Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Krabbenscheer
Deze onbehaarde plant heeft een dikke wortelstok met tot 3 dm lange uitlopers, die uit de bladoksels komen en waaraan zich jonge planten als rozetten vormen. De bebladerde stengel is tot 5 cm lang, meestal korter, tot 3 cm dik. De bladen zijn geheel of grotendeels ondergedoken, zij zitten schijnbaar in een rozet, zijn stijf- en stekelig-getand, breedlijnvormig, toegespitst, aan de voet iets gootvormig, donkergroen.
De bloeiwijzen zijn gesteeld met samengedrukte, circa 1 dm lange steel en met een 2-3 cm lange en 1 ½ cm brede, 2-bladige, stevige, blijvende schede, waarvan de bladen vaak een stekelig-getande kiel hebben. De bloemen zijn 2-huizig, groot (3-4 cm in middellijn), de mannelijke zitten 3-6 bijeen in de bloemschede, de vrouwelijke zijn meestal alleenstaand, zittend of kortgesteeld, ook in de bloemschede. De kelkslippen zijn bleekgroen, ovaal en dik. De kroonbladen zijn groter, rond-omgekeerd-eirond, wit. De vrouwelijke bloemen hebben vele onvruchtbare meeldraden en een vruchtbeginsel met een stijl en 3 tweespletige stempels. De stijl is met de buis van de bloemkroon vergroeid. Tussen het vruchtbeginsel en de bloemkroon is nl. een buis van circa 1 cm lengte. De mannelijke bloemen hebben vele vrije meeldraden, daarvan hebben ongeveer de 12 binnenste korte helmdraden en lijnvormige, 2-hokkige helmknopjes, terwijl de overige draadvormig zijn, zij bevatten geen rudimentair vruchtbeginsel. De vrucht is tot 34 mm lang, tot 17 mm dik, stevig, leerachtig, groen, eirond, zeskantig, 6-hokkig, horizontaal-afstaand of hangend. Zij is stomp en komt zijdelings uit de schede. De zaden zijn tot 9 mm lang, niervormig, gebogen, zij zitten in ieder hokje meestal tot 4 in getal en liggen in een brij-achtige massa en hebben een bruine, houtige, zich in 2 helften splijtende schil. De cellen van de buitenste laag lossen zich in spiraalvezels op. 1,5-4,5 dm. Mei-augustus, de vrucht is einde oktober rijp.
Biologische bijzonderheden
De plant is een tussenvorm tussen de drijvende en de ondergedoken gewassen. Uit de kort-knolvormige stengel komen vanonder onvertakte, zeer lange, cilindrische wortelvezels en naar boven zit een dicht rozet van bladen. Deze zijn met spitse stekels gewapend en daardoor beveiligd tegen het opvreten door plantenetende waterdieren. De delen van de bladen, die boven water uitsteken, worden minder doorzichtig, donkerder groen en krijgen huidmondjes. 's Winters is de plant op de bodem gezonken, de bladen sterven af, maar de stengel blijft, met zetmeel volgepropt, leven. In het voorjaar omstreeks april, komt dit deel naar boven tot dicht aan de wateroppervlakte en blijft daar zweven. Er vormen zich nieuwe bladen en bundels van wortels en daarna vormen zich de bloemen boven water. Is dan de vrucht gevormd, dan zinkt de plant weer, de vruchten rijpen onder water en tevens ontstaan nu uit de bladoksels knoppen, die op lange stelen tevoorschijn komen, zij zijn langwerpig-lancetvormig, langtoegespitst, vanbuiten bekleed met enige dicht boven elkaar liggende, stompe en dikvliezige schubben, die een groot aantal dicht om elkaar liggende bladen omsluiten. Aan de voel van de knop bevinden zich de beginselen van wortels. Tegen het einde van augustus komt de plant weer naar boven en nu ontwikkelen zich de knoppen tot nieuwe plantjes, die geheel op de moederplant gelijken en van alle zijden aan stelen om deze staan. In de herfst rotten de verbindingsstelen en nu zinkt alles op de bodem.
In de bloemen dienen de onvruchtbare meeldraden, zowel in de mannelijke als in de vrouwelijke bloemen als honingklieren. Ook zonder bevruchting vormen zich, volgens Nolte, vruchten en zaden, maar de laatste missen dan het embryo.
De vrucht is een besvrucht, waarvan het inwendige met een slijmachtige massa is gevuld. De vruchtwand scheurt onregelmatig open, waarschijnlijk door de drukking van het opzwellende slijm en de inhoud komt naar buiten. De zaden, die eerst in die slijmmassa gehuld zijn, drijven, om later te zinken. Merkwaardig is de sterke ontwikkeling van het embryo in het zaad, want behalve de zaadlob zijn er al 8 a 10 jonge bladen aan te onderscheiden. Bij de ontkieming dringt de kiemwortel in het slib, maar deze sterft spoedig af, als de plant gaat drijven en dan ontstaan uit de korte bebladerde stengel de drijvende wortels, die zo spoedig de plant weer zinkt, in de aarde dringen.
Verspreiding in Europa en in Nederland
De plant komt vooral in Midden-Europa voor in allerlei plassen. Het is een van de voornaamste planten, die bij de laagveenvorming dienst doen, vooral door de grote stofproductie. Zij is bij ons algemeen.
In ons land komen meer vrouwelijke dan mannelijke exemplaren voor.
Volksnamen
De naam scheren wordt algemeen gebruikt. Verder in Friesland wateraloe en waterstekels, in Groningen, Friesland, en de Graafschap Zutphen aalstekels en in de Graafschap Zutphen, Zuid-Holland en Utrecht kaarde.
Strati otes = van het Griekse straliotes: soldaat, hetgeen slaat op de zwaardvorm van de bladen.
aloides = alo eachtig.
Blz. 625, deel 1 van de Flora van Nederland 1909-1911 (3 delen) door H. Heukels.