Frans. Omgekeerd zijn er staten (Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland) die via hun instellingen ( British Council , Alliance Française , Goethe­Institut ) het gebruik van hun taal als tweede taal in andere landen stimuleren, en ook dit vormt een onderdeel van taal politiek

Analfabetisme

Analfabetisme klinkt als iets dat alleen voorkomt in ontwikkelingslanden, maar ook in Nederland is het een probleem. Ongeveer 250 000 mensen (1,5%) in Nederland is compleet analfabeet en 1,2 miljoen mensen (7,9%) zijn functioneel analfabeet. Een (compleet) analfabeet is iemand die niet kan lezen en schrijven. Iemand die niet weet hoe de geschreven taal werkt en een tekst eerst moet horen voordat ze het begrijpen. Een (functioneel) analfabeet weet net genoeg om in de samenleving meet te kunnen draaien, maar met moeite. Redenen voor analfabetisme zijn: zwakbegaafdheid, wat ongeveer 1% van de Nederlandse bevolking is, en het hebben van een verstandelijke beperking, wat 680 000 in Nederland betreft. Het begrip tweede taalverwerving verwijst doorgaans specifiek naar het verwerven van tweede taal vaardigheden door kinderen.

Dyslexie

Dyslexie is een stoornis waarbij lezen, spellen en ook zelf schrijven veel te moeizaam gaat. Dat terwijl iemand wel een gemiddelde intelligentie heeft. Dyslexie wordt het meest ondervonden bij kinderen in de schoolgaande leeftijd, vaker bij jongens dan bij meisjes. De meest logische oorzaak voor dyslexie is een hersenafwijking, waarbij de rechterhelft van de hersenen aanzienlijk actiever is dan de linkerhelft. Onderzoek vanuit de neuropsychologie heeft aangetoond dat er verschillende vormen van dyslexie bestaan: oppervlaktedyslexie en fonologische dyslexie. Fonologische dyslexie is precies het omgekeerde van oppervlaktedyslexie. Dyslexie is vaak familiegebonden, en ook hebben de familieleden van dyslectici hebben vaak andere taalproblemen. Tevens zijn er sterke aanwijzingen dat dyslexie erfelijk is.

Stotteren

Stotteren is een veel voorkomend probleem. Je hebt veel vormen van stotteren. Stotteren begint al op jonge leeftijd en erfelijkheid kan hierin bepalend zijn. In de hele wereld zijn er ongeveer 60 miljoen mensen die stotteren. Iemand die stottert word ook wel een PDS (persoon die stottert) genoemd. Mensen die stotteren kunnen een spreekangst hebben of in een minderwaardigheidscomplex zitten. Vaak ondervinden PDS’ers pestproblemen, en vele vervelende plagerijen. Als een spierbeweging dreigt fout te gaan, blijven de spieren de fouten corrigeren. Hierdoor gaan ze stotteren. Er zijn verschillende therapieën om het stotteren te verminderen of op te lossen, zoals ‘stuttering modifcation en ‘fluency shaping.

Afasie

Afasie is een taalstoornis die wordt veroorzaakt door een hersenbeschadiging. Er zijn veel verschillende vormen van afasie. Mensen met afasie gaan geleidelijk aan achteruit op het gebied van spreken, lezen, schrijven en de taal begrijpen. Primair progressieve afasie ontstaat door een neurologische afwijking en kan niet genezen worden terwijl plotselinge afasie wel genezen kan worden. Er zijn verschillende vormen van afasie. Afasie heeft grote gevolgen voor het communiceren met mensen voor de persoon zelf en voor zijn omgeving. Er komt een moment dat een afasie patiënt hulp nodig heeft en dit kan leiden tot gevaarlijke situaties omdat de patiënt niet begrijpt waarom hij hulp nodig heeft.

Jongerentaal

Het begrip jongerentaal is een verzamelnaam, want niet elke groep jongeren spreekt hetzelfde. De verscheidenheid heeft te maken met de sociale situatie. Jongeren in Amsterdam zullen anders praten dan Groningse jongeren. Heel vroeger was er geen jongerentaal, omdat de jongeren toen al snel volwassen moesten worden. Jongerentaal is ontstaan door een instroom van mensen uit andere landen in de jaren zestig. Volgens Hoppenbrouwers, ontwikkelen en spreken jongeren onderling een eigen taalvariëteit waarmee ze zich identificeren met de eigen leeftijdsgroep of generatie. Na hun zeventiende verdwijnen langzamerhand de kenmerken van jongerentaal. Voor de jongeren is hun groepstaal een uiting van hun eigen leefwereld.

Een aantal uitspraken in de jongerentaal:

  • Po po = politie
  • Patas = schoenen
  • Chaiba = wiet
  • Chill = doe rustig
  • Tatt = Nederlander
  • Scoro = school
  • Kifesh = hoezo
  • Die film is kapot, man! = Wat een geweldige film!
  • Zieke shit = Heel goed spul
  • Die buurt is heet! = Veel politie/ verraders in de buurt

Straattaal

Straattaal in Nederland oftewel Amsterdamse straattaal, is een combinatie van het Engels, Turks, Marokkaans-Arabisch, Berbers, Surinaams, Papiaments, Nederlands en invloeden uit films en televisie. Straattaal heeft net als het Nederlands een eigen woord volgorde en een vergelijkend woordgebruik. Zoals in de zin: "Yusu heb je brakki gezet", wat betekent: serieus, heb je inbraak gepleegd. Je ziet dat vooral de zelfstandig naamwoorden worden vervangen door buitenlandse woorden en werkwoorden komen toch vooral uit het Nederlands en het Engels. Straattaal heeft zich echt ontwikkeld tot een communicatie middel voor jongeren. Verder zie je dat straattaal zich ook uitdrukt in kunst zoals graffiti en muziek.

SMS'taal: invloed van media

Chattaal (ook wel sms-taal) is een taal dat voornamelijk door jongeren wordt gebruikt. De taal kenmerkt zich door het veelvuldig gebruik van emoticons en afkortingen. De emoticons worden gebruikt om snel te reageren op een bericht en/of te laten zien dat je iets grappig vond. Afkortingen worden gebruikt om snel te reageren.

Deze vorm van taal is in opkomst door de toename in het gebruik van social media en forums op websites waar gereageerd kan worden. Het aantal woorden en afkortingen neemt steeds meer toe doordat er over de hele wereld (vooral door jongeren) chatapps worden gebruikt.

Gender

Er zit verschil in mannentaal en vrouwentaal. Mannen gebruiken meer krachttermen en onnodig dure woorden dan vrouwen. Vrouwen maken daarentegen vaker gebruik van verkleinwoorden en versterkwoorden. Ook gebruiken ze meer modale constructies.

In het Nederlands hebben sommige woorden een mannelijke en een vrouwelijke vorm. Veel van deze woorden hebben met een beroep of een sport te maken, maar dat is niet altijd zo. Wat deze woorden wel allemaal gemeen hebben, is dat ze allemaal iets betekenen wat de mens kan zijn. Niet al deze woorden hebben een mannelijke en vrouwelijke vorm. Sommige woorden hebben maar één vorm voor mannen en vrouwen en er zijn ook woorden die voor beide geslachten een heel verschillend woord hebben.

Esperanto

Lezjer Zamenhof filosofeerde al van jongsafaan over een internationale taal, hij publiceerde deze taal onder de naam dr. Esperanto, zo is de naam ontstaan. Deze taal is nooit de wereldtaal geworden vanwege de WO 2.

Het Esperanto bestaat uit 28 letters, waarvan er 5 klinkers tussen zitten: a b c ĉ d e f g ĝ h ĥ i j ĵ k l m n o p r s ŝ t u ŭ v z.

De woorden in het Esperanto kunnen gevormd worden door de woordstam te nemen en deze te vervoegen. Één woordstam kan via vervoegen met combinaties van ongeveer 40 uitgangen tal van andere woorden betekenen, bijvoorbeeld het vormen van ‘mes’: 1.Tranĉ- (Tranĉi=Snijden) 2.De uitgang -il- geeft een werktuig aan: Tranĉil- 3.De uitgang -o geeft aan dat het een zelfstandig naamwoord is: Tranĉilo

De toekomst van het Nederlands

Het Nederlands zal er over een paar honderd jaar heel anders uit zien. Sommige mensen denken zelfs dat de Nederlandse taal dan niet eens meer zal bestaan, dat de diversiteit in talen zal verdwijnen en dat we allemaal via eenzelfde taal zullen communiceren, waardoor ook klanken veranderen. De verwachtingen zijn echter niet dat Engels de belangrijkste taal gaat worden, maar dat de Chinezen een grote invloed gaan hebben op taal, zowel op woordenschat als grammaticaal. Maar ook dit is niet met zekerheid te zeggen, wie weet is het machtscentrum tegen die tijd al weer verschoven naar een ander werelddeel. De toekomst van het Nederlands is dus onvoorspelbaar.


Bronnen

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Deze voornamen werden verboden. RTL Nieuws (2012) Geraadpleegd op 6 juli 2016
rel=nofollow
rel=nofollow