Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Matthijs Peyaert

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Matthijs Peyaert (°? - 10 maart 1488) was Gents deken van de brouwers, overdeken der neringen en zowel Schepen van de Keure als Schepen van de Gedele (allen op verschillende momenten). Hij leidde een opstand pro Maximiliaan van Oostenrijk en werd door deze ook tot ridder geslagen. Later werd hij verbannen en ter dood veroordeeld.

Persoonlijk leven

Hij trouwde ruwweg rond 1450 met Magdalena Boeters. Zijn dochter Jacoba trouwde later met ridder en zakenman Hieronymus Lauweryn.

Carrière

Zijn naam is vindbaar als Peyaert, Payaert, Pehaert, Pedaert en Speyaert; De voornaam ook onder de Franse vorm Mathieu. De eerste vermelding van Matthijs is er één waarin staat dat hij van 1450 tot 1451 de deken van de brouwers van de stad Gent was. Een deken is de hoogste gezagsdrager binnen een gilde. Van 15 augustus 1451 tot 15 augustus 1452 was hij één jaar Schepen van de Keure. In Gent waren sinds het verdrag van Senlis in 1301 twee schepenbanken, die van de Keure en van Gedele. Deze functie kon je maar één jaar uitoefenen. Matthijs was dus na één jaar baas bij de brouwers geweest te zijn, één jaar mee in het bestuur van de stad Gent. De Schepenbank van de Keure was de belangrijkste, deze was immers bevoegd voor het bestuur, het financiële beleid en de strafrechterlijke zaken. In 1451 was hij ook aanwezig op de verheffing van Simon van Harbaiz tot hoogbaljuw. Zeven jaar later wordt hij vermeldt als Schepen van Gedele, de andere schepenbank van Gent en dit van 15 augustus 1459 tot 15 augustus 1460. Deze schepenbank was iets minder belangrijk, deze was bevoegd over voogdijen en erfeniskwesties. Nog eens 8 jaar later wordt hij vermeldt als overdeken der neringen, van 1468 tot 1469, één jaar lang zoals gebruikelijk in deze functies. Op 8 januari 1469 werd hij lid van de afvaardiging van Karel de Stoute, die onder andere Graaf van Vlaanderen was. In datzelfde jaar was hij opnieuw Schepen van de Keure.

Rol in opstand

Tijdens de opstand van 1482 tot 1485, nam Matthijs in 1483 de macht terug over. Later verwekte hij een oproer ten gunste van Maximiliaan van Oostenrijk, dit op 7 juni 1485. De Vlamingen waren immers niet akkoord met het de oorlogsvoering van deze laatstgenoemde. Hij ging met zijn volgers naar de Hoogpoort en later op de dag werden er ook onderhandelingen gevoerd op te markt. Matthijs liet ook enkele van zijn belangrijke tegenstrevers (contra Maximiliaan) onthoofden. Dit waren onder andere Willem Rijm en Daneel Onredene. Heel wat anderen vluchtten weg uit Vlaanderen. Later moest hij de Gentenaars op de Hoogpoort toespreken om hun te sussen. Hij zei dat de keizer slechts 600 troepen meehad, zoals belooft in de overeenkomst van 28 juni 1485. Maar eigenlijk had deze 5.000 à 6.000 buitenlandse troepen mee, die dan ook nog eens oproer in de stad veroorzaakten. De Gentenaars waren bang en de bourgeoisie was razend dat de keizer de belofte alweer verbroken had. Diezelfde dag, 8 juli 1485, werd hij door Maximiliaan in de adelstand verheven tot Ridder in het Hooghuis van Gent. Dit was op een publieke ceremonie waarin Maximiliaan onder andere zei dat hij zo trouw was geweest dat hij het Ridderschap weldegelijk verdiende. Dit alles vonden de mensen schandalig.

Riddering

Hierbij liep het één en ander fout. Eigenlijk was Maximiliaan van plan om Matthijs ‘s anderendaags tot ridder te slaan maar Matthijs dacht dat het op die moment, na de speech ging gebeuren. Maximiliaan had zijn zwaard niet en Matthijs had geen harnas aan. De keizer moest dan maar snel een zwaard nemen van één van zijn “knechten” en gaf hem daarmee de ridderlijke slag (volgens andere bronnen zelfs met een laars). Matthijs bedankte de keizer zeer hartelijk, deze eer was immers nog nooit aan iemand zijner familie toegekend. Hij wordt in deze kroniek ook vermeldt als makelaar zijnde. Hij kreeg daarna van de keizer ook een prachtige gouden ketting die “zeker meer als 100 pond waard was”. 100 pond is ongeveer te vergelijken met de prijs van kleine heerlijkheid. Maar aangezien hij niet voorbereid was op het gebeuren had hij geen harnas of prachtige kleren aan, maar slechts een simpel alledaags zijden hemdje; met daarboven dan een enorm chique gouden ketting. Hij werd volgens de tekst door de omstanders bijzonder "vreemd bekeken en begaapt". Een ridder die niet geslagen wordt door het zwaard van de keizer zelf en dat in een gewoon hemdje in plaats van het ridderlijke harnas, dat hadden ze nog nooit meegemaakt.

Matthijs kreeg ook een groot jaarlijks “pensioen” om zijn ridderlijke stand te kunnen onderhouden, alhoewel hij al “vrij goed” voorzien was. Er werd die dag in het Schepenhuis tot laat in de nacht pompeus gefeest.

Overlijden

Tegen het einde van 1487 brak er opnieuw opstand uit tegen Maximiliaan. Deze had zich niet aan de afspraken gehouden en bleef maar oorlog voeren. Dit zorgde voor steeds stijgende belastingen en dit bleven de ambachtslieden niet pikken. De anti-Maximiliaanse Vlaamse ambachtslieden konden Brugge snel “veroveren” en daarna wouden ze natuurlijk Gent. Jan Rogiers, de pensionaris van Brugge, ging naar Gent om in het geheim onderhandelingen met Matthijs te doen. Hij wordt vermeld als “hostijlgier ende capiteyn van Ghendt”. Dit bleek niet succesvol want op 17 december 1487 werd Ridder Peyaert verbannen. Op 5 februari 1488 werd Matthijs samen met de keizer in Brugge opgepakt; De keizer werd in Brugge zelfs 4 maanden gevangen gehouden. Hij werd terug naar Gent gebracht een daar tot een gruwelijke dood veroordeeld. Op 10 maart 1488 werd hij gevierendeeld en onthoofd. Zijn hoofd werd op een staak geplaatst bovenop de Brugse Poort in Gent.

Bronnen