Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Nicolaas Plomp
Nicolaas Plomp (Alphen aan den Rijn, 1782 - Kampen, 1852) was een Nederlands ingenieur en architect.
Biografie
Over de loopbaan van Nicolaas Plomp tot 1824 zijn nog maar slechts enkele details te achterhalen, voor een gedeelte te wijten aan het ontbreken van verschillende registratie-systemen in die tijd. Nicolaas Plomp woonde in Princenhage bij Breda en werd daarin in 1824 officieël aangesteld als opzichter van Rijkswaterstaat in Noord-Brabant voor het arrondissement Breda waarbij hij zich volgens een brief d.d. 5 april 1824 die bewaard wordt in het archief van Rijkswaterstaat met water- en wegenbouw moest bezighouden alsook met gouvernementsgebouwen. In zijn latere sollicitatiebrief aan het gemeentebestuur van Kampen d.d. 25 oktober 1826 die bewaard wordt in het Kamper-archief beschrijft hij niet slechts zijn activiteiten als opzichter maar vermeldt tevens dat hij zich van zijn vroegste jaren af bijzonder op 'het vak der bouwkunde toegelegd' heeft en dat hij o.a. in de gemeente Princehage en Oosterhout actief is geweest als architect. Een vergelijking met de Hervormde Kerk in Pincehage(1819)en de Hervormde Kerk in Oosterhout(1810)met de bouwwerken van Nicolaas Plomp in Kampen en omgeving kan dan ook goed opgaan. Bij een beschrijving van de Hervormde Kerk in Princehage(nu Breda)hier en daar vindt men dan ook soms wel de naam van Nicolaas Plomp als de architect ervan genoemd, b.v. 'Aan de Dreef 7 staat de Johanneskerk. Deze uit 1819 stammende hervormde kerk is ontworpen door architect Nicolaas Plomp. Ze werd gebouwd in neoclassicistische stijl naar een ontwerp van Nicolaas Plomp. De voorgevel heeft Ionische halfzuilen, een kroonlijst en fronton. De 18e-eeuwse kansel heeft een rijk gesneden voet en trap in Lodewijk XIV-stijl, het overig meubilair is in Lodewijk XVI-stijl. Op het dak is een achtkantige koepellantaarn. Twee gedenkstenen herinneren aan de stichting van het gebouw door koning Willem I.' De burgerlijke stand geeft aan dat het echtpaar Plomp in 1818, 1820 en 1822 verblijd werd met de geboorte van dochters. Zo weten we dat hij dus rond die tijd in het zuiden werkzaam was
Opleiding
Vermoedelijk vertoonden zijn leerjaren grote gelijkenis met die van andere vakbroeders uit die tijd. Voor informatie hierover verwezen in 1978 onderzoekers in hun boekje 'De Tuin van een stad...' naar al in 1951 gepubliceerde gegevens door R.C. Hekkers in het bulletin K.N.O.B. serie 6 jg. 4 blz. 1 sqq, en door C.A. v. Swigchem in zijn studie over Abraham van der Hart op pag. 323 sqq. in 1965. Latere onderzoekers verwijzen ook naar dat laatste en ook naar v. Swigchems' bijdrage in het bulletin K.N.O.B. 1963 pag. 57-72 en die van TH v.d. Dunk in bulletin K.N.O.B. 94(1995) pag. 91-114. In die gepubliceerde gegevens kan men lezen dat het veelal mensen waren uit de praktijk van het bouwvak, die zich als meester-timmerman of metselaar bij gebrek aan afzonderlijke bouwopleidingen in Nederland door zelfstudie en cursussen genoeg hadden ontwikkeld om zelfstandig bouwwerken te kunnen uitvoeren. Verder kon men lessen volgen aan de tekenscholen zoals die in Amsterdam, Utrecht en verscheidene andere plaatsen. Op die tekenscholen werden lessen gegeven die leerlingen kennis bijbrachten op bouwkundig gebied. Buiten enkele kleine scholen in Frankrijk was er in Parijs een echte bouwkunde-opleiding, de beroemde school van Jacques-Francois Blondel. De kosten voor zo'n studie waren echter van dien aard dat er vanuit Nederland slechts enkele personen in staat zijn geweest die te volgen. Wel waren er in Nederland in Delft en Breda ingenieursopleidingen.
ACHTERGRONDEN BIJ ZIJN BOUWSTIJL
De overvloedig beschreven bouwkundegeschiedenis laat zien dat van het eind van de 18e tot het eind van de 18e eeuw de bouwkunst van ons land zoals in de rest van Europa in het teken stond van een vrij streng zich in verschillende gedaanten ontwikkelende classicisme. Het werd door intellectuelen bewonderd om zijn zuiverheid, met klassieke invloeden vooral geïnspireerd op de Grieks/Romeinse bouwkunst. Het was in 27 v. Chr. de Romeinse architect Vitruvius die in zijn 'Handboek Bouwkunde' ideeën aanreikte om ook Romeinse gebouwen de grandeur die Griekse gebouwen uitstraalden te geven, met stijlkenmerken als pilaren -waarvan vijf verschillende met hun eigen karakteristieke versieringen, liefst hiërarchisch toegepast, bekend als de 'pilaar-orde' later werden geclassificeerd-, een (tempel} fronton -Rome had tempels ['paleis'] voor velerlei gebruik- en proportioneel juiste verhoudingen: de 'gulden verhouding' of - 'snede' gebaseerd op de 'door God geschapen: dus 'goddelijke', 'volmaakte menselijke maat o.a. bij Athene's Parthenon toegepast waarvan o.a. Romes' bouwers elementen overnamen. Zo heeft het Colosseum in Rome (78 n. Chr.) op elke van zijn drie verdiepingen een pilaarorde. Nadat voorgangers als Serlio en Cesariano al interpretaties over het verminkt overgeleverde werk -zoals ontbrekende verduidelijkende tekeningen- publiceerden lukte het in de 16e eeuwse nadagen van de renaissance ene Andrea Palladio(1508-1580) om deze bouwstijl ook in eigentijdse praktische vorm te herintroduceren. Hij bestudeerde de oude bouwwerken in Rome, tekende, construeerde en beschreef ze in een handzame stadsgids en zijn inzicht droeg bij aan een correcte verduidelijkend geïllustreerde uitgave van Vitruvius werk! Palladio gaf een vier in een voorbeeldboek uit, 'I Quattro libri dell'architettura' (1570), met classicistische bouwtips, in Rome bestudeerde oudheden en zelf ontworpen gebouwen. Dit boek zou over de hele wereld als de bijbel van de klassieke architectuur beroemd worden en de ideeën daarin wereldwijd eeuwenlang door velen nagevolgd. Ook zijn trouwe navolger Scamozzi gaf aanvullende veel -gedeeltelijk in pocketformaat voor op de werkvloer- vertaalde voorbeeldboeken uit(o.a. 1615) Palladio bouwde o.a. op het platteland bij Venetië villa's in vele variaties evenals in het nabije Vicenza. Zo bouwde hij zijn beroemde kubusvormige villa Rotonda -nu met koepel -overeenkomend met het Pantheon in Rome- op een heuvel waarvandaan aan elke zijde van het huis een identiek porticus met zuilen en fronton 360 graden uitzicht geeft. Voor de Engelse bezoekers tijdens de beroemde educatieve 'Grand Tour'- va 17-eeuw een route door Europa volgend o.a. aan de hand van in Palladio's beschreven gebouwen- was dit mede de inspiratie voor gebouwen als het beroemde Engelse landhuis! Al snel ontstonden gebouwen als in Nederland het Mauritshuis in Den Haag(1644) en het 'Stadhuis' nu 'Paleis op de Dam' in Amsterdam(1648) maar in de loop der eeuwen gaf men overal in en bij stad en dorp gebouwen, waaronder beroemde bestuurlijke gebouwen als het Witte Huis in Washington(1815) en de Rijksdag in Berlijn(1894)- allen door Palladio-navolgers- rechtbanken, stadhuizen, kerken, stations en buitenhuizen één of meerdere kenmerken van de classicistische bouwstijl. Het classicisme in de eeuwen na Palladio wordt wel als 'neo[hernieuwd] classicisme' aangeduid. Naast de beschreven studiemogelijkheden waren er dus ook een aanzienlijke hoeveelheid oudere boeken die allemaal deel uitmaakten van de stof die een aankomend architect moest doorwerken omdat er grote waarde aan werd gehecht wanneer de bouwmeester zich bij de traditie aansloot. Had men dit stadium doorlopen dan mocht men bij gebleken technisch vakmanschap beschouwd worden als bouwmeester volgens de beste traditie. Maar ondanks het aanbreken van de renaissance bleven ook gotische vormen niet alleen in Engeland maar ook in ons land bestaan in b.v. de toepassing van spitsboogvensters. Met deze kennis ging de bouwer van rond 1800 zoals Nicolaas Plomp aan het werk waarbij hij een grote voorliefde voor de classicistische bouwstijl toonde.
WERKEN IN KAMPEN
Ondanks dat Nicolaas Plomp in 1824 een officiële aanstelling in Breda had gekregen had hij blijkbaar genoeg redenen om in 1825 toch te solliciteren op een vacature van stadsarchitect in de aan de monding van de IJssel gelegen Hanzestad Kampen. Nadat hij uit 47 gegadigden is uitgekozen wordt hij blijkens de Verslagen van de Raad van Kampen d.d. 20 januari 1826 die in het Kamper-archief wordt bewaard als stadsarchitect in Kampen aangesteld. In een brief d.d. 28 februari 1826 die in het archief van Rijkswaterstaat wordt bewaard onderschrijft Nicolaas Plomp zijn ontslagaanvraag in Breda. Hij verhuist dan ook naar Kampen. Alhoewel hij ook in de omgeving van Kampen bouwwerkzaamheden verrichte zoals in Doornspijk de Nederlands Hervormde kerk in 1829 en in Wezep de Portierswoning van buitenhuis IJsselvliedt in 1845 en in Harderwijk, zijn zijn werkzaamheden in Kampen het best gedocumenteerd.
Vooral in de periode tussen 1350 en 1450 hadden Kampens' beroemde 'Kogge'-platbodenschepen ruime handel met Oostzeesteden gedreven en maakte de stad haar grootste bloei door maar werd daar overvleugeld door b.v. Amsterdam. In een poging de handelsgeest nieuw leven in te blazen werd Nicolaas Plomp in 1826 direct belast met het aanleggen van strekdammen in het in de monding van de IJssel aan de Zuiderzee gelegen Keteldiep waardoor dit weer bevaarbaar zou worden als belangrijke handelsweg vanaf die Zuiderzee naar Kampen en e.v.t. verder de IJssel af. De Keteldammen waren 2500 meter lang en werden in 1839 nog eens met 900 meter verlengd. Nicolaas Plomp heeft zich van deze voor Kampen economisch zeer voordelige opdracht zo goed gekweten dat hij onderscheiden werd door Het Koninklijk Instituut voor Wetenschappen en Schone Kunsten en zelfs benoemd tot Broeder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. De hoop weer een echte handelsstad te worden leidde op termijn echter niet tot het gewenste resultaat.
Ook bouwde Nicolaas Plomp in Kampen een nu verdwenen eenvoudige vismarkthal zoals die in de meeste Hollandse steden aanwezig was: stenen visbanken in een open zuilengalerij, eigenlijk een in klassieke vormen vertaalde monumentale marktkraam, een toegangsportaal aan de RK OL Vrouwe-of Buitenkerk, de gevel van de nu afgebroken Wasbazenhuizen aan de [Oranje]Singel en maakte hij ontwerpen voor de Concertzaal, de huidige Stadsgehoorzaal op de hoek van de Burgwal en Nieuwe Markt.
Een van zijn interessante werken, helaas al rond 1870 afgebroken, was de kapel op de Algemenen Begraafplaats bij het aan de overkant van de IJssel bij Kampen behorende IJsselmuiden Het is waarschijnlijk het eerste vrijstaand kerkelijk gebouw in Nederland dat volledig in deze stijl was opgetrokken. Ook het hek van de begraafplaats was in gotische trant.
Het v.m.l. Stadhuis/Wijnhuis in de Oudestraat is een aan de zuidelijke aangrenzende laatgotische stadhuisdeel met stadswijnkelder en schepenkapel. Het werd in de 17e en 18e eeuw een aantal keren verbouwd en tenslotte in 1830-'35 o.l.v. Nicolaas Plomp veranderd in een neoclassicistisch gebouw met blokbepleistering met schijnvoegen en omlopend schilddak, nieuwe ramen en een torentje,(achtzijdige torentjes waren een voor Nicolaas Plomp typerend kenmerk). De ingang kreeg een zuilenportiek met pilaren en pilasters met Composiete kapitelen, een van de hoogste rangorde passend voor een bestuursgebouw, met balkon en omlijste balkondeur. In 1953 heeft men de ramen verwijderd en er een complete verdieping op gezet. Tezamen met het oude stadhuis herbergt het nu het Stedelijk Museum.
Tot in de 19 eeuw werden steden als Kampen omgeven door muren met torens en poorten, bolwerken en grachten.
Toen verdedigingswerken geen nut meer hadden brak men de muren af en ging men vaak van de bolwerken wandelparken maken, toentertijd een prestigeobject voor elke zich respecterende stad. Zo ook in Kampen.
Vanaf 1812 werd een groot deel van de stadsmuur aan de landzijde ontmanteld. Het noordelijke deel van het langwerpig evenwijdig aan de landzijde van de stad liggende Plantsoen kwam o.l.v. Nicolaas Plomp in 1830-'34 tot stand met het aanleggen van een 'wandeling'. Zijn assistent(v.a. 1848, een vroeger raadslid en latere opvolger) N. Bondam breidde het later uit en streefde naar een meer parkachtiger opzet met de oude stadsgracht als beeldbepalend element en de Zochers breidden het later uit met afwisseling van dicht begroeide en open delen, onverwachte doorkijkjes en de opname van bestaande gebouwen in het ontwerp. Het doet denken aann de symmetrische tuinen die eerst bij o.a. buitenhuizen werden aangelegd['formele stijl'] maar later spannender en 'natuurlijker' werden gemaakt d.m.v. doorkijkjes, nepruïnes, tempeltjes, enz.['Engelse landschapsstijl'
-in Engeland werd Lancelot 'Capability' Brown ermee beroemd, in Nederland o.a. de Zochers, v. Lunterens en Copijns] en ook vaak met uitbundige 'waterspelen' geïnspireerd door oud Romeinse tuinen van toenmalige machthebbers bij het bij Rome gelegen Tivoli[ook dor Palladio bezocht]. Ondanks veel druk op de planstsoenen vanwege ruimtegebrek voor stadsbouw is het Kamper stadspark nog steeds een prachtig groene oase.
Omstreeks 1840-'45 heeft men naar de ontwerpen van Nicolaas Plomp de westgevel van de Hervormde Broederkerk uit 1470-1490 beklampt en de dakruiter op de zijbeuk gerestaureerd, er een torentje op gezet en een tochtportaal gemaakt. Van de kennis van gotische stijlvormen heeft onze bouwmeester gebruikt gemaakt in het vernieuwde interieur voor de preekstoel, het doophek
-dat een Engels aandoend ornament bezit- en voor de ramen. Het interieur kreeg ook een als een amfitheater lopend gesloten hekwerk met banken tegenover de binnenwand. Hier blijkt de voorliefde van Nicolaas Plomp voor gebogen lijnen en hij was daarmee een exponent in zijn tijd. In de loop van de 19e eeuw kreeg men n.l. in de protestantse kerken waardering voor de opstelling van kerkbanken in de vorm van een compleet ovale en rond amfitheater rond de kansel, in Romeins amfitheatertrant..
[Palladio's kleine overdekte amfitheater in Vicenza is het oudste en voorloper van later theaterbouw zoals de eerste Amsterdamse schouwburg(1637)]In kleinere kerken was zo'n opstelling niet te realiseren en ook niet nodig. In zo'n geval volstond Nicolaas Plomp met een uiterst subtiele buiging van de banken naar de kansel toe en een even geraffineerde golving van de zijden van de bankenblokken, alles getuigend van een ingetogen vakmanschap.
Na het hernieuwde godsdienstvrijheid kregen in 1824 Waterstaats'bouwkundigen' de supervisie over kerkbouw die vaak in de populaire classicistische stijl was. De door Nicolaas Plomp in 1843 ontworpen Lutherse kerk aan de Burgwal heeft een imposante classicistische porticus van enorme Dorische zuilen, van de eenvoudige orde, passend voor een verder eenvoudige kerkzaal, die van binnen nog pilasters heeft en ook hier de banken in een subtiel gekromde amfitheatervorm. Hier weer gotische stijlvormen voor elementen in de facade zoals spitsboogvensters. Deze kerk vorm een hoogtepunt in het oevre van Nicolaas Plomp.
In 1846 voldeed de oude Synagoge aan de Voorstraat niet meer en men bracht in korte tijd genoeg geld bijeen voor de nieuwbouw aan de IJsselkade. Nicolaas Plomp ontwierp het. In januari 1847 werd met de bouw begonnen en in zes weken tijd was het gebouw al onder de kap zodat hij spoedig daarna in gebruik kon worden genomen. Aan de synagoge is heel duidelijk gedemonstreerd hoezeer toepassing van een klassieke pilaarorde waardigheid verleent aan een gebouw. Men kan in het geheel een navolging zien van scheppingen der grote bouwmeesters in de renaissance, overgeleverd in voorbeeldboeken. Het motief van de halfzuilen ingangspartij en geheel over de verdieping doorlopend['kolossale orde']pilasters, beide met kapitelen in de eenvoudige Dorische orde, en het hoofdgestel van de deuromlijsting wordt herhaald in de pilasters en kroonlijst waarbij een verdubbeling van de pilasters optreedt: hierdoor wordt een zwaarder accent aan de gevel geschonken, terwijl tevens een optimale vlakverdeling is bereikt. Een fronton zorgt voor een waardige afsluiting. Een vergelijk met de kerk in Doornspijk uit 1829
-ook door Nicolaas Plomp-toont een vasthouden aan eenzelfde type wat voor een deel gelegen zal hebben aan het voortdurend gebruik van dezelfde voorbeelden oftewel: een trouwe navolging!
In 1846 verbouwde Niocolaas Plomp de toen vanaf 1832 in het bezit van de Doopsgezinde kerk zijnde v.m.l. middeleeuwse oorspronkelijke kapel van het St Anna- of Cellezustersklooster aan de Broederweg in neo-classicistische trant waarbij de gewelven werden uitgebroken en de oorspronkelijke vensters werden verwijderd. Hij maakte de huidige classicistische ingangspartij met fronton en pilasters met Ionische kapitelen aan de deuromlijsting. Dat ook hij voor het grootste deel van de inrichting verantwoordelijk was blijkt uit het feit dat het bankenplan ook in amfitheatervorm is uitgevoerd: hier de uiterst subtiele buiging van de banken naar de kansel toe en een even geraffineerde golving van de zijden van de bankenblokken. Omdat het oorspronkelijke bankenplan in de meeste kerken in de loop der tijd is veranderd was dit geheel intact gebleven bankenplan van Nicolaas Plomp in deze kapel daardoor een waardevol cultuurhistorische bezit.
BOUWEN T.B.V. HET GARNIZOEN
In 1814 had Kampen zo'n 7000 inwoners maar er waren zo'n 1200 mensen werkeloos. Na de Franse tijd hoopte Kampen dan ook een groot garnizoen van minstens 1000 man in haar midden te krijgen. Om er huisvesting voor te bouwen, waar eigenlijk geen geld voor was, dacht men de oplossing te vinden in het afbreken van de enige nog aan de IJssel staande Koornmarktstadspoort en de toren van de nabije Buitenkerk die beide in verval waren en de materialen te gebruiken voor de bouw van een kazerne.
Er werden echter maar een paar honderd soldaten aan Kampen toegewezen zodat men maar tot de renovatie van de poort en toren overging. In 1839 vertrok het Corps der Jagers, maar in 1951 kwam het Instructiebataljon naar Kampen. In 1951-'53 kwam daarvoor de Generaal van Heutskazerne in de Oudestraat tot stand naar ontwerp van Nicolaas Plomp en N. Bondam in eenvoudige neo-classicistische vormen. Daarbij werden enkele oudere v.m.l. kazernegebouwen uit 1830 en 1842 verbouwd en uitgebreid.
Aan de Vloeddijk 159 werd in 1853 voor de soldaten het Militair Hospitaal Infermerie gebouwd ook weer naar de plannen van Nicolaas Plomp en N. Bondam. Het Militair Instructiegebouw of de Hoofdcursus is een gebouw met aan de achterzijde twee dwarsvleugels en werd vanaf 1828 voor verschillende onderwijstakken gebruikt. De in 1877 te Kampen gevestigde hoofdcursus voor legerofficieren kreeg van 1883 tot 1923 de beschikking over het gebouw dat later nog werd uitgebreid. Daarna werd het tot voor kort gebruikt door de Theologische Universiteit van de Gereformeerden Kerken(synodaal). Nicolaas Plomp werkte nog aan het gehele westelijke deel van het gebouw, later sterk gewijzigd. Het heeft nu een schitterende aan de Koornmarkt gelegen chique gevel met symmetrie, fronton en pilasters met Dorische en Composiete kapitelen.
De oude stadsherberg aan de overkant van de IJssel verhuisde en werd de nu verdwenen Buitensociëteit: het kreeg een grootscheepse verbouwing door Nicolaas Plomp en aan de voorgevel ervan waren duidelijk Palladiaanse invloeden te bespeuren.
BOUWEN AAN DE IJSSELKADE Kampen heeft een unieke ligging aan de brede IJssel. Het is langgerekt en heeft dus een lang rivierfront. Tot in de 19e eeuw had het muren met toren en poorten die toen grotendeels snel werden afgebroken. Begin 19e eeuw werd de ruimte v.n.l. gebruikt voor mestvaalten, tuinen, schuren, opslagplaatsen en 'promenades'. Het Kamper bestuur wilde hier wat mee doen. Enerzijds zou het voor bewoning kunnen dienen, anderzijds diende de stad zich zo voordelig mogelijk te presenteren. Een mooi wandelpark zou leuk zijn, maar als zicht vanaf de -overkant- van de IJssel weinig indruk maken. Ook legden nog steeds schepen aan de IJsseloever aan. Een bebouwing van pakhuizen en fraaie woningen die samen de welvaart van de stad zouden weerspiegelen was dus het idee. De deskundigheid en smaak van Nicolaas Plomp werden voldoende hoog aangeslagen om een mooi geheel tot stand te kunnen brengen. Verfraaiing was zijn sleutelwoord onder meer te verkrijgen door een strakke gevelrij met een rechte rooilijn en een esthetische vormgeving(blauwe dakpannen en witte muren b.v.)gestoeld op de architectuur van de klassieken. De herenhuizen kregen voornamelijk neo-classicistische hoofvormen met eclectische details . De gemeente betaalde zelfs enige tijd mee aan de gevels. Door geldgebrek en andere factoren konden de ideeën maar deels uitgevoerd worden. Alhoewel er in de loop der tijd veel aan de IJsselkade is veranderd maakten de nummers 10, 15a, 15 en 15 A deel uit van de originele aanleg de tijd van Nicolaas Plomp(1837-1847). Een aanknopingspunt biedt o.a. de deuromlijsting van nr.10: deze is een stereotiepe voorbeeld van de stijl van Nicolaas Plomp als klassiek hoofdgestel op pilasters. Een dergelijke deuromlijsting verleent aan een deur een bijzonder cachet. We zien dit element steeds terug keren in alle huizen op de IJsselkade: de nrs. 15a (hoek Blauwehandspoort), 34-36(naast de synagoge)de nu gesloopte Stadskoepel(bij de v.m.l. Vispoort) en 59 en 60(tussen Marktgang en Karpersteeg)vertegenwoordigen een huistype dat zijn oorsprong vond in de villa's van Palladio. Als algemeen karakteristiek hiervan gold dat alleen de middenpartij was voorzien van een verdieping over de gehele breedte afgesloten met een fronton. Het ademde een sfeer van deftigheid en beschaafde luxe die kenmerkend moet zijn geweest voor de rijkste bewoners van de IJsselkade. Behalve op nummer 59 was de ingang voorzien van een zuilenportiek waarboven een balkon. Nummer 15 werd na Plomps dood verbouwd door N. Bondam, die ook nummer 60 ontwierp(1852). Naast de synagoge staan aan de IJsselkade drie huizen onder één kap, de nummers 34-36, die eveneens een type vertegenwoordigt dat teruggaan op de villa's van Palladio. Het was een ruim bemeten dubbel herenhuis. De oorspronkelijke gevel had in het midden een portiek met vier zuilen dat de gehele breedte van de hoger opgaande middenpartij in beslag nam en voor een belangrijk deel het aangezicht van dit huizenblok bepaalde. Dit huis ademde een buitengewoon on-Nederlandse sfeer: het vormde een der rijkste stukken van de IJsselkade. De twee flankerende gebouwen zijn nu nog in ongewijzigde toestand aanwezig. Bij de toewijzing in 1844 van grond voor een katoenfabriek op de IJsselkade naast de Koornmarktpoort, voor werkgelegenheid gesubsidieerd door de gemeente, werd de eis gesteld dat ook hier Nicolaas Plomp erop zou toezien dat het twee verdiepingen hoog werd en twee zijvleugels zou hebben, ook weer duidelijk op de villa's van Palladio geïnspireerd. Na een brand werd het herbouwd als sigarenfabriek, later kwam er een ambachtsschool in. Nu zijn er de appartementen nummers 2-8 in gevestigd, maar het heeft nog steeds die Palladiaanse opzet van een hoog opstaande middenpartij met twee zijvleugels en is o.a. versierd met Ionische pilasters. In 1846 ontwierp Nicolaas Plomp een Stadskoepel als 'ontspanningsruimte voor de burgerij'. I.v.m. haar karakter van 'buiten het dagelijks leven van werken staan' zien we hier op de IJsselkade weer het type opduiken van een Palladiaanse villa: een hoog opgaande middenpartij met een balkon, zuilen en rijkere decoratie dan voor burgerwoningen, zoals lijsten met verdiepte vakken. In het fronton een rond venster. In 1856 vond het telegraafkantoor er onderdak. Vijftig jaar later werd het vervangen door een postkantoor. Tussen de Kolderhovenpoort en de Melkpoort bouwde Nicolaas Plomp op de IJsselkade zeven pakhuizen, de nrs. 38-44. Hij stelde voor om aan de gevel een pilasterorde aan te brengen om de individuele afdelingen ervan te markeren en die bijdroegen aan de verlevendiging van de gevel. Deze zou tevens door consequente doorvoering de visuele eenheid versterken en de gevel verrijken. De indeling van de zeven panden van de tegenwoordige huizen gaat nog steeds terug op de oude toestand. Ondanks dat in de loop der tijd veel is verdwenen of veranderd is toch de eenheid in het IJsselfront van Kampen redelijk bewaard gebleven. Het stadsfront van Kampen geldt dan ook als een van mooiste van Nederland.
Nicolaas Plomp stierf plotseling op 11 augustus 1852 op 70-jarige leeftijd: 'het verlies van een burger van een standvastig karakter met edele inborst..Stads-Architect welke post hij met onvermoeide ijver bekleedde..zijn groote werken... zijn zoveele blijvende gedenktekens van zijne ervarenheid en goede smaak' luidde het in het Kamper Nieuwsblad. In 1909 wordt hij daarin zelfs nog als populair omschreven. Zijn assistent N. Bondam nam zijn taak over later opgevolgd door W.C. Koch.
Nadat in 1572 reeds de eerste verplaatsbare muziektent was gerealiseerd ontwierp Nicolaas Plomp ter ere van het 300-jarige Briels ontzet een na zijn dood in 1872 op een plein naast de monumentale Stadsgehoorzaal gebouwde prachtige muziektent.
NAWOORD In de jaren '70 van de vorige eeuw gaf het gemeentebestuur van Kampen Drs. D. v.d. Vlist en J.W.J.M. Noldus de opdracht onderzoek in te stellen naar bouwwerkzaamheden in Kampen in het begin van de 19e eeuw. Het resultaat van hun onderzoek werd gepubliceerd in het boekje 'De Tuin van een stad...De geschiedenis van de IJsselkade in Kampen' gedrukt in 1978 door de uitgeverij Kok in Kampen. Bovenstaande gegevens zijn gedeeltelijk een letterlijke weergave van gegevens uit het daarin gepubliceerde onderzoek aangevuld met gegevens in veelal in Wikipedia terug te vinden bestanden zodat dit bijzondere onderdeel van de bouwkunstgeschiedenis nu ook verder wereldkundig wordt als ode aan Vitruvius, Palladio, Nicolaas Plomp en anderen die ons verrijkt hebben met gebouwen in een bijzondere bouwstijl: het classicisme.
Bronnen, noten en/of referenties
|