Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Koetsieren

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Koetsieren is een kaartspel dat gespeeld wordt met twee tot zes spelers. Het wordt gespeeld met 32 kaarten, de zogenaamde piketkaarten. De kaartvolgorde van hoog naar laag is: aas - heer - vrouw - boer - tien - negen - acht - zeven. Tevens wordt een kaartkleur troef gemaakt door een van de spelers.

Spelregels

Elke speler krijgt vijf kaarten, waardoor er maximaal 6 spelers mee kunnen doen (30 kaarten). Het spel wordt gespeeld in vijf rondes. Een speler begint met delen. Hij geeft vijf kaarten aan elke spelers. Twee kaarten worden open op tafel voor de speler gelegd, deze kaarten kan iedereen zien. Twee kaarten worden open voor het voorhoofd van de speler gehouden. Deze kunnen alle andere spelers zien, alleen de speler van wie de kaarten zijn ziet deze kaarten niet. Een kaart wordt dicht voor de speler gelegd, deze mag de speler zelf wel zien, maar de andere spelers zien deze kaart niet. Vervolgens maakt de speler die direct links zit van de deler een van de kaartkleuren troef. Deze kleur blijft de betreffende ronde troef en een troefkaart zal altijd winnen van een niet-troefkaart. De speler direct links van de speler die troef maakt, zegt het aantal slagen dat hij denkt te gaan halen tijdens deze ronde (als er twee spelers zijn, is dit de deler). In de ronde zijn er maximaal vijf slagen te behalen. Vervolgens zeggen de overige spelers ook hoeveel slagen zij denken te gaan halen, na de eerste speler die het aantal slagen zegt, is de speler links daarvan aan de beurt om het aantal slagen te zeggen, vervolgens de speler daar weer links van etc. tot de maker van troef het aantal slagen moet zeggen. De maker van troef moet ook zeggen hoeveel slagen hij gaat halen, maar het totaal aantal slagen wat alle spelers bij elkaar zeggen, mag in totaal niet op vijf uitkomen. Dan zou het zo kunnen zijn dat iedereen het gezegde aantal slagen kan behalen.

Voorbeeld

Er doen vier spelers mee. Speler A deelt iedere speler vijf kaarten op de manier zoals hierboven is beschreven. Speler B maakt troef, in dit voorbeeld is klaver troef. Speler C zegt het aantal slagen dat hij denkt te gaan halen, in dit voorbeeld zegt hij twee slagen. Speler D zegt het aantal slagen dat hij denkt te gaan halen, in dit voorbeeld zegt hij nul slagen. Speler A zegt het aantal slagen dat hij denkt te gaan halen, in dit voorbeeld zegt hij een slag. Speler B zegt het aantal slagen, maar omdat hij gedeeld heeft mag hij niet het aantal slagen zeggen dat het totaal van het aantal gezegde slagen op vijf uitkomt. In totaal zijn er nu drie slagen gezegd (speler C haalt twee slagen, speler D haalt nul slagen en speler A haalt 1 slag). Nu mag speler B geen twee slagen zeggen, maar zal hij nul, een, drie, vier of vijf slagen moeten zeggen. In dit voorbeeld zegt hij drie slagen.

Tijdens het spel

Vervolgens beginnen de slagen. De speler die troef heeft gemaakt mag uitkomen met een willekeurige kaart. In het voorbeeld hierboven is dat speler B. Vervolgens gooit de speler links van de speler die uitkomt in de slag de volgende kaart bij. In dit voorbeeld is dat speler C. Deze speler hoeft geen kleur te bekennen en hoeft ook geen troef op te gooien, hij weet immers niet al zijn kaarten, omdat twee kaarten voor hem niet zichtbaar zijn (de kaarten die hij voor zijn voorhoofd houdt). Vervolgens gooit Speler D een kaart bij en daarna speler A. Iedere speler mag tijdens elke slag elke kaart opgooien die hij wilt. De kaartkleur die door de speler die uitkomt wordt opgegooid is leidend in de slag. In dit voorbeeld komt speler B uit. Hij gooit een ruiten negen, speler C gooit een harten aas, speler D gooit een schoppen vrouw en speler A gooit een ruiten zeven. Speler B wint deze slag omdat de kaartkleur ruiten leidend is in de slag. Speler C en speler D gooien geen ruiten en geen troef en zullen daarom deze slag niet kunnen winnen. Speler A gooit wel ruiten op, maar lager dan speler B, daarom zal speler B deze slag winnen. Speler B mag de tweede slag beginnen, omdat hij de eerste slag wint. In de tweede slag gooit hij bijvoorbeeld harten acht op, speler C gooit harten tien op, speler D gooit ruiten aas op en speler A gooit klaver zeven op. Harten is in deze slag leidend. Speler C gooit de hoogste harten op, namelijk harten tien, maar speler A gooit een troefkaart op, klaver zeven. Speler A wint deze slag omdat elke troefkaart hoger is dan alle niet-troefkaarten. De derde slag mag speler A uit, omdat hij de tweede slag won. Dit gaat zo door bij alle slagen.

Einde van het spel

Als alle vijf slagen geweest zijn, telt iedereen het aantal slagen die hij heeft gehaald. In dit voorbeeld heeft speler B twee slagen gehaald, speler C twee slagen, speler D nul slagen en speler A 1 slag. Dit betekent dat speler A, C en D het aantal gezegde slagen heeft behaald. Zij krijgen nul punten. Speler B heeft twee slagen gehaald, maar moest drie slagen behalen. Hij zit er een slag naast. Nu krijgt speler B een punt. De punten van elke ronde worden bij elkaar opgeteld. De speler die als eerste tien punten heeft, verliest het potje. De volgende ronde mag de speler links naast de vorige deler delen. In het voorbeeld hierboven is dat speler B. Speler C moet troef maken en speler D moet als eerste zeggen hoeveel slagen hij gaat halen.

Zoek op Wikidata

rel=nofollow