Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Sint-Aloysiuscollege Menen tijdens WO I
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het Sint-Aloysiuscollege te Menen ingenomen door de Duitse bezetters. Het gebouw speelde een rol binnen het "Operationsgebiet". Het gebouw deed dienst als enerzijds een hospitaal, maar ook als soldatenheim.
Situering - Menen algemeen
De Duitsers trokken Menen binnen en namen de gebouwen op de Grote Markt in tijdens de nacht van 8 oktober 1914. Dit betekende het begin van een lange en beroerende tijd voor Menen.
Op 19 oktober 1914 begon de Eerste Slag om Ieper. De afstand tussen Menen en Ieper was groot genoeg om aan volledige vernietiging te ontsnappen. Toch lag het dicht genoeg om regelmatig getroffen te worden. Menen werd praktisch van de buitenwereld afgesloten, alles tot en met Kortrijk was “Operationsgebiet” (Het Operationsgebiet of de gevechtszone was de circa 25km brede frontzone. Hier was de krijgswet van kracht. Niemand mocht zijn gemeente verlaten). Alle in- en uitgaande verkeer werd verboden. Menen zag veel munitietransport passeren, op de markt werd veel schade aangericht toen een munitiewagen ontplofte.
Menen werd omwille van de geringe afstand met Ieper volledig ingericht om te voldoen aan alle noden van het Duitse leger en de oorlog. Zo waren er veldkeukens, bakkerijen, bioscopen, badplaatsen en ontspanningsgelegenheden voor de soldaten. Ook werden er depots voor munitie, wapens, uitrusting en voorraden ingericht. In Menen en in de omliggende gemeenten werden vliegvelden aangelegd, het spoorwegnet grondig uitgebouwd en via de rivier de Leie werden munitie en goederen aangevoerd. De bewoners van de stad waren onderworpen aan tal van dwingende en strenge maatregelen vanwege de Duitse militaire overheid. Zo moesten de burgers onderdak verstrekken aan de Duitse soldaten en officieren. Veel mannen werden ook verplicht tewerkgesteld bij het front of in Duitsland.
Op 4 juni 1917 werd Menen beschoten door de Engelsen. Er vonden luchtaanvallen plaats op 20 oktober 1917 en op 3 januari 1918. Er vonden zware gevechten plaats in oktober 1918, waarbij men schat dat slechts 300 woningen de strijd overleefden.
Over de schooljaren heen
1914-1915
In de nacht van 8 oktober 1914 namen de Duitsers beslag op de collegegebouwen, er waren op dat moment geen studenten aanwezig in de schoolgebouwen. Vanaf 25 december 1914 werd het college één groot hospitaal Kriegslazarett nr. 11. Ook gewonde krijgsgevangenen werden in deze hospitalen opgenomen. De gewonden die in één van de lazaretten overleden, werden begraven op de stedelijke begraafplaats bij het station of in de tuin van het Sint-Jorishospitaal. Ondertussen waren een deel van de lokalen ingenomen door de staf van generaal von Einem en deed het gebouw ook dienst als soldatenheim.
Tijdens de eerste periode van de bezetting was elke bijeenkomst verboden. Dit zorgde ervoor dat het onmogelijk was om lessen te geven. Omdat het Duitse leger traag oprukte, ontstond er wat meer vrijheid en vanaf 21 februari 1915 konden de lessen opnieuw hervat worden. Het college was echter verboden terrein, dus werden andere locaties gezocht, particulieren woningen. Een drietal klassen werden ondergebracht bij priesters in de stad, de andere lessen werden gegeven in de oude “wezenschool” in de Kortrijksestraat. Men ging op zoek naar leraars buiten het college (seminaristen en priesters).
1915-1916
In het begin van het schooljaar 1915-1916 werden een aantal lokalen vrijgegeven en konden de lessen gedeeltelijk hervatten in het college. De vrijgegeven lokalen waren 5 klassen onder de kapel en de klassen van het vijfde studiejaar. Er moest tijdens de speeltijden heel tactvol opgetreden worden, om geen conflicten met de Duitse soldaten te veroorzaken. De studie van de leerlingen leed onder deze situatie. Wanneer de sirenes loeiden moest iedereen zich onmiddellijk terugtrekken in de kelders.
Enkele weken na het vrijgeven van de lokalen, werden deze één voor één opnieuw ingenomen voor de gekwetste soldaten. Opnieuw konden ze hun toevlucht zoeken in de wezenschool.
1916-1917
Het eerste trimester van 1916-1917 verliep hoegenaamd normaal. Aan het front was de toestand rustiger, maar de vliegtuigen van de geallieerden waren wel constant aanwezig in de lucht. De schaarse levensmiddelen maakten het moeilijk voor de burgerbevolking. Ondertussen werden de werklieden opgeëist door de bezetter voor verplichte arbeidsdienst. Op 24 februari 1917 werden zelfs de oudste collegeleerlingen opgeroepen om in de loopgraven te gaan werken. De principaal kon hen hiervoor vrijwaren.
Na de paasvakantie werd een “Pas-sperre” uitgeroepen, waardoor de leerlingen van Wevelgem het college niet meer konden bereiken. Begin juni 1917 werd Menen getrokken door zware bombardementen en op 3 juni werd een leerling uit de poësis dodelijk getroffen. De leerlingen konden hun toevlucht zoeken in de kelders van de wezenschool. Op 20 juni 1917 werd iedereen definitief naar huis gezonden. Op 25 juni 1917 werd de volledige markt ontruimd en moest ook de principaal, samen met duizenden inwoners, Menen verlaten. De leerlingen van het college vonden zowat overal een verblijfplaats, zij zouden zo’n anderhalf jaar in ballingschap blijven.
1917-1918
Er bleven in Menen nog slechts enkele honderden mensen over, waaronder toch nog enkele collegeleerlingen. De directeur van “Saint-Georges”, E.H. Sacrez, sprong voor hen in de bres, wanneer zij opnieuw werden opgeroepen voor dienstarbeid. Samen met tekenleraar Paul Lodewijck gaf hij les aan de overgebleven latinisten. De jongens uit de handelsklassen kregen les van Rudolf Deleu.
Langzaamaan was Menen aan een volledige ontruiming toe en in de loop van 1918 werd iedere vorm van lesgeven gestaakt.
Lerarenkorps tijdens WO I
1914-1915
- E.H. A. De Meester: Principaal
- E.H. A. Vercamer: tweede en derde leerjaar
- E.H. Verstraete: vierde en vijfde leerjaar
- E.H. Pollie: surveillant
- E.H. Nevejan (onderpastoor): zevende leerjaar
- L. Soquet (seminarist): zesde Latijnse - Na Pasen: E.H. G. Bouchery
- A. Deleu (seminarist): vijfde Latijnse - Na Pasen: E.H. J. Van Rijckegem
- N. Barbe (van ’t Klein Seminarie): derde en vierde Latijnse
- G. Van Gheluwe: poësis en retorica
- E.H. Van Merris (onderpastoor): godsdienst
- Omer Martelez (burger): wiskunde
- Paul Lodewijck (burger): tekenen
1915-1916
- E.H. A. De Meester: principaal
- L. Coppens (rustend onderwijzer): tweede en derde leerjaar
- E.H. Richard Pollie: vierde en vijfde leerjaar en surveillant
- Rudolf Deleu (hoogstudent): zevende leerjaar
- E.H. Nevejan: zesde moderne
- Omer Martelez: vijfde moderne
- Alfons Deleu: zesde Latijnse
- J. Van Rijckegem: vijfde Latijnse
- E.H. N. Barbe: derde en vierde Latijnse - Nadien: E.P. Theodoric
- E.H. G. Van Gheluwe: poësis en retorica
- Hr. Marquet: Engels
- E.H. Van Merris: godsdienst
- P. Lodewijck: tekenen
1916-1917
- J. Nowe: de lagere klassen
- E.H. G. Boucherie: zevende leerjaar - Nadien: E.H. O. Lodewijck
- Voor de andere klassen: zie 1915-1916
- Na de ontruiming van juni 1917:
- E.H. Sacrez (bestuurder Sint-Joris): alle Latijnse klassen
- Rudolf Deleu: alle moderne klassen
- P. Lodewijck
Bronnen
- BUYLAERT, C., DECUYPER, P., De geschiedenis van het Middelbaar Onderwijs (1532-1837) en van het Sint-Aloysiuscollege (1832-1982) in Menen. Menen, Oud-leerlingenbond van het Sint-Aloysiuscollege, 1982, 296.
- DESPRIET, Ph., PYNCKET, M., PILLE, R., 900 jaar Menen. Kortrijk, Archeologische stichting voor Zuid-West-Vlaanderen, 1987, 96.
- DECUYPER, P. 150 jaar Sint-Aloysiuscollege.
- DECUYPER, P. Taaltoestanden en moedertaalonderwijs in het St.-Aloysiuscollege Menen tussen 1832 en 1940.