Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Premiepensioeninstelling
PremiePensioenInstelling is een pensioenuitvoerder in Nederland.
Om werknemers tegen failissement te beschermen verplicht de Pensioenwet om een pensioenuitvoerder te kiezen die los van het bedrijf van de werkgever staat. De wet kende tot 2011 slechts twee legale pensioenuitvoerders:
- Verzekeraars
- Pensioenfondsen
Beide staan onder toezicht van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten om te zorgen dat de pensioenuitvoerders zodanig met de vermogens omgaan dat de uitvoerder aan haar pensioenverplichtingen kan voldoen.
Sinds 2011 maakt wetgeving een derde pensioenuitvoerder mogelijk
Sinds 2011 is er een derde pensioenuitvoerder bijgekomen: de PPI (Premie Pensioen Instelling). Het doel van de wetgever is vooral om Nederlandse bedrijven in staat te stellen op de buitenlandse markt pensioenen te kunnen beheren en daar dus te kunnen concurreren met de daar aanwezige pensioenuitvoerders. Maar het staat iedereen natuurlijk ook vrij om met een PPI op de Nederlandse markt te concurreren. Met de PPI krijgen verzekeraars en pensioenfondsen dus ineens een nieuwe concurrent. Vooral vermogensbeheerders en banken krijgen door het oprichten van een PPI opeens een mogelijkheid om vrij gemakkelijk de enorme markt van pensioen te betreden. Natuurlijk zou ze ook een verzekeraar kunnen oprichten, maar dat is lastiger (zie hieronder).
De PPI zal moeten samenwerken met verzekeraars
Een PPI mag zelf geen risico dragen. Daarom hoeft ze ook niet aan alle eisen te voldoen die aan verzekeraars en pensioenfondsen, die wel zelf risico dragen, worden gesteld. Dat maakt het een relatief éénvoudige bedrijfsvorm die relatief snel kan worden opgezet en tegen lage kosten. De PPI mag dus hooguit pensioenpremie ontvangen, dat geld beleggen, en wanneer een deelnemer met pensioen gaat het opgebouwde beleggingsvermogen overdragen aan een verzekeraar die er vervolgens een levenslang gegarandderd pensioen van maakt. Die overdracht is noodzakelijk omdat die levenslange garantie van pensioen het risico inhoudt dat de deelnemer langer dan gemiddeld blijft leven en dan zou de PPI risico lopen wat niet mag. Dat geldt ook voor het aanbieden van een nabestaandenvoorziening bij overlijden van de deelnemer en een arbeidsongeschiktheidsdekking, dus ook daarvoor zal de PPI op één of andere manier moeten samenwerken met een verzekeraar.
Een PPI kent ook nadelen
Doordat een PPI alleen een compleet pensioenproduct kan aanbieden in samenwerking met verzekeraars zou ze tegen extra kosten kunnen aanlopen. De administraties moeten immers gekoppeld worden. En in principe kan een verzekeraar het aanbod van een PPI bijna volledig nabouwen. Zij heeft dan het voordeel dat ze inkomsten van zowel het verzekeren van het ouderdomspensioen heeft en die van het nabestaanden en arbeidsongeschiktheidspensioen.
Wat is dan uiteindelijk voordeliger?
Het hangt af van de precieze manier van inrichten van de PPI en de verzekeraar of pensioenfonds waar je mee vergelijkt of een PPI goedkoper zal uitvallen. Op dit moment, dat is begin 2011, wordt hier door specialisten in hun vakpers uitgebreid en fel gedebatteerd.