Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Petrus Jozef Triest

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Petrus Jozef Triest (Brussel, 31 augustus 1760Gent, 24 juni 1836) was een rooms-katholiek priester en kanunnik. Hij was lid van het Sint-Baafskapittel en stichter van verschillende congregaties.

Leven

De ouders van Petrus Jozef Triest waren welstellende burgers uit het centrum van Brussel. Vader Jan Triest was smid en handelaar in ijzerwaren; moeder Cecilia Mello was verwant met de Brusselse magistratenfamilies en zorgde voor de opvoeding van de kinderen. Ze kregen samen veertien kinderen, waarvan het negende ter wereld kwam op 31 augustus 1760 en de volgende dag gedoopt werd met de namen Petrus Jozef.

Zijn vorming

De opvoeding van hun kinderen was voor de ouders prioritair. Daarom ging ook Petrus Jozef naar het degelijke St.-Michielscollege van de jezuïeten tot deze orde in 1773 werd opgeheven. Toen volgde zijn inschrijving aan de vermaarde Latijnse School te Geel waar de studenten bij de burgers logeerden. Ook de geesteszieken, op bedevaart naar de H. Dimpna, woonden bij de burgers en zo komt al vlug zijn vriendelijke belangstelling voor minderbedeelden aan het licht. Zijn spaarcenten gebruikte hij om aan de zieken kleine geschenken te geven, wat hem een groot genoegen deed.

Omdat zijn schooluitslagen goed waren mocht hij in 1780 verder studeren aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij volgde er, zoals alle studenten van toen, de Artes, de voorbereiding op rechten, geneeskunde of theologie en slaagde in 1782 met onderscheiding. Het was een bewogen tijd voor de studenten, met de opkomende Verlichting, het bezoek van Keizer Jozef II die het er allemaal te rooms en te weinig wetenschappelijk vond en verplichte niet-katholieke studenten en door de Staat benoemde niet-katholieke professoren te aanvaarden.

Petrus Jozef, die priester wilde worden, koos in 1782 niet het geëmotioneerde Leuven, maar wel het rustige en degelijke seminarie te Mechelen, waar hij van een studiebeurs kon genieten. De nieuwe ideeën van de Verlichting brachten het Mechelse Seminarie pas in beroering toen Petrus Jozef op 10 juni 1786 reeds door kardinaal Franckenberg tot priester was gewijd. Omdat het aanbod van jonge priesters de vraag overtrof, bleven ze nog tot hun benoeming in het Seminarie wonen, waar ze verder studeerden, godsdienstles gaven in de lagere scholen en in de parochies hielpen.

Kapelaan

De eerste benoeming die priester Triest kreeg was die van coadjutor in de Mechelse parochie O.L.Vrouw-over-de-Dijle, van 6 december 1788 tot half juni 1789, waar zijn belangstelling voor de zwakken, de kinderen, tot uiting kwam. Op 24 juni 1789 werd hij tot onderpastoor (kapelaan) benoemd te Asse. Ook hier was hij ijverig en toegewijd en bezorgd voor kinderen in nood. Tijdens de ziekte van pastoor Ringler moest hij alle pastoorstaken op zich nemen en de goederen van de parochie beschermen tegen de familie van de aftakelende pastoor die het beheer wou overnemen. Toen het verzet tegen het Oostenrijks Bewind tot uitbarsting kwam, nam hij als legeraalmoezenier deel aan de Brabantse Omwenteling. Zijn taak in Asse eindigde bij de benoeming van een nieuwe pastoor op het einde van oktober 1791. Daarna was hij van 1791 tot 1797 onderpastoor van het heiligdom O.L.Vrouw-van-Hanswijk. Het was toen een komen en gaan van Oostenrijkse en Franse soldaten. In het Militair hospitaal brak tyfus uit, die vele doden eiste. Priester Triest bleef de zieken geestelijk, maar ook lichamelijk verzorgen tot hij zelf in de periode van maart tot december 1795 ziek werd. Het leek wel een wonder dat hij er weer bovenop raakte.

Dorpspastoor

In september 1797 kreeg hij de volle verantwoordelijkheid voor de Sint-Pietersparochie te Ronse. Maar het was een periode van kerkvervolging. Als onbeëdigd priester kwam hij onopvallend aan te Ronse, had hij geen plechtige inhuldiging en moest verkleed rondtrekken om op verborgen plaatsen sacramenten toe te dienen. Het was een tijd van veel lijden, maar ook van loutering. Twee moedige daden werden door de tijdgenoten vooral gewaardeerd: ten eerste, dat hij in 1800 met eigen middelen een school voor weesmeisjes oprichtte. Dit was nog voor het concordaat tussen Pius VII en Napoleon. Ten tweede, de berechting van de vrouw van de brigadier van de gendarmen die Triest achtervolgde om hem bij de uitoefening van zijn priesterlijke functie te betrappen, en hem tot gevangenisstraf of verbanning te kunnen laten veroordelen. De brigadier werd integendeel zelf door Triest ’gegrepen’, die hem met de hoogste goedheid behandelde, door zijn stervende vrouw de troost van de Kerk te bezorgen. Door een hardnekkig volgehouden actie van een haatdragende burgemeester moest Triest Ronse verlaten en kwam op 26 maart 1803 in Lovendegem terecht.

Kloosterstichter

Hij begon dadelijk aan zijn taak: zijn eerste zorg was het kerkgebouw en de verzorging van de goddelijke diensten. Uit zijn huisbezoeken kende hij de behoeften van zijn volk en nog hetzelfde jaar begon hij met de Congregatie „Zusters van Liefde van Jezus en Maria” voor onderwijs en opvoeding van weesmeisjes. De schrijnende toestand van de arme zieken dwong hem om te helpen. Daarom vroeg hij de zusters of die zorg misschien ook bij hun taak behoort. Afzonderlijk daarover gepolst antwoordden ze allen positief.

De uitstraling van het klooster was zo groot dat de bisschop, samen met de prefect en de burgemeester hem verzoeken om naar Gent te komen met enkele zusters en daar een hospitaal voor ongeneeslijke zieken te beginnen. Op 30 juli 1805 kwam Triest samen met zes religieuzen naar Gent om in een oude abdij een hospitaal te openen. Het aantal zieken overtrof weldra de opvangmogelijkheden. Tien dagen lang stond hij zijn eigen slaapkamertje af, terwijl hijzelf de nacht op een stoel doorbracht. Meer dan dertig jaar woonde hij hier en maakte het hospitaal tot een knooppunt van alles wat met liefdadigheid in Gent te maken had.

De in de stad druk besproken wanorde in de gebouwen van de Bijlokeabdij, waar lekenkrachten de taak van de oppas van ouderen niet aankonden, veroorzaakte een nieuwe nood. In de Commissie van de Godshuizen waar men hem als lid gevraagd had, pleitte hij voor toegewijde mannen die uit christelijke liefde zouden handelen. Hij zou er zelf voor zorgen als de Commissie instond voor hun onderhoud. Dit werd het begin van de „Broeders van Liefde” (1807), die naast de zorg voor bejaarden ook onderwijs aan de jeugd gaven en later ook, zoals de Zusters van Liefde al deden, de geesteszieken uit hun kerkers bevrijdden. Voor dat moeilijke werk vroeg hij de wetenschappelijke hulp van dr. Jozef Guislain, die daardoor de eerste psychiater werd die verbonden was aan een instelling voor geesteszieken. Hij verrichtte baanbrekend werk o.m. door de indeling van de zieken naar de aard van hun krankzinnigheid en op het gebied van de opvoeding van zwakzinnigen. Als waardering voor zijn werk werd pastoor Triest verheven tot kanunnik van de St.-Baafskathedraal te Gent.

Sinds de Franse Revolutie waren de broeders alexianen, de cellebroeders, die zich verdienstelijk hadden gemaakt door de verzorging van zieken aan huis en de begrafenis van de doden, uit Gent verdwenen. De behoefte aan hun vervanging was groot. Burgemeester en schepenen wendden zich tot kanunnik Triest met het verzoek voor dat werk een nieuwe congregatie op te richten. Triest was hun vraag genegen, maar besefte dat het tijdens het Nederlandse Bestuur vrijwel onmogelijk was om met een nieuwe congregatie te beginnen – zo argwanend was het gouvernement tegenover alles wat religieuze verenigingen betreft. Het risico bestond dat de nog niet officieel goedgekeurde congregatie van de Broeders van Liefde zou worden opgeheven.

Samen met het Gentse stadsbestuur bedacht hij een plan. Aangezien het de bedoeling was dat de nieuwe congregatie het vroegere werk van de cellebroeders zou verderzetten, kon dat werk niet beter starten dan in het vroegere alexianenklooster dat nu een gevangenis was voor bandieten, wanbetalers, dienstweigeraars … De indruk moest gewekt worden dat het om een nieuw werk van de Broeders van Liefde ging. Om te beginnen zou de stichter enkele broeders uit het Geraard Duivelsteen, het krankzinnigeninstituut voor mannen, naar dat klooster sturen. Geleidelijk aan zou men een aantal zenuwlijders uit het overvolle Geraard Duivelsteen naar het alexianenklooster overbrengen en het er laten uitzien als een door de Broeders van Liefde geleide verpleeginrichting. Ondertussen zou kanunnik Triest aan een eigen regel voor het nieuwe religieuze gezelschap werken en zou hij trachten kandidaten te vinden voor de thuisverpleging, om tenslotte een eigen communiteit van Broeders van Sint-Jan de Deo op te richten. Zodra zij goed op dreef waren, zouden de Broeders van Liefde, de gangmakers, worden weggetrokken. Het plan slaagde. In 1823 kwamen de eerste fraters aan en in 1825 waagden zij zich op straat voor hun eigenlijke werk: verpleging aan huis.

Sinds jaren was kanunnik Triest bekommerd om wezen en vondelingen. Hij sprak er herhaaldelijk over in de Commissie die met de voorhanden zijnde middelen de toestand niet meer aankon. Triest bracht redding door het stichten van een vierde congregatie, de Zusters Kindsheid Jesu. Dit was als de kroon op zijn werk: een durende en toegewijde zorg voor de allerzwaksten, de vondelingen en verlaten kinderen. Samen met zijn helper E.H. Benedictus De Decker, die voor de eerste kandidate zorgde, leidde de 75-jarige de eerste vijf postulanten binnen in een gedeelte van het Sint-Janshospitaal nabij de St.-Jacobskerk waar de vondelingen werden opgevangen. Het was 15 oktober 1835.

Het begin was heel moeilijk wegens de uiterste armoede en een griep tijdens de eerste winterperiode die vier van de vijf kandidaten het bed deed houden. Gelukkig herstelden ze allen. Omdat ze geen van allen ervaring van het kloosterleven hadden, zorgde kanunnik Triest persoonlijk voor hun kloosterlijke vorming en bracht soms de hele dag met hen door, zodat hij ze ook het officie in het Latijn kon leren lezen. In juni 1836 zouden ze ingekleed worden, maar het overlijden van de stichter verdaagde de plechtigheid tot 20 juli.

Dienaar van allen

Naast de geestelijke begeleiding van zijn religieuzen en de zorg voor hun apostolaatswerken door huisvesting, aangepaste vorming en ijver voor de officiële erkenning, zet hij zich volledig in op de vele terreinen van de Gentse liefdadigheid.

  • 1807 Lid van het stedelijk Comité voor orde en spaarzaamheid in de Gentse Godshuizen.
  • 1807 Directeur van het Burgerlijk hospitaal van de Bijloke gedurende tien jaren, waar hij orde, stiptheid, aanpassing en spaarzaamheid brengt.
  • 1807 Lid van de Commissie van de Godshuizen. Hij blijft het dertig jaren lang zonder haast één afwezigheid op de wekelijkse vergaderingen. Hij was er de factotum.
  • 1807 Directeur van de Twaalf Kleine Gestichten, gedurende negenentwintig jaar.
  • 1808 en 1825 Bepleit met succes het voortbestaan van de Begijnen.
  • 1812 Directeur van het Militair Hospitaal met het oog op bezuiniging. Tot aan de val van Napoleon deed hij er orde heersen.
  • 1812 Voogd van de vondelingen met verantwoordelijkheid voor hun opvoeding, de controle op het kleergoedmagazijn, het inwinnen van inlichtingen ten dienste van de Commissie over de pleegouders met onverwacht bezoek ter plaatse, handhaving van de tucht in de instellingen.
  • 1827 Permanent Ondervoorzitter van de Commissie van de Godshuizen.
  • 1827 Lid van de Bisschoppelijke Raad.

Bewijzen van waardering en aanmoediging

De heropleving van de christelijke naastenliefde na de Franse Revolutie kan niet anders dan de goedgezinden verheugen en dankbaar stemmen tegenover de geprezen voorganger Kanunnik Triest.

  • 1806 Goedkeuring van de Congregatie der Zusters van Liefde door keizer Napoleon.
  • 1807 Benoeming voor het leven tot Algemeen Overste van de Zusters van Liefde door Mgr. Fallot de Beaumont.
  • 1807 Mgr. Fallot de Beaumont verheft Triest tot kanunnik van Sint-Baafskathedraal.
  • 1809 Bisschoppelijke goedkeuring van de Regels voor de Broeders van de H. Vincentius, weldra Broeders van Liefde genoemd.
  • 1816 Pauselijke goedkeuring van de Regels der Zusters van Liefde.
  • 1818 Gedecoreerd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
  • 1823 Bisschoppelijke goedkeuring van de Regels der Broeders van Joannes de Deo.
  • 1827 Door de volksmond aangewezen als de nieuwe bisschop van Gent.
  • 1827 Benoeming tot kanunnik-titularis van de Sint-Baafskathedraal. In de gelegenheidstoespraak noemde de bisschop hem „de trooster van alle bedroefden”.
  • 1829 Beide inrichtingen voor doofstommenonderwijs te Gent worden verheven tot Koninklijke Instituten.
  • 1834 Te Gent speldde koning Leopold I zijn eigen ereteken van Ridder in de Leopoldsorde op de borst van de grote mensenvriend.
  • 1834 Het neutraal filantropisch genootschap „Société Montyon et Franklin” uit Parijs vereert hem met de gouden medaille van de vereniging. Zijn dankwoord is merkwaardig: „Mijne Heren,” zo luidde het, „ik ben zeer gevoelig voor de eer die u me hebt willen betonen. Ik beken echter dat alleen aan God alle hulde toekomt. Neen, mijne Heren, ik ben slechts het zwakke werktuig waarvan Hij zich heeft willen bedienen om iets nuttigs te doen voor het mensdom door tussenkomst van mijn goede Broeders en Zusters van Liefde.”
  • 1835 Beide instellingen voor doofstommen en blinden te Brussel worden verheven tot Koninklijke Instituten.
  • 1836 Gouden Jubileum van zijn priesterwijding (16 juni). Een grootse viering wordt gepland voor 29 juni in de Gentse kathedraal.
  • 1836 Kanunnik Petrus Jozef Triest overlijdt te Gent (24 juni), na een korte ziekte, verlangend naar vereniging met God en bekommerd om de armen. De droefheid is algemeen. De begrafenis had plaats in Lovendegem en een plechtige uitvaartdienst in de kathedraal (5 juli).
  • 1836 Twee gedenkpenningen werden geslagen met de tekst: "Hij is al goeddoende voorbijgegaan".
  • 1836 Een wetsvoorstel werd in het parlement ingediend om op kosten van het Land in de Sint-Michielskathedraal te Brussel een gedenkteken op te richten voor Petrus Jozef Triest. Het werd ingehuldigd in 1846.
  • 2001 Het Proces voor de Zaligverklaring van de Dienaar Gods Petrus Jozef Triest werd op 26 augustus plechtig geopend in de Gentse kathedraal.

Publicaties

Met het oog op de zaligverklaring van Petrus Triest en het grondige onderzoek dat hieraan voorafgaat, werden alle teksten die hij schreef en die bewaard zijn gebleven (sermoenen, brieven, enz.) in twee boekdelen gepubliceerd:

  • Martine KRICHEL (red), Scripta exemplaria P. J. Triest, 2 volumes, Gent, 1999.

Literatuur

  • Pierre DE DECKER, Levensbeschryving van Mijnheer den Kanonink Triest, Gent, 1836
  • (fr) Goswin DE STASSART, Pierre-Joseph Triest, in: Biographie Universelle, Brussel, 1846
  • (fr) Monument élevé à la mémoire de Mr le chanoine Triest, dans l'église des SS. Michel et Gudule, in: Messager des sciences historiques de Belgique, Gent, 1850.
  • A. M. BOCKLANDT, Kanunnik Triest, stichter van de Congregatie van de Zusters van Liefde van Jezus en Maria. Zijn Leven, zijn Geest, zijn Werken, Brussel, 1926 ( Ook: Vie et esprit du chanoine Triest, Brussel, 1928).
  • (fr) G. VAN DEN GHEYN, Pierre-Joseph Triest, in: Biographie Nationale, Académie Royale de Belgique, Brussel, 1932, T. XXV, col. 634-638.
  • P. LOONTJENS, Ontstaan en Spiritualiteit van de religieuze stichtingen van kanunnik P. J. Triest, Gent, 1957
  • K. REICHGELT & L. CNOCKAERT, Kanunnik Petrus-Jozef Triest. Een levensschets, Menen, 1960
  • J. SPANHOVE, E. H. Petrus-Jozef Triest, desservant van Asse in 1791, in: Eigen Schoon en De Brabander, 1963, blz. 273-292
  • Orest CLAEYS, Petrus-Jozef Triest, pastoor te Ronse, 1797-1803, in: Annalen van de Geschiedkundige kring van Ronse, 1972, blz. 145-169.
  • (fr) Lucienne CNOCKAERT, Pierre-Joseph Triest, le Vincent de Paul Belge, Leuven, 1974
  • (en) Encyclopedic Dictionary of Religion, Philadelphia-Washington, D.C. 1979, 3567.
  • E. GEYSEN, Het verdienstelijk leven van Petrus-Jozef Triest in herinnering gebracht bij een bezoek aan monumenten en gebouwen. Triestroute 1986, Gent, 1986
  • René STOCKMAN, Kanunnik Petrus Jozef Triest, stichter en organisator, in: Gentsche Tijdinghen, Gent, 1996
  • (de) Johannes Madey, Triest, Pierre-Joseph, in Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon, 1997
  • Annuario Pontificio 1997, Vaticaan, 1997, pp. 1472 en 1512.
  • René STOCKMAN, De goede mijnheer Triest, een biografie van kanunnik Petrus Jozef Triest, Gent, 1998.
  • (fr) Baudouin WALCKIERS, Filiations lignagères bruxelloises contemporaines, Brussel, 1999, (afstamming van de familie Triest-Mello uit de geslachten t’Serhuyghs en Seroelofs, bij de Zeven [geprivilegieerde] Geslachten van Brussel).
  • Andries VAN DEN ABEELE, De Romereis van Petrus Triest in 1816, in: Helpende Handen, 2000.
  • Andries VAN DEN ABEELE, De beginjaren van de Broeders van Liefde. Problemen van chronologie betreffende de aangestelde economen en oversten (december 1807 – november 1810), in: Helpende Handen, 2001.
  • René STOCKMAN, in samenwerking met Andries VAN DEN ABEELE, Liefde in actie. 200 jaar Broeders van Liefde, Davidsfonds, Leuven, 2006.
  • René STOCKMAN, Petrus Jozef Triest vandaag. Leven, spiritualiteit en inspiratiebron, Halewijn, Antwerpen, 2009

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Peter Joseph Triest op Wikimedia Commons.

rel=nofollow