Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Robert Boulin

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Robert Boulin (Villandraut, 20 juli 1920 - Saint-Léger-en-Yvelines, 30 oktober 1979), was een Frans gaullistisch politicus.

Boulin was vijftien jaar regeringslid, een record in de Vijfde Franse Republiek. Zijn gewelddadige dood, officieel zelfmoord, na te zijn genoemd in een schandaal, vond plaats in omstandigheden die nooit volledig zijn opgehelderd.

Beginjaren

Boulin studeerde letteren en rechten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het verzet. Daarvoor zou hij het Croix de guerre en de Verzetsmedaille krijgen.

Na de oorlog werd hij advocaat in Bordeaux en later in Libourne.

Politieke loopbaan

Als overtuigd aanhanger van Charles de Gaulle was hij in de vijftiger jaren actief bij de gaullistische Républicains Sociaux, die geleid werd door Jacques Chaban-Delmas.

In 1958 werd hij voor de nieuwe gaullistische partij UNR verkozen tot afgevaardigde van de Gironde in de Nationale Vergadering. Een jaar later werd hij burgemeester van Libourne. Hij zou in beide mandaten steeds herkozen worden tot aan zijn dood, maar zijn parlementszetel meestal meteen opgeven voor een regeringsfunctie.

In 1961 kwam hij voor het eerst in een regering als staatssecretaris voor Gerepatrieerden. Vervolgens was hij zonder onderbreking staatssecretaris voor Begroting (1962-1967) en voor Economie en Financiën (1967-1968). Daarop werd hij minister van Ambtenarenzaken (1968), Landbouw (1968-1969), Volksgezondheid en Sociale Zekerheid (1969-1972) en Betrekkingen met het Parlement (1972-1973).

In 1974 - Boulin was toen geen minister meer - kwam het tot een breuk tussen Boulin en zijn partijgenoot Jacques Chirac, die bij de presidentsverkiezingen van dat jaar niet de gaullistische kandidaat Jacques Chaban-Delmas, een oude vriend en streekgenoot van Boulin, steunde, maar wel Valéry Giscard d'Estaing, zelf geen gaullist. Giscard werd verkozen en benoemde Chirac tot premier. Later op dat jaar wist Chirac de leiding van de gaullistische partij UDR in handen te krijgen. Tussen Boulin en Chirac zou het nooit meer goed komen, hoewel Boulin uiteindelijk niet zou breken met de partij.

In 1976 stapte Chirac op als premier en probeerde voortaan Giscard te dwarsbomen in de hoop in 1981 zelf tot president te worden verkozen. Boulin behoorde toen tot de enkele gaullisten die toetraden tot de regering van de nieuwe eerste minister Raymond Barre, eerst als minister van Betrekkingen met het Parlement (1976-1977), vervolgens als gedelegeerd minister van Economie en Financiën (1977-1978) en tenslotte als minister van Arbeid en Participatie (1978-1979).

In 1979 waren er geruchten dat president Giscard d'Estaing een gaullistische premier zou benoemen, wat het Chirac moeilijker zou maken hem aan te vallen. Daarbij werd de naam van Boulin genoemd, zeker nadat de president bij een bezoek aan Libourne op 5 oktober openlijk zijn lof over hem had uitgesproken. Kort daarop raakte hij verwikkeld in een schandaal.

De affaire van Ramanuelle

Medio 1979 liep een vervolging tegen de omstreden zakenman Henri Tournet. Deze werd beschuldigd van de verkoop van gronden in de Zuid-Franse gemeente Ramatuelle die hij voordien al aan bouwpromotoren had verkocht, zonder die eerste verkoop ooit te hebben laten registreren. Tournet, die een tijdje gearresteerd werd, eiste van Boulin, een oude kennis van hem, iets te doen om die vervolging stop te zetten. Boulin sprak erover met minister van Justitie Alain Peyrefitte, maar die zei niet te kunnen interveniëren.

Tournet onthulde de onderzoeksrechter toen dat Boulin in 1974 een van de omstreden terreinen had gekocht om er een buitenverblijf te laten bouwen. Het aankoopbedrag zou Tournet meteen daarop aan Boulin hebben terugbetaald. In ruil had hij Boulin gevraagd om zijn invloed aan te wenden om bouwvergunningen voor de terreinen te krijgen.

Vanaf 17 oktober 1979 verschenen er in enkele kranten onthullingen over Boulins betrokkenheid, nadat anonieme brieven hem hadden beschuldigd.

Boulin reageerde zeer heftig. Hij ontkende zijn invloed aangewend te hebben voor onwettige bouwvergunningen en die waren er ook niet gekomen (de bouwvergunning voor zijn buitenverblijf was volkomen correct). Hij zei de grond te hebben gekocht van een firma waarvan hij toen niet wist dat Tournet de eigenaar was. Hij beweerde ook nooit geld van Tournet te hebben ontvangen.

Dood

Op maandag 29 oktober begaf Boulin zich zoals gewoonlijk naar zijn ministerie. Hij keerde echter vroeg in de namiddag naar zijn huis in de buurt van Parijs terug om meteen daarop alleen in zijn eigen wagen te vertrekken. Toen zijn familie die avond geen nieuws van hem had, doorzochten zijn zoon en schoonzoon het bureau in zijn woning en vonden in de papiermand verscheurde papieren. Op een daarvan was getypt. "Ik ben van plan me te verdrinken in een vijver in het bos van Rambouillet waar ik graag paard reed." Hij had die ochtend zijn vrouw gezegd "Mijn leven is ten einde", maar die had niet begrepen wat hij daarmee bedoelde.

De schoonzoon verwittigde meteen de overheid, waarna een zoekactie in het bos van Rambouillet begon. De volgende ochtend vonden twee gendarmes het lichaam van Boulin in een vijver, met het gezicht in het water. Zijn wagen stond vlakbij de vijver.

Volgens een eerste onderzoek was Boulin gestorven aan verdrinking nadat hij barbituraten had ingenomen. Later werd vastgesteld dat het om valium ging (hij zou inderdaad valium uit zijn huisapotheek hebben meegenomen). Het lichaam vertoonde geen sporen van geweld.

De dag nadat zijn lichaam was gevonden, ontvingen een aantal kennissen van hem (waaronder minister Peyrefitte en Chaban-Delmas, toen voorzitter van de Nationale Vergadering) een brief die Boulin, volgens getuigen, enkele uren voor zijn dood zelf in een brievenbus had gedeponeerd. Daarin verdedigde hij nogmaals zijn onschuld in de zaak van Ramanuelle, noemde hij zijn situatie onhoudbaar en verklaarde dat hij zelfmoord zou plegen: "Ik verkies de dood boven de verdenking".

Controverse rond Boulins overlijden

Aanvankelijk werd vooral de pers ervan beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor Boulins dood. In de entourage van Boulin werd echter ook beweerd dat hij een slachtoffer was van een complot van kringen rond Chirac. Het schandaal rond Boulin moest beletten dat hij premier zou worden, wat tot een splitsing in de (toenmalige) gaullistische partij RPR zou hebben geleid en de kansen van Chirac als toekomstig presidentskandidaat tegen Giscard zou hebben gekelderd.

Aanvankelijk leek niemand eraan te twijfelen dat Boulin zelfmoord had gepleegd. Later veranderde zijn familie echter van mening, onder invloed van de bekende advocaat Jacques Vergès. Enkele journalisten formuleerden kritiek op de wijze waarop het onderzoek was uitgevoerd. Sommigen beweerden over informatie te beschikken dat Boulin was vermoord.

Volgens de aanhangers van deze these zou Boulin zijn ontvoerd en vervolgens omgebracht door medewerkers van de omstreden gaullistische ordedienst Service d'Action Civique (SAC). Deze organisatie zou in 1982 worden ontbonden nadat bleek dat ze bij verschillende misdaden, ook moorden, was betrokken. Als opdrachtgevers worden twee leiders van de SAC genoemd die toen goede relaties met Chirac hadden: Jacques Foccart, de vroegere Afrika-adviseur van Charles de Gaulle (tevens een oude vriend en vroegere zakenpartner van Tournet) en de latere minister Charles Pasqua. Dat zou zijn gebeurd omdat Boulin op het punt stond onthullingen te doen over illegale financieringen van de RPR uit het buitenland, onder meer door Afrikaanse leiders. De brieven die Boulin vlak voor zijn dood had verzonden, zouden daar informatie over hebben bevat, maar ze zouden zijn onderschept en vervangen door vervalste brieven waarin hij zijn zelfmoord aankondigde. Ook het papier dat in de papiermand werd teruggevonden zou een vervalsing zijn geweest. Deze opvattingen werden echter door velen als ongeloofwaardig bestempeld. Foccart heeft elke betrokkenheid bij de dood van Boulin ontkend.

Op verzoek van de familie Boulin vond in 1983 een tweede autopsie plaats. Ondanks heel wat discussie werd de zelfmoordthesis bevestigd. In 1992 werd het dossier gesloten, hoewel de familie bleef procederen om het onderzoek verder te zetten. Toch is er later nog een paar keer een nieuw onderzoek geweest, onder andere omdat elementen uit het dossier waren verdwenen.

Boulins zoon (zijn weduwe is intussen overleden) blijft volhouden dat zijn vader is vermoord. Die thesis werd onder meer gesteund door een televisie-documentaire in 2002 en de "docufictie" Crime d'État in 2010.

rel=nofollow