Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Pangka-affaire
De Pangka-affaire was een schandaal rond de uitgifte van suikercontracten binnen het cultuurstelsel in Nederlands-Indië. De affaire leidde in december 1860 tot het aftreden van Minister van Koloniën Jan Jacob Rochussen en op termijn tot de val van het door hem geleide kabinet.
Het schandaal
De koninklijke interventie
Als leider van het kabinet werd Minister Rochussen in het nauw gebracht door de Pangka-affaire. Binnen het Nederlands-Indië opgelegde cultuurstelsel werden lucratieve suikercontracten, het recht om geraffineerde rietsuiker te leveren, verhandeld. Het zeer winstgevende suikercontract van de Pangka-fabriek op Java was in 1855 vervallen. Koning Willem III werd benaderd door zijn oud-secretaris en intendant van het Paleis het Loo en Domein het Loo jhr. Ludolph van Bronkhorst (1813-1885) die samen met zijn zwager J.G.A. Gallois geïnteresseerd was in het verwerven van het contract. De Koning liet het voorzoek door de Directeur van het Kabinet des Konings Frederik Lodewijk Willem de Kock aan de Minister van Koloniën Mijer voorleggen. In een ambtelijke brief (een missive) liet de Directeur van het Kabinet weten dat het "Zijne Majesteit hoogst aangenaam (zou) wezen indien daaraan een gunstig gevolg zou kunnen worden gegeven omdat de Heer van Bronkhorst gewigtige diensten aan Z.M. bewezen heeft en H.D. vertrouwen in hooge mate geniet wegens zijn eerlijk en braaf karakter en gedrag, terwijl de Heer Gallois bij de Koning mede gunstig bekend staat"[1].
Toen de minister liet weten dat hij de zaak aan de Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië zou voorleggen. Zulk overleg duurde indertijd meer dan een jaar omdat de brieven met de boot van en naar Java moesten worden verstuurd.
De koning bleef aandringen en eiste via de directeur van zijn kabinet vervolgens een renteloos krediet voor Van Bronkhorst en Gallois.
De minister liet weten dat dit zomaar niet ging. Daarop liet de koning zijn kabinetsdirecteur uitleggen dat de heren van Bronkhorst en Gallois een uitzondering moewst worden gemaakt omdat zij een nieuw raffinageproces wilden beproeven en omdat de loyale van Bronkhorst zoveel voor de Koning had betekend.[2].
De in het nauw gebrachte minister durfde niet meer te weigeren, hij beloofde de twee koninklijke protégés het contract, maar wist de afhandeling van de koninklijke wens op de lange baan te schuiven met een toezegging dat een "lopend onderzoek naar de suikercultuur op Java" moest zijn voltooid. De minister wist dat de zaak nu op het bureau van zijn opvolger zou komen te liggen.
De toegefelijke minister
De opvolger, Jan Jacob Rochussen kwam steeds weer in conflict met de over het gesjoemel met de suikercontracten ontevreden Tweede Kamer. Daar wenste men een einde aan vriendjespolitiek, benadeling van de schatkist en corrupptie te maken. In het voorjaar van 1860 kregen Van Bronkhorst en Gallois een zeer voordelig contract aangeboden waarin zij zonder tegenprestatie het recht kregen de suiker van Pangka te verkopen. De staatskas was de gedupeerde partij. Van Bronkhorst verkocht zijn contract op Java ogenblikkelijk door voor 275 000 gulden (waarde in 2013 2 696 792.93 Euro)[3].
Op 11 mei 1860 vroeg de Tweede Kamer de Regering in een motie om de toekenning van de suikercontracten in het vervolg bij wet te regelen.
In oktober kwamen de details van deze gang van zaken ter ore van de kamerleden. Zij namen een motie tegen het beleid van Minister Rochussen aan. De minister bleef, zoals dat indertijd nog kon, aan.
Pas toen de Tweede Kamer in december de begroting van het Ministerie van Koloniën verwierp bood Minister Rochussen zijn ontslag aan aan Willem III. De koning liet in een in de dagbladen gepubliceerde brief weten dat hij dat dat ontslag "met tegenzin" had aanvaard.
De afloop
De koningsgezinde Jan Jacob Rochussen heeft tijdens deze affaire geen woord naar buiten gebracht over de rol van de Nederlandse koning. De kroon werd niet "ontbloot". Willem III kon dus zeer tevreden zijn. In een brief aan Rochussen schreef de vorst;
"Vroegere diensten deden u reeds den titel van Minister van Staat en de hoogste klasse mijner ridderorden voor burgerlijke verdiensten verwerven. Verheffing in de adelstand door Mij aangeboden, werd door u niet verlangd. Ik wensch echter u bij uw aftreden een openbaar blijk van Mijne bijzondere genegenheid te schenken, door u nog met dezen een met brillanten omzet grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw aan te bieden".
Jan Jacob Rochussen, inmiddels Minister van Staat en Ridder-Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw vervolgde ook nadat hij over de Pangka-affaire was gestruikeld zijn politieke loopbaan. Zo werd hij in 1864 herkozen als lid van de Tweede Kamer. In 1869 trok Jan Jacob Rochussen zich terug uit de politiek. hij overleed op 21 januari 1871 in Den Haag.
Literatuur
- Dik van der Meulen (2013), Koning Willem III 1817-1890, Uitgeverij Boom - ISBN 9789461051868
- Cees Fasseur (1992), The Politics of Colonial Exploitation: Java, the Dutch, and the Cultivation System, SEAP Publications.
Bronnen, noten en/of referenties
|