Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Odoric van Pordenone
Odoric van Pordenone | ||
Algemene informatie | ||
Volledige naam | Oldřich Mattiussi / Mattiuzzi | |
Pseudoniem | Odoricus de Portu Naonis Odorico da Pordenone Oldřich Čech z Pordenone | |
Geboren | ca. 1286, Villanova, bij Pordenone, in Aquileia (Italië) | |
Overleden | 14 januari 1331, Udine | |
Nationaliteit | Italiaans | |
Bekend van | eerste Europeaan in Tibet | |
Carrière | ||
zaligverklaard | 1755, door paus Benedictus XIV |
Odoric van Pordenone (Villanova bij Pordenone, ca. 1286 – Udine, 14 januari 1331) was een franciscaans missionaris in Azië. Hij wordt gewoonlijk beschouwd als de eerste Europese reiziger in Tibet.
Leven
Odoric werd geboren bij Pordenone in de Italiaanse familie Mattiussi, een van de families die de leiding hadden over de bescherming van het dorp Pordenone in de naam van koning Ottokar van Bohemen. Dit zou later hebben geleid tot het gerucht dat hij van Boheemse/Tsjechische afstamming was.
Rond het midden van de 13e eeuw hadden de franciscanen van de Heilige Stoel de opdracht gekregen om missiewerk te verrichten in Centraal-Azië.
Odoric trad in het klooster van de franciscanen te Udine, de hoofdstad van zijn geboorteprovincie. Weldra was hij als missionaris onderweg in de Balkan. In 1296 was hij met een aantal van zijn ordebroeders op weg op een eerste missiereis, die hem tot in het Mongoolse khanaat van Kipchak in Zuid-Rusland bracht.
Tot 1314 was Odoric werkzaam als missionaris in Armenië. In april 1318 vertrok hij vanuit Padua naar het Midden-Oosten, vergezeld door Jacob (James) van Ierland en een dienaar. De reis ging eerst langs Venetië en van daar naar Constantinopel. Hij stak de Zwarte Zee over naar Trebizond. Dan reisde hij via het vasteland naar Erzurum, Tabriz (Perzië) en Sultaniya (Soltaniyeh), steden waar de franciscanen vestigingen hadden.
In Thana, bij Bombay, haalde hij rond 1322 de stoffelijke resten op van Thomas van Tolentino en drie anderen van zijn ordebroeders, die in 1320 door de plaatselijke moslimgouverneur waren vermoord. Een dominicaans monnik, Jordanus van Severac, had hun gebeente naar Supera gebracht, ongeveer 25 km. ten noorden van Bombay, en daar begraven. Odoric bezocht Malabar, kwam langs Pandarani (ten noorden van Calcutta), Cranganore, en Kulam of Quilon, waarna de reis blijkbaar verderging naar Ceylon en naar de schrijn van de apostel Thomas in Maylapur, niet ver van Madras.
Vanuit India voer hij mee naar de noordelijke havens van de Indonesische eilanden van Sumatra, Java en Borneo. Van daaruit ging de reis richting China om aartsbisschop Johannes (Giovanni) van Monte Corvino te ondersteunen bij de franciscaanse missie. In Fujian herbegroef hij de beenderen van de martelaren, die hij uit India had meegebracht. Na drie jaar keerde hij over het land langs Tibet, Centraal-Azië, Perzië en Palestina terug naar Europa, met de bedoeling om meer missionarissen voor China warm te maken.
Reisverslag
Pas tegen eind 1329 of in 1330 was hij terug in Europa. In mei 1330 dicteerde hij op verzoek van zijn overste, Guidotto, een verslag van zijn reizen aan Guglielmo de Solagna (Willem van Solagna), in het klooster van Sint-Antonius te Padua, die het verslag in het Latijn uitschreef. Odoric overleed kort daarop. De Silezische minderbroeder Heinrich van Glatz, die toen aan het pauselijke hof van Avignon verbleef, maakte een bewerking met de hulp van aantekeningen van wat Odorics reisgenoten vertelden en schreef hij deze later uit te Praag in 1340. In 1359 verscheen het reisverslag in een Middelhoogduitse uitgave door Konrad Steckel. Later verscheen ook een Italiaanse en Franse uitgave. Het reisverslag in boekvorm genoot lang een grote verspreiding en populariteit en circuleerde in een aantal recensies.
Aangezien het verslag ook vele fantastische verhalen bevat, heeft men geruime tijd gedacht dat Odoric de beschreven plaatsen niet eens gezien had. Toch is de basis van het verslag waar. Het bevat talrijke details over China die niet door Marco Polo vermeld werden.
Het reisverslag werd een halve eeuw later ook verspreid als plagiaat onder de titel The Voyage and Travels of Sir John Mandeville, dat een nog grotere populariteit genoot. Het werd door geografen in die tijd vaak als handleiding gebruikt en was zelfs een inspiratiebron voor Christoffel Columbus.[1] Mogelijk heeft Sir John Mandeville nooit bestaan.[1]
Odoric begaf zich op weg naar het pauselijke hof van Johannes XXII te Avignon, maar werd onderweg in Pisa ziek. Hij keerde daarom terug naar Udine, waar hij overleed.
Verering
In 1755 werd zijn verering door de Katholieke Kerk goedgekeurd wegens de wonderen die hij in China zou hebben verricht. Het proces voor zijn heiligverklaring werd in 2002 heropgestart.
Weblinks
(en) Odoric of Pordenone, in: Catholic Encyclopedia, New York, Robert Appleton Company, 1907-1912. (vertaal via: )
- http://www.britannica.com/biography/Odoric-of-Pordenone
- The Journal of Friar Odoric. The iournall of Frier Odoricus, one of the order of the Minorites, concerning strange things which he sawe among the Tarters of the East.
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Odorico da Pordenone op Wikimedia Commons.