Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Otto Duintjer
Otto Dirk Duintjer (Amsterdam, 30 april 1932-Heemstede, 23 november 2020) was een Nederlandse filosoof. In het begin van de jaren zeventig in de twintigste eeuw ontwikkelde hij een heel eigen filosofie met een sterke nadruk op levenskunst en spiritualiteit, mede vanuit zijn achtergrond in het denken van Kant, Heidegger en de moderne taalfilosofie.
Op 10 oktober 2013 wijdde de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden een symposium aan Duintjer in de serie "Eminente Denkers", waarin hij werd aangekondigd als "een van de toonaangevende denkers van Nederland".[1]
Biografie
Otto Duintjer werd geboren in Amsterdam in 1932. Na het gymnasium (alpha en bèta) studeerde hij theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en Universiteit van Amsterdam, alsmede filosofie aan de Universiteit van Groningen. Van 1960 tot 1970 was hij als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Universiteit Leiden, waar hij in 1966 bij Kees van Peursen promoveerde op het proefschrift De vraag naar het transcendentale, vooral in verband met Heidegger en Kant.
Van 1970 tot 1987 was hij hoogleraar Kennisleer en Metafysica aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1987 tot aan zijn emeritaat in 1997 had hij de opdracht Filosofie en Spiritualiteit aan dezelfde universiteit. In 2004 ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit voor Humanistiek vanwege zijn werk op het grensvlak van filosofie en spiritualiteit. De Universiteit voor Humanistiek "acht dit werk van grote wetenschappelijke en maatschappelijke betekenis, mede gezien de verbinding die Duintjer legt tussen humanisme en spiritualiteit".[2] Hij was mede-oprichter van de Stichting Filosofie Oost-West, en lange tijd lid van de Programmaraad.
De vraag naar het transcendentale, vooral in verband met Heidegger en Kant (proefschrift 1966)
In Duintjers proefschrift uit 1966 komen thema’s aan de orde die doorklinken in zijn latere werk. Hij onderzoekt de vraag van welke aard datgene is waarop de filosofische explicitering betrekking heeft, en vestigt de aandacht op kaders die maatgevend zijn voor de wijze waarop verschijnselen binnen die kaders kunnen verschijnen, en voor de wijze waarop mensen zich tot die verschijnselen kunnen verhouden. De thematiek van zijn boek Rondom regels. Wijsgerige gedachten rondom regelgeleid gedrag (1977), wordt hier reeds aangekondigd. [3]
Rondom regels. Wijsgerige gedachten rondom regelgeleid gedrag (1977)
In dit boek sluit Duintjer enerzijds aan bij inzichten uit de twintigste-eeuwse filosofie over de eindigheid en historiciteit van alle talige en conceptuele kaders, maar anderzijds radicaliseert hij deze inzichten ook, door te laten zien dat het menselijke bewustzijn het vermogen heeft om dit soort kaders te transcenderen, door voeling te krijgen met de onuitputtelijke mogelijkheidsruimte die zich in en rond alle kaders bevindt. In discussie met denkers als Ludwig Wittgenstein, Gilbert Ryle en Peter Winch probeert Duintjer stap voor stap de mogelijkheid van deze transcendentie aannemelijk te maken. Het gaat hem daarbij om de dimensie rondom alle maatgevende kaders, die ons altijd omgeeft, ook als we ons bevinden binnen een gevestigd regelpatroon. Open staan voor deze dimensie wordt bemoeilijkt door wat Duintjer “het primaat om de zorg om het voortbestaan” noemt. [4] Naast spirituele bespreekt hij maatschappelijke voorwaarden voor het afstand nemen tot gevestigde regelpatronen. Het maatschappijkritische aspect in zijn denken komt helder naar voren in zijn boek Hints voor een diagnose: Naar aanleiding van Kant (1988). [5]
Hints voor een diagnose: Naar aanleiding van Kant (1988)
In dit boek verkent Duintjer aard, grenzen, en alternatieven van het rationeel-empirisch bewustzijn. In dit bewustzijn staan denken, willen en arbeiden (in de zin van produceren) centraal. De verzelfstandiging daarvan, en de verzelfstandiging van onszelf daarmee in onze cultuur, leiden tot innerlijke vervreemding en een desastreus ingrijpen in de natuur. Het rationeel-empirisch bewustzijn wordt door Duintjer zeker niet afgewezen, maar hij wijst daarnaast op het belang van andere ervaringswijzen, die gekenmerkt worden door tegenwoordig-zijn, aanwezig-zijn, pure aandacht. [6]
Rondom metafysica. Over transcendentie en de dubbelzinnigheid van metafysica (1988)
In dit boek beproeft Duintjer een kritische herinterpretatie van de traditionele metafysica. Die mondt uit in een nieuwe formulering van zijn centrale inzet: het ervarend en denkend toegankelijk maken van het grondfeit dat enerzijds al onze werkelijkheidservaring en al onze waarden begrensd worden door de historisch gesitueerde kaders van waaruit wij werkelijkheid pas als werkelijkheid en waarden als waardevol ervaren, maar dat al die kaders tegelijkertijd omgrensd worden door een onuitputtelijke mogelijkheidsruimte. Die onuitputtelijke ruimte doortrekt alle specifieke kaders en is volgens Duintjer ook op ervaringsniveau toegankelijk, dat wil zeggen op een bewustzijnsniveau dat voorafgaat aan de filosofische analyse. Duintjer vestigt de aandacht op een kern in het bewustzijn die aan àlle gepraat voorafgaat, en probeert ook intellectueel inzichtelijk te maken dat er een verschuiving in onszelf nodig is om daarmee contact te maken. [7]
Onuitputtelijk is de waarheid (2002)
In dit boek komen verschillende lijnen uit het denken van Duintjer samen, en komt de bijzondere betekenis en filosofische spankracht ervan in al zijn aspecten naar voren. Het boek kan daarom, aldus Hans Alma, worden gezien als de bekroning van zijn inhoudelijke ontwikkelingsgang. [8] In het boek staan drie onderling verbonden thema’s in centraal: levensbeaming, bewustzijn en waarheid. Die worden uitgewerkt in discussie met Plato en Heidegger, en in kritische uiteenzetting met religieuze en levensbeschouwelijke stromingen, met name het moderne westerse humanisme en Advaita Vedanta uit India. De kern van het denken dat Duintjer langs deze lijnen ontvouwt is te vinden in het motto aan de keerzijde van de titelpagina van Rondom regels:
Er is waarheid
Alle waarheden zijn eindig
Elke waarheid heeft aanvullende waarheden naast zich, onder zich, boven zich
De waarheid is onuitputtelijk.
Waarheid staat bij Duintjer voor openbaarwording of manifestatie van werkelijkheid. Bewustzijn is de ruimte waarin werkelijkheid zich kan manifesteren. Geen enkele manifestatie van werkelijkheid onthult de waarheid volledig, maar naarmate ons bewustzijn meer open is voor verschillende manifestatiewijzen, doen we meer recht aan het veld van waarheid dat alle eindige waarheden omringt en doordringt. Dit vraagt een bereidheid om ons bloot te stellen aan wat zich aandient; een bereidheid die Duintjer aanduidt als levensbeaming. [9]
Levensbeaming betekent het zich openen van het bewustzijn voor wat Duintjer het manifestatieproces noemt, het openbaar worden van verschijnselen voor het bewustzijn. Vanuit een open bewustzijn is het pas echt mogelijk om elke situatie die je in het hier en nu tegenkomt te beoordelen, en daarnaar te handelen. Met “kritisch zijn” bedoelt Duintjer dus niet veroordelen en wegwerpen op basis van normen en waarden uit een specifiek talig en conceptueel systeem waar je al in zit, maar beoordelen vanuit een open en onbevooroordeeld bewustzijn, zonder afweer of verslaving. [10]
Een houding van levensbeaming, schrijft Duintjer, maakt het mogelijk om te beantwoorden aan de dingen die zich manifesteren zoals ze zijn, en niet zoals je denkt, wenst of vreest dat ze zijn. Je overgeven aan het leven als manifestatieproces is geen blinde overgave, en beslist niet in strijd met kritisch onderscheiden. Integendeel, als je aan wie of wat zich manifesteert onvoorwaardelijk de gelegenheid geeft om zich te tonen, kun je pas echt in vrijheid antwoorden op wie of wat zich toont. [11]
Betekenis van Duintjers filosofie
Prof. Hans Alma van de Universiteit voor Humanistiek, die Otto Duintjer in 2004 een eredoctoraat verleende, beschreef bij die gelegenheid de betekenis van Duintjers filosofie in de volgende woorden. “Het werk van Otto Duintjer vertoont, ten eerste, een grote filosofische spankracht: het slaat een brug tussen enerzijds de metafysische inzet van het Griekse denken en de aanvang van de westerse filosofie, en anderzijds twintigste-eeuwse inzichten in de eindigheid en historiciteit van alle talige en conceptuele kaders. [12]
Ten tweede heeft Duintjer een verbinding tot stand gebracht tussen kernvragen uit de hoofdstroom van de westerse filosofie en de vragen en thema’s die in spirituele tradities centraal staan. Al in jaren ’70 en ’80 verwoordde Duintjer een inzicht dat pas tientallen jaren later in filosofische kringen enige erkenning vond, ondermeer in aansluiting bij de these van Pierre Hadot dat de Griekse filosofie in de kern een spirituele levenswijze belichaamde. Anders dan Hadot heeft Duintjer zich echter van het begin af aan georiënteerd op een breed scala aan spirituele richtingen, met name op oosterse tradities. Bovendien heeft hij de daarin besloten praktische aanwijzingen en oefeningen ook aan eigen ervaring getoetst, zoals de praktische beoefening van yoga, tai chi, en van meditatieve praktijken. [13]
Deze toets aan eigen ervaring impliceert ook de noodzaak van een kritische houding ten opzichte van spirituele leraren, die niet verabsoluteerd mogen worden. Hun gedrag en woorden moeten worden getoetst aan wat zich in het eigen bewustzijn meldt, aan inzicht, aan meegevoel, aan eigen waarnemingen. Daarnaast herkent Duintjer dat iets van wat hij in dialoog met Plato en Heidegger heeft uitgedacht ook in oosterse tradities zoals Advaita Vedanta leeft. [14]
Het derde kenmerk van Duintjers denken, aldus Alma, is zijn maatschappijkritische inzet. De spirituele weg die hij filosofisch heeft uitgetekend betreft voor hem niet alleen de persoonlijke sfeer. Zij heeft nadrukkelijk ook een kritische betekenis ten opzichte van dominerende, op productie en consumptie gefixeerde handelingspraktijken en de bijbehorende denkkaders. Vanuit zijn visie op spiritualiteit kunnen kritische kanttekeningen geplaatst worden bij de nadruk op persoonlijke vrijheid en autonomie. Het woord vrijheid wordt volgens Duintjer terecht gebruikt voor democratische verworvenheden zoals vrijheid van meningsuiting en vrije verkiezingen. Maar het woord wordt in zijn ogen vaak ten onrechte ingezet om egoïstische en materialistische verslaving te rechtvaardigen. Onder het mom van vrijheid breidt de materialistische verslaving zich meer en meer uit over heel het menselijk leven. Een dergelijke verslaving sluit mensen af van de vele wijzen waarop werkelijkheid zich kan manifesteren. [15]
Wat Duintjer met “levensbeaming” bedoelt is het tegengestelde hiervan: het betekent je openstellen voor de onthulling van werkelijkheid in wat of wie ook op je weg komt; een beaming die gepaard moet gaan met het vermogen kritisch te onderscheiden tussen al wat op deze deze wijze manifest wordt, bijvoorbeeld tussen wat heilzaam of heilloos, opbouwend of destructief, liefdevol of liefdeloos is. Filosofische reflectie en spirituele praktijken kunnen volgens Duintjer helpen om een houding te ontwikkelen die ruimte biedt voor openbaarwording van werkelijkheid, en van waaruit weerstand kan worden geboden aan de verslavende macht die sommige manifestaties van werkelijkheid over ons kunnen hebben." [16]
Bibliografie Otto Duintjer
1966, De vraag naar het transcendentale, vooral in verband met Heidegger en Kant. Proefschrift Universiteit Leiden, Universitaire Pers Leiden.
1967, ‘Moeilijkheden en mogelijkheden bij een verscheidenheid van filosofieën’, Wijsgerig Perspectief, 7:5, pp. 255-269.
1970, ‘Moderne wetenschap en waardevrijheid’, Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 62:1, januari, pp. 22-44. Ook in: T. de Boer en A.J.F. Köbben (red.), Waarden en wetenschap. Bilthoven: Ambo, pp. 20-45.
1975, (Improvisaties in verband met) spiritualiteit, intellect en macht, naar aanleiding van Plato en Descartes. Centrale Interfaculteit, Universiteit van Amsterdam.
1977, Rondom regels—wijsgerige gedachten omtrent regelgeleid gedrag. Amsterdam/Meppel: Boom. Derde druk: 1985.
1983, ‘Produceren en andere wijzen van mens-zijn. Een onderzoek naar uitgangspunten bij Marx die liggen in het verlengde van de overheersende traditie’, Tijdschrift voor Filosofie, 45:3, pp. 421-458.
1984, ‘Over natuur, vervreemding en heelwording’, in W. Achterberg en W. Zweers (red.), Milieucrisis en filosofie. Amsterdam: Ekologische Uitgeverij, pp. 189-207.
1985, ‘Spiritualiteit en de maatschappelijke wedren naar eindeloze expansie’, Civis Mundi, 24:4, 162-167.
1986, ‘De moderne verstrengeling van wetenschap, techniek en industrie als expansief “Selbstzweck”’, in G.M. Huussen en H.E.S. Woldring (red.), Werken met wijsbegeerte: een cultuurprobleem, Delft: Eburon (Filosofische Reeks van de Centrale interfaculteit, Universiteit van Amsterdam, No. 19), pp. 25-36.
1988a, Rondom metafysica. Over 'transcendentie' en de dubbelzinnigheid van metafysica. Amsterdam: Boom
1988b, Hints voor een diagnose. Naar aanleiding van Kant. Baarn: Ambo.
1988c, ‘Techniek en werkelijkheid’, in A. Dekker (red.), Waarden in onze technische cultuur. Kampen: Kok (Kamper Cahiers, dl. 62), pp. 8-25.
1988d, ‘Het belang van nieuwe spiritualiteit in een expansieve maatschappij’, in Bruno Nagel (red.), Maken en breken, over produktie en spiritualiteit. Kampen: Kok Agora, pp. 17-43.
2002, Onuitputtelijk is de waarheid. Budel: Damon.
Deze bundel bevat bewerkingen van eerder verschenen teksten.
- I: Iets over mijn ‘zoektocht’ (eerder verschenen in: Jan Bor en Ilse Bulhof (red.), Het antwoordloze waarom. Filosoferen tussen Oost en West. Kampen: Agora, 2001, pp. 49-69)
- II: Eros en ‘transcendentie’ bij Plato (eerder verschenen in: H.P. Kunneman en Th. C.W. Oudemans, Filosoferen aan de grens. Assen: Van Gorcum, 1992, pp. 160-180)
- III: Over het primaat van waarheid (als ‘openbaarwordingsgebeuren’) (eerder verschenen in: Prana, 23:1, 1997, pp. 82-91; Tijdschrift voor Filosofie, 64:1, 2002)
- IV: Spiritualiteit: een optie voor humanisten? (eerder verschenen in: Rekenschap, 40:2, juni 1993, pp. 69-73; ook in Iteke Weeda (red.), Spiritualiteit en wetenschap. Amsterdam: Anthos, 1996, pp. 270-78)
- V: Herkenning en bedenkingen bij Advaita Vedanta (eerder verschenen in: Douwe Tiemersma (red.), De vraag naar het zelf-zijn. Rotterdam: Asoka, 201, pp. 65-83)
- Appendix: Perestrojka in het Westen? (eerder verschenen in: Trouw, 1 december 1989)
2007, ‘De innerlijke weg: hoezo?’ in Theo van Leeuwen en Heidi Muijen (red.), De innerlijke weg. Spirituele tradities over verinnerlijking, Kampen: Ten Have, pp. 18-34.
Externe links
- Persoonlijke website
- Interview met Martijn Rozing in Tijdschrift voor Humanistiek, jrg. 13, no. 4, maart 2003, pp. 17-23
Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)
Voetnoten
- º Eminente denkers: Otto Duintjer
- º Universiteit voor Humanistiek
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, Prana, Nr. 142, april/mei 2004, p. 41. Dit artikel (pp. 41-44) bevat de integrale tekst van de laudatio die werd uitgesproken door Prof. Dr. Hans Alma van de Universiteit voor Humanistiek, bij de uitreiking van het eredoctoraat van de UvH aan Otto Duintjer.
- º Otto Duintjer, Rondom regels, p. 132.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 41.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 42.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 42.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 42.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 42.
- º Otto Duintjer, Onuitputtelijk is de waarheid, p. 37.
- º Otto Duintjer, Onuitputtelijk is de waarheid, p. 37.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 42.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 42.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 43.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 43.
- º Hans Alma, “Laudatio Otto Duintjer”, p. 43.