Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Nonsenspoëzie

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Onder nonsenspoëzie verstaat men gedichten waarin humoristische fantasie wordt bedreven, en waarin vaak gebruik wordt gemaakt van niet-bestaande woorden en andere dwaasheden.
Het is een subgenre van de poëzie, dat inhoudelijk wordt gekenmerkt door de absurde ideeënwereld die erin wordt opgeroepen, terwijl in de vormgeving vaak een herkenbaar traditioneel metrisch patroon wordt aangehouden. Hierdoor ontstaat veelal een humoristisch effect.

Drie nonsensgedichten

Enkele sprekende voorbeelden van nonsensgedichten zijn:

  • Ik ben de blauwbilgorgel
  • Op een made
  • Hongaarse rapsodie (Rika Csardas)


Ik ben de blauwbilgorgel
Ik ben de blauwbilgorgel,
Mijn vader was een porgel,
Mijn moeder was een porulan,
Daar komen vreemde kind'ren van.
Raban! Raban! Raban!
Ik ben een blauwbilgorgel
Ik lust alleen maar korgel,
Behalve als de nachtuil krijst,
Dan eet ik riep en rimmelrijst.
Rabijst! Rabijst! Rabijst!
Ik ben een blauwbilgorgel,
Als ik niet wok of worgel,
Dan lig ik languit in de zon
En knoester met mijn knezidon.
Rabon! Rabon! Rabon!
Ik ben een blauwbilgorgel
Eens sterf ik aan de schorgel,
En schrompel als een kriks ineen
En word een blauwe kiezelsteen.
Ga heen! Ga heen! Ga heen!
C. Buddingh


Op een made
Dit weekend ging een groepje maden
in Scheveningen pootjebaden.
De welbespraakste van het stel
sprak: 'Makkers, merken jullie wel?
Er zijn hier heel wat maden bij
die made zijn in Germanij'.
Trijntje Fop
Hongaarse rapsodie (Rika Csardas)
Azich vamme werc komcseggic
szunne menou
rika, rika,
laane menou.
Evve nochwa tetegeckerd
toenoula melos
mal legec, mal legec
toenoula melos.
Em ma proppe,etep proppe
Em ma szèchela melos
Tottic nedde crantep emme
leckure segret, danszeg tse
kanapee, kanapee
toenoutyn ustoe.
Aszick csavus im melyche mostap
seggictoe
rika, rika
laane menou.
Evve nochwa pittetyn us
toenoula melos
szotterick, szotterick,
toenoula melos.
Em ma pitte, maffup pitte
Em ma szèchela melos,
Tottic evvelec kursellef
noggetuc kydoe, danszeg tse
szoe menou, szoe menou
toenoutyn ustoe.
J.M.W. Scheltema

Jabberwocky

Eén van de bekendste en aardigste voorbeelden van nonsenspoëzie vinden we in het gedcht Jabberwocky.
Jabberwocky is de oorspronkelijke titel van het beroemde nonsensgedicht van Lewis Carrol, in zijn tweede boek Alice in Spiegelland.
Lewis Carroll was zelf een groot liefhebber van nonsenspoëzie.
Het nonsensgedicht Jabberwocky is een parodie op de oude Duitse ballade: De herder van het Reuzengebergte, waarin een herder een griffioen doodt die zijn schapen aanvalt.

Vertalingen

De bekendste vertaling in het Nederlands is die van Alfred Kossmann uit 1947. In deze vertaling is Jabberwocky : Wauwelwok geworden. In het Frans werd dit: Jaseroque en in het Duits: Der Jammerwoch.
Wat sterk opvalt in de Nederlandse vertaling, is, dat - hoewel de 'woorden' anders zijn geworden - het ritme van het origineel behouden is gebleven.

Een vertaling van het origineel maken van traditionele poëzie is al vrij moeilijk,
aangezien het niet gaat om het letterlijk vertalen maar om de sfeer die in
het origineel wordt opgeroepen. Toch lukt dit als regel goed, aangezien voor
ieder woord of uitdrukking in de oorspronkelijke taal wel een corresponderend
woord of uitdrukking kan worden gevonden. In het gedicht Jabberwocky,
daarentegen hebben veel woorden geen gewone betekenis, maar is hun enige
functie het oproepen van een nabijgelegen symbool. Maar wat in de ene taal
dicht in de buurt ligt, kan in een andere taal vergezocht zijn.

Wauwelwok

In Alice in Spiegelland gaat Alice een ruimte binnen en treft daar een boek aan. Als ze probeert te lezen wat er in staat, gaat het mis, want ze begrijpt niet in welke taal het is geschreven. Ze bladert erin, of ze niet een stuk kon vinden, wat ze kan lezen.

Want het is allemaal in een taal, die ik niet ken, zei ze tot zich zelf.


Ze piekerde er een poosje over, maar op 't laatst kreeg ze een ingeving.

Maar natuurlijk, het is een spiegelboek! Als ik het voor een spiegel houd, staan alle woorden weer goed.

Jabberwocky

'Twas brillig, and the slithy toves
Did gyre and gimble in the wabe:
All mimsy were the borogoves,
And the mome raths outgrabe.

"Beware the Jabberwock, my son!
The jaws that bite, the claws that catch!
Beware the Jubjub bird, and shun
The frumious Bandersnatch!"

He took his vorpal sword in hand:
Long time the manxome foe he sought—
So rested he by the Tumtum tree,
And stood awhile in thought.

And, as in uffish thought he stood,
The Jabberwock, with eyes of flame,
Came whiffling through the tulgey wood,
And burbled as it came!

One, two! One, two! And through and through
The vorpal blade went snicker-snack!
He left it dead, and with its head
He went galumphing back.

"And hast thou slain the Jabberwock?
Come to my arms, my beamish boy!
O frabjous day! Callooh! Callay!"
He chortled in his joy.

'Twas brillig, and the slithy toves
Did gyre and gimble in the wabe:
All mimsy were the borogoves,
And the mome raths outgrabe.

Wauwelwok

't Wier bradig, en de spiramants,
Bedroorden slendig in het zwiets
Hoe klarm waren de ooiefants,
Bij 't bluifen der beriets.

"Pas op de Wauwelwok, mijn kind!
Zo scherp getand, van klauw zo wreed!
Zorg dat Tsjoep-Tsjoep je nimmer vindt
Vermijd de Barbeleet".

Hij nam zijn gnijpend zwaard ter hand:
Lang zocht hij naar den aarts-schavoest
Maar nam toen rust in lommers lust
Op een tumtumboomknoest.

En toen hij zat in diep gedenk,
Kwam Wauwelwok met vlammend oog,
Dwars door het bos met zwalpse zwenk,
Sluw borbelend wijl hij vloog.

Eén, twee! Hup twee. En door en door
Ging kier de kling toen krissekruis.
Hij sloeg hem dood en blodd' rig rood
Bracht hij het tronie thuis.

"Hebt gij versnaggeld Wauwelwok?
Kom aan mijn hart, o jokkejeugd!
O, heerlijkheid, fantabeltijd!"
Hij knorkelde van vreugd.

't Wier bradig en de spiramants,
Bedroorden slendig in het zwiets:
Hoe klarm waren de ooiefants,
Bij 't bluifen der beriets.

Betekenis






In het nonsensgedicht Wauwelwok, waarschuwt een vader zijn zoon voor drie
dieren de Wauwelwok , de Tsjoep-Tsjoep en de Barbeleet die de
omgeving onveilig maken. Vooral de Wauwelwok is zeer gevaarlijk.
De jonge zoon gaat er met een zwaard op uit en slaagt erin de
Wauwelwok te doden. Thuis wordt hij met vreugde ontvangen.

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  • Uit het Dadaïsme kwamen nonsensgedichten voort, die puur gericht waren op klankuitingen.
rel=nofollow