Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Jozef Vinck

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Jozef Vinck (Berchem, 3 december 1900  - Mortsel, 4 juli 1979) was een Belgisch kunstenaar.

Opleiding aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen, o.l.v. Frans Hens.

Leraar aan Koninklijk Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, 1943-1947

Professor aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen, 1947-1966

Lid van de Bijzondere Commissie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen

Prijzen: 1936 de prijs François Franck

              1943 prijs van Vrienden van de Volkskunst

              1944 prijs August Oleffe

              1953 penning op de Biënnale te Menton

              1969 Internationale Rembrandtprijs, Bazel- Antwerpen


Neemt vanaf 1922 samen met zijn vriend en geestesgenoot Albert van Dyck (1902-1951) regelmatig deel aan de Salons van ‘Kunst van Heden’ en ‘Als ick Kan’ te Antwerpen, ‘Oriëntations’ en ‘Les Compagnons de l’art’ te Brussel.

Omstreeks het jaar dertig kwamen Vinck en zijn tijdgenoten War van Overstraeten, Albert Dasnoy, Albert van Dyck, Henri-Victor Wolvens op de voorgrond. Het expressionisme en de avant-garde begonnen immers te tanen. Deze jongeren richtten zich eerder naar de eenvoud, naar de ongekunsteldheid, naar een zuiver natuurlijke weergave van mens en dingen, naar meer innigheid.

Met ‘De Wandelaar’ uit 1933 voelde Jozef Vinck dat hij zijn eigen stijl had gevonden. Enerzijds zijn in dit werk nog invloeden van het expressionisme aanwezig: de baksteenwarme totaaltoon van Gust de Smet en de stugheid van Brusselmans. Anderzijds beschouwde Vinck dit doek als de aanvang van zijn stijl. Hij getuigde hierover aan Joost Florquin in 1970: ‘ Daar zitten elementen in die ik verder heb behandeld en die mijn constanten zijn geworden. Wat van mezelf was, wat ik ontdekt heb, zit erin. Het is de bron van alles. En ik heb het nooit willen verkopen, omdat dit schilderij voor mij een controle is.’

Jozef Vinck had ook zijn werkterrein gevonden. De verkenning van de voorstad Mortsel, waar hij woonde, kon worden aangevat. In tegenstelling tot de ruraal ingesteld expressionisten, heeft hij, evenals zijn geestesgenoten Albert Dasnoy (1901-1992)en Henri-Victor Wolvens (1896-1977), zijn onderwerpen geput uit de half-landelijke en half-stedelijk omgeving. Hij bracht schilderijen en tekeningen voor met als motief: de Dieseghemlei en Statielei, de landhuizen, de voorstadstuintjes, de Mortselse stations ‘Oude God’ en ‘Deurnesteenweg’, de telefoon- en verlichtingspalen langs de veldwegen… Kortom Mortsel als voorstad van Antwerpen, nog voordat de Metropool de hele buurt zou inpalmen.


Op het einde van de jaren dertig oogstte de generatie van Jozef Vinck successen in de Brusselse milieus. In 1939 verenigden zich enkele kunstenaars van de nieuwe strekking, waaronder Vinck, en aldus ontstond de groep ‘Orientations’. Allen reageerden zij tegen de vervormingen van het expressionisme, maar naar de kunst van de realisten uit vorige eeuw keerden zij evenmin terug .De inspirerende proletarische grondtoon, die deze 19de-eeuwse kunstenaar bezielde, bezaten zij niet. Zij wilden doorheen de natuurlijk vorm de intense aanwezigheid van de ziel (de anima) en de geest als onderhuidse constante doorgronden. Hun werk is een compositie van een tafereel dat hen ontroerd had en dat zij in reële kleuren en verhoudingen reconstrueerden.


Hun kunstopvatting strookte met het fenomenologische denken van Edmond Husserl, dat toen furore maakte en vooral aandacht schonk aan de concreet beleefde wereld. Jozef Vinck en zijn geestesgenoten zochten niet naar de zuiver ongerepte natuur, maar naar de natuur, bewerkt en gekneed door de hand van de mens: verharde wegen, afgezet met gaslantaarns en telefoonpalen, spoorwegen met stations, kanalen door de mens gegraven, en dit in tegenstelling tot de natuurlijke Leie bij de Latemse schilders.

In 1942 kwam de definitieve doorbraak van deze nieuwe stijl. In dat jaar publiceerde Paul Haesaerts het ophefmakende manifest ‘Retour à l’humain. Sur une nouvelle tendance de l’ Art Belge. L’ Animisme.’

Trouw aan de natuur, gevoelig en poëtisch ontstonden Vincks schilderijen die Paul Haesaerts in zijn document Retour à l’humain zou beschouwen als volwaardige kunstuitingen van het door hem omschreven animisme. Deze auteur gaf Vinck een vaste plaats als paysagiste bij uitstek van zijn generatie.

In 1947 kreeg Jozef Vinck de aanstelling tot professor ‘dierenschilderen’ aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Tijdens zijn dagelijkse tochten werd hij geconfronteerd met de oudste havendokken en de noordelijke stadswijken met hun tanende glorie van heren-en redershuizen. Wat hem getroffen had te Mortsel, namelijk de eenzaamheid en de stilte, zocht en vond hij in ‘zijn’ Antwerpse buurt: verlaten straten, de leegte van een stadsplein, de oude redershuizen, de stille schepen, de verte van de stroom, de poëzie van de ruimte en het licht….

De doorbraak en het publicitaire succes van de non-figuratieve en conceptuele kunst in ons land dreigde na 1945 zijn generatie weg te spoelen. Dit is echter niet gelukt, maar wel werden Jozef Vinck en geestesgenoten doodgezwegen. Het werd een moeilijke tijd voor de kunstenaars van de zogenaamde ‘verloren generatie’. Ook Vinck werd door deze internationale stromingen beroerd, mede door zijn bijna dagelijks contact als professor met studenten en jongere collega’s. Tussen 1956 en 1959 heeft hij zelfs gewankeld. Zijn doeken vertonen de neiging tot abstraheren, en getuigen ontegensprekelijk van een gewetensstrijd. Vanaf 1960 is echter de non-figuratieve invloed in zijn oeuvre totaal verdwenen.

Het is in de jaren zestig dat de kunstenaar zijn artistieke hoogtepunt bereikte wat door dr. Walther Vanbeselaere, toenmalig hoofdconservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, reeds in 1964 werd opgemerkt: ‘ één ding staat echter vast: pas nu staat Vinck op het hoogtepunt van zijn loopbaan. De wijze waarop zijn werk een innerlijke verrijking doormaakt, aanzwelt en aan overvloed toeneemt getuigt van zijn bezieling, van de volstrekt voldragenheid van zijn vakmanschap en van zijn ongebroken werkkracht.’

Zij kleuren werden intenser, zijn composities klaarder, zijn lijnvoering strakker en zijn structuren eenvoudiger. De verte en de ruimte worden feller benadrukt en de kunstenaar besteedt veel aandacht aan een verhoogde lichtintensiteit: een helder en zuiver licht dat volgens Georges Marlier aan de banaalste thema’s een intense ontroerende kracht verleent.

De onmeedogend harde winter van 1963-1964, kwam als een onverwacht geschenk, een zegen van zwart en wit. En na die witte wonderwereld, toen de lente in al haar knoppen openbarstte in overdadige bloesems, werd het hart van Jozef Vinck bewogen tot het schilderen van boomgaarden. Als een bezetene tovert hij de bonte bloemenheerlijkheid om in een overdaad van kleuren en vormen.

De havenlandschappen die ontstonden tussen 1964 en 1967 blijven de onovertroffen meesterwerken in zijn oeuvre. Zijn voorkeur gaat naar oude verlaten dokken en stille boten, boten die liggen en wachten.

In zijn meesterwerk ‘Zondagmorgen aan de Schelde’ biedt hij een brede kijk op de stroom over de verbindingsbrug heen. De oceaanstomer wacht op de roep van de zee. Alles is in één visie overschouwd. Dankzij zijn ver-doorgedreven synthese bereikt hij in zijn havenzichten dezelfde pure eenvoud als de haventekeningen van zijn geestesgenoot Jos Hendrickx (1906-1971).

In 1969 ontving hij de benijdenswaardige Rembrandtprijs. Dit betekende de internationale waardering voor zijn oeuvre, waar naast het landschap, de stilte en het mysterieuze licht ook de mens een belangrijke rol speelt. Jozef Vinck beeldt hem uit als een eenzame wandelaar, vol aandacht voor alles wat zich rondom hem afspeelt, en nieuwsgierig voortschrijdend naar onbekende horizonten. Af en toe houdt hij halt en kijkt naar de omgeving: een oud dok, verlaten stapelhuizen, een eenzaam schip. Soms wordt hij zich ook bewust niet steeds te kunnen wandelen. Dan gaat hij tuinieren of werken op het veld. Wanneer hij zich vermoeid voelt gaat hij zich even ontspannen. Nadien zet hij zijn tocht verder, steeds aangetrokken door een mysterieus licht, dat professor Johan Vanbergen typeerde als ‘ een licht dat de mens naakt en weerloos maakt, een kosmisch verschijnsel dat te maken heeft met de lichtjaren tussen de sterren.’ Het spreekt van oorsprong en bestemming van de mens. Dit is de diepste betekenis en de blijvende waarde van deze bescheiden Vlaming van universeel formaat.

                                                                                       

Openbare verzameling: Kmska (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen), Stedelijk Museum M te Leuven, Vlaamse Gemeenschap, Gemeente Mortsel, Provinciaal Museum voor Moderne Kunst te Oostende, Musée de l’ art moderne Liège, Fortisbank (voormalige ASLK-verzameling)

Privéverzamelingen: België, Frankrijk en USA


BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE:


HAESAERTS, P., Retour à l’humain. Sur une nouvelle tendance de l’ Art Belge, Brussel, 1942

MARLIER, G., Vingt années de peinture et de sculpture. La génération de l’ entre-deux-guerres, Brussel, 1942.

VANBESELAERE, W., Jozef Vinck, Mortsel, 1964.

1966, Antwerpen, W. VANBESLAERE, De Generatie van 1900. Surrealisten. Animisten (tent.cat.), Antwerpen, 1966.

Gedenkschrift zur Verleihung des Rembrandt-Preises 1969 der Johann Wolfgang von Goethe-Stiftung an Jozef Vinck, Antwerpen, 1969.

1970, Antwerpen-Hasselt, W. VANBESELAERE, Jozef Vinck (tent.cat.), Hasslet, 1970.

1979, Venlo, Chr.BUYSSE-DHONDT, H. REDEKER en W. VANBESELAERE, De Generatie van 1900 in Nederland en België (tent. Cat.), Venlo. 1979.

1979, Brussel, EEMANS M., De Animisten, ASLK-catalogus, Brussel, 1979.

PEETERS, D., Jozef Vinck, Mortsel, 1982.

FLORQUIN, J., Ten huize van Jozef Vinck, dl. 18, Leuven-Davidsfonds, 1982, 268-294

1984, Antwerpen, Jozef Vinck. Kunstschilder. Professor (tent. Cat.), red. G. PERSOONS, Antwerpen, B1984.

1986, Antwerpen, Professoren 1945-1972. Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten (tent.cat.), red. G. PERSOONS, Antwerpen, 1986.

CAUDRON, J., Schetsen en tekeningen van de animist Jozef VInck en hun verhouding tot zijn geschilderd oeuvre (ontuigegeven lic. Verh. KULeuven), o.l.v. C. HEYMAN en G. PERSOONS, 3dln, 1986.

HEYMAN, C., Mergtekens, Leuven Faculteit Letteren, 1985, p.132.

1990, Antwerpen, Schilders van het Landelijk Leven in België, Van realisme tot post-expressionisme (tent.cat. KMSKA), Tielt, 1990

DE CLERCQ, B., art. Jozef Vinck, in Dictionnaire des peIntres belges du XIVième siècle à nos jours, Brussel, 1994, p. 1165.

CAUDRON, J., Albert van Dyck en het animisme (museumcatalogus Vlaamse Gemeenschap), Schilde, 1996.

CAUDRON, J., art .Jozef Vinck, in Antwerpse Animisten (tent.cat Museum Albert van Dyck), Schilde, 1998.

Informatie over deze kunstenaar bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie

rel=nofollow