Ongeslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting of aseksuele reproductie is voortplanting waarbij slechts één ouder betrokken is.
Bij seksuele voortplanting is er sprake van twee ouder-organismen, en meestal van een zaadcel en eicel waarbij genetische informatie van twee ouders gedeeltelijk wordt overgebracht op de nakomelingen.
Er zijn verschillende vormen van ongeslachtelijke voortplanting:
- de deling van bacteriën en andere primitieve organismen
- maagdelijke voortplanting
- klonen
Eencellige organismen planten zich voornamelijk op deze manier voort. Het genetisch materiaal verdubbelt zich waarna de cel zich in tweeën splitst, waardoor er twee nagenoeg identieke individuen ontstaan. Ouder en kind zijn dus genetisch gelijk, deze voortplanting is nuttig als een organisme ergens goed gedijt.
Het organisme zal dan bij seksuele voortplanting het risico lopen goede eigenschappen kwijt te raken of slechte te ontwikkelen. Terwijl hij nu al goed kan overleven. Aanpassingen zijn pas nodig als het minder goed gaat. Sommige soorten kunnen kiezen of ze zich aseksueel of seksueel voortplanten. Zelfs bacteriën planten zich echter geregeld ook seksueel voort.
Vrijwel alle planten kunnen zich vrij eenvoudig ongeslachtelijk voortplanten. Ze produceren bollen, knollen, uitlopers of wortelstokken. De mens heeft daar nog technieken als stekken, enten , oculeren en weefselkweek aan toegevoegd. Sommige plantensoorten, paardenbloem, veldbeemdgras kunnen zich ongeslachtelijk via zaad voortplanten. Dit wordt apomixie genoemd.
Maar (bijna) alle hogere dieren moeten zich seksueel voortplanten. (zie maagdelijke voortplanting)
Er is een klasse van eukaryote organismen, de Bdelloidea, behorend tot de stam van de rotiferen die zich helemaal niet seksueel voortplant.